Besluit van 7 december 1998, houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 maart 1998, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/RV/98/376;

Gelet op artikel 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 april 1998, no. W12.98.0118);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november1998, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/RV/98/37933;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.4:1, derde lid, wordt «5.14;2, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, 5.14;4, tweede lid, onderdeel a» vervangen door: 5.14:2, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, 5.14:5, derde lid, onderdeel a.

B

In artikel 5.10:1 wordt «5.24» vervangen door: 5.26.

C

In artikel 5.20:3, eerste lid, wordt «onderdeel a en onderdeel c» vervangen door: onderdelen a en c.

D

Paragraaf 5.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 5.14:1, onderdeel a, komt te luiden:

a. op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie.

2. In artikel 5.14:2, zesde lid, worden «tweede lid» en «vierde lid» vervangen door: derde lid onderscheidenlijk vijfde lid.

3. Artikel 5.14:3 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt «Mijn-reglement» vervangen door: Mijnreglement.

b. In het tweede lid, wordt «artikel 5:3, tweede lid» telkens vervangen door: de artikelen 5:3, tweede lid, en 5:5, tweede lid.

4. In artikel 5.14:5, vierde lid, wordt na «mijnbouwinstallatie» ingevoegd: of op een mijn- of boorwerk waarop het Mijnreglement 1964 van toepassing is.

5. Artikel 5.14:8 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «op of vanaf een mijnbouwinstallatie» vervangen door: op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie.

b. In het tweede lid wordt in de eerste volzin na «derde lid» ingevoegd: onderdeel a, ten aanzien van de arbeidstijd per nachtdienst«.

c. In het tweede lid vervalt in de tweede volzin «onderdeel b».

d. In het vierde lid wordt na «mijnbouwinstallatie» ingevoegd: dan wel op of vanaf een zeeschip.

E

Na artikel 5.25:3 wordt een nieuwe paragraaf met opschrift ingevoegd, die komt te luiden:

§ 5.26 Niet-nautisch personeel binnenvaart

Begrip binnenwateren
Artikel 5.26:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder binnenwateren verstaan: de binnenwateren, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

Toepasselijkheid van de paragraaf
Artikel 5.26:2
  • 1. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht aan boord van schepen op binnenwateren, met uitzondering van de schepen, bedoeld in artikel 4 van die wet, door werknemers van 18 jaar of ouder die geen bemanningslid zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van die wet.

  • 2. Paragraaf 5.1 is niet van toepassing als deze paragraaf wordt toegepast.

Onafgebroken rusttijd
Artikel 5.26:3
  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing indien de reis die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland wordt gemaakt en langer duurt dan 6 aaneengesloten dagen.

  • 2. Uitsluitend bij collectieve regeling kan gedurende ten hoogste 6 aaneengesloten weken artikel 5:3, tweede lid, van de wet buiten toepassing worden gelaten, mits de in dat artikellid bedoelde onafgebroken rusttijd, wordt gecompenseerd overeenkomstig het derde lid. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 3. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer vanaf de dag nadat het schip de binnenwateren is binnengevaren een onafgebroken rusttijd heeft waarvan de omvang wordt bepaald door de uitkomst van de berekening van het aantal dagen dat de werknemer aan boord van het schip werkzaamheden heeft verricht, vermenigvuldigd met 6 uur.

Arbeidstijd inclusief overwerk
Artikel 5.26:4
  • 1. Met uitsluiting van hetgeen in artikel 4.3:1 is bepaald, kan in afwijking van de artikelen 5:7, derde lid, en 5:9, derde lid, van de wet ten aanzien van de arbeidstijd per dienst dit artikel worden toegepast.

  • 2. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder ten hoogste éénmaal in elke periode van 2 achtereen-volgende weken 14 uren per dienst arbeid verricht.

F

Artikel 7:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduidingen «5.12;2», «5.14;6» en «5.24;2» worden vervangen door: «5.12:2», «5.14:6» en «5.24:2».

2. Na «5.14:2, vijfde en achtste lid,» wordt ingevoegd: 5.14:3, derde lid, voor zover het betreft artikel 5.14:2, vijfde en achtste lid,.

3. De eerste aanduiding «5.14:8, vierde en vijfde lid» wordt gewijzigd in «5.14:8, derde en vierde lid» en de tweede aanduiding «5.14:8, vierde en vijfde lid» vervalt.

4. Na «5.16:4, tweede lid,» wordt ingevoegd: 5.16:5, tweede lid,.

5. Na «5.25:3, tweede lid,» wordt ingevoegd: 5.26:3, derde lid, 5.26:4, tweede lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 december 1998

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Uitgegeven de vijftiende december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

De wijziging van het Arbeidstijdenbesluit die voorligt hangt nauw samen met de wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Met deze wijziging worden in dit Arbeidstijdenbesluit de hoofdstukken wegvervoer, luchtvaart, binnenvaart, zeevaart en loodsen opgenomen.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het Arbeidstijdenbesluit een aantal omissies te verbeteren (zie Artikel I, onderdelen A, B, C, D punten 2, 3 en 5b en 5c, F punten 1 tot en met 4).

ARTIKELSGEWIJS

Onderdeel D

Duikwerkzaamheden die vanaf zeeschepen worden verricht op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat, zijn in hoofdstuk 6 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (zeevaart) uitgezonderd van de toepasselijkheid van dat hoofdstuk. Dat betekent dat op het verrichten van duikwerkzaamheden op het continentaal plat de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit van toepassing zijn.

