Wet van 3 december 1998, houdende goedkeuring van de op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantische Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, waarvan de tekst en de vertaling in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 1998, 80, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 2

Het op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Polen, waarvan de tekst en de vertaling in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 1998, 81, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 3

Het op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, waarvan de tekst en de vertaling in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 1998, 82, wordt goedgekeurd voor Nederland.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 december 1998

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de vijftiende december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 26 032.

Handelingen II 1998/99, blz. 333–358, 466.

Kamerstukken I 1998/99, 26 032 (54, 54a).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 1 december 1998.

Naar boven