In artikel 5.14:8 is een regeling getroffen voor duikwerkzaamheden die verricht worden op of vanaf mijnbouwinstallaties. Echter, niet alle duikwerkzaamheden die ten behoeve van mijnbouw-installaties worden verricht, worden verricht vanaf de mijnbouwinstallatie. Deze duikwerkzaamheden kunnen ook verricht worden vanaf zeeschepen. Met de onderhavige wijziging van artikel 5.14:8 wordt bewerkstelligd dat alle voor duikwerkzaamheden die verricht worden ten behoeve van mijnbouwinstallaties gebruik kan worden gemaakt van dezelfde afwijkings-mogelijkheden. Bij duikwerkzaamheden die ten behoeve van mijnbouwinstallaties worden verricht, moet niet alleen gedacht worden aan werkzaamheden aan de mijnbouwinstallatie zelf, maar zij kunnen bijvoorbeeld ook betrekking hebben op het aanleggen van pijpleidingen van of naar de mijnbouwinstallatie. Eén en ander is gerealiseerd door aan het eerste lid van artikel 5.14:8 toe te voegen «ten behoeve van een mijnbouwinstallatie». In het vierde lid is toegevoegd «op of vanaf een zeeschip». In het wetsvoorstel Veegwet SZW 1998 (Kamerstukken 1998/99, 26 239) wordt voorgesteld de reikwijdte van de Arbeidstijdenwet uit te breiden van duikwerkzaamheden op of vanaf zeeschepen ten behoeve van mijnbouwinstallaties die niet onder Nederlandse vlag varen.

Onderdeel E

Hoofdstuk 5 (binnenvaart) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door bemanningsleden. Een bemanningslid is een ieder die zich als schipper, stuurman, machinist, volmatroos, matroos-motordrijver, matroos of lichtmatroos aan boord van een schip bevindt. Bemanningsleden worden ook wel aangeduid als het nautische personeel. Op het niet-nautische personeel dat arbeid verricht aan boord van binnenschepen is de Arbeidstijdenwet en het daarop gebaseerde Arbeidstijdenbesluit van toepassing.

Bij het niet-nautische personeel moet onder meer gedacht worden aan horeca-personeel en verplegend en verzorgend personeel dat arbeid verricht aan boord van pleziervaartuigen. Ook werknemers die baggerwerkzaamheden verrichten kunnen onder dit begrip vallen. Echter in paragraaf 5.1 is een afwijkende regeling opgenomen ten behoeve van baggerwerkzaamheden. Op het moment dat van paragraaf 5.1 gebruik wordt gemaakt, kan onderhavige paragraaf niet meer worden toegepast.

Het onderscheid tussen nautisch en niet-nautisch personeel in de binnenvaart is niet nieuw.Tot de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet voor de sector binnenvaart gold voor het niet-nautische personeel aan boord van binnenschepen de Arbeidswet 1919.

Afhankelijk van de soort arbeid die wordt verricht door het niet nautische-personeel, kan gebruik gemaakt worden van de afwijkingsmogelijkheden die in het Arbeidstijdenbesluit zijn opgenomen voor specifieke sectoren. Zo kan voor horeca-personeel gebruik gemaakt worden van paragraaf 5.8 van het besluit en voor het verpleging en verzorging van paragraaf 5.19. De onderhavige afwijking kan worden gebruik voor al het niet-nautische personeel op binnenvaartschepen, ongeacht de aard van de arbeid.

Artikel 5.26:3

Wanneer een reis van een binnenvaartschip aan boord waarvan ook niet-nautisch personeel arbeid verricht, geheel binnen Nederland plaatsvindt, is het mogelijk om werknemers af te lossen door andere werknemers. Wanneer de reis van het schip naar het buitenland voert is het aanzienlijk lastiger om werknemers voor hun wekelijkse rust af te laten lossen door andere werknemers. In collectief overleg kan overeengekomen worden dat, voor werknemers van 18 jaar en ouder, in dergelijke situaties de wekelijkse rust over een periode van maximaal 6 weken kan worden opgespaard en na afloop van de reis kan worden genoten. In het derde lid van artikel 5.26:3 is aangegeven hoeveel die minimale rust na een reis moet worden berekend. Dit betekent bijvoorbeeld dat na een reis van 9 dagen een onafgebroken rusttijd van 9 x 6 uur = 54 uur en na 6 weken dus een onafgebroken rusttijd van 42 x 6 uur = 252 uur moet worden genoten.

Artikel 5.26:4

Bij met name hotelschepen zijn er dagen waarop meer werk moet worden verzet dan op de gewone werkdagen. Dit zijn de zogenoemde wisseldagen, de dagen waarop de ene groep passagiers het hotelschip verlaat en een nieuwe groep passagiers aan boord komt. Het is niet altijd mogelijk om de extra werkzaamheden die op wisseldagen moeten worden verricht (o.a. het schoonmaken van het schip) uit te besteden of voor een deel te laten verrichten door een nieuwe ploeg werknemers. Artikel 4.3:1 van het Arbeidstijdenbesluit kan op deze dagen niet worden toegepast omdat er veelal geen sprake is van noodzakelijke werkzaamheden zoals bedoeld in dat artikel. Artikel 5.26:4 maakt het wel mogelijk om, wanneer dat in collectief overleg overeengekomen is, een werknemer eenmaal per twee weken 14 uur per dienst arbeid te laten verrichten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries


XNoot
1

Stb. 1998, 407, gewijzigd bij besluit van 17 november 1998, Stb. 645.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 januari 1999, nr. 7.

Naar boven