Besluit van 8 oktober 1998, houdende wijziging van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie en het Algemeen militair ambtenarenreglement

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 16 juni 1998, nr. P/98003274;

Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid van de Ambtenarenwet alsmede artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 16 juli 1998, nr. W07.98.0261);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 2 oktober 1998, nr. P/98006589;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie1 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 3, vierde lid, wordt «3°en 4°» vervangen door: 3° tot en met 5°;

B. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder e, komt te vervallen;

2. In het tweede lid wordt «een van de in het eerste lid, onderdelen d en e genoemde categorieën» vervangen door: de in het eerste lid, onderdeel d, genoemde categorie;

3. Opgenomen wordt een vierde lid, dat luidt:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, en het tweede lid behoudt de ambtenaar die zich in werkelijke militaire dienst bevindt zijn aanspraken voor hem en zijn gezinsleden bedoeld in artikel 3.

ARTIKEL II

Artikel 90a van het Algemeen militair ambtenarenreglement2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid, onder a, komt te luiden als volgt:

a. de militair die niet doorlopend in werkelijke dienst is, dan wel de met toepassing van artikel 11 tijdelijk aangestelde militair, indien hij naar verwachting voor een periode van minder dan 100 dagen aaneengesloten in werkelijke dienst zal verblijven en diens gezinsleden, alsmede degene die tijdens een vredes- of humanitaire operatie in het buitenland plaatselijk is geworven en met toepassing van artikel 11 tijdelijk is aangesteld als militair, en diens gezinsleden;

2. Na vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende als volgt:

  • 7. De minister vergoedt, op bij ministeriële regeling vast te stellen wijze, de ten laste van de in het zesde lid, onder a genoemde militairen blijvende kosten van de ziektekostenverzekering die zij als burger verplicht of vrijwillig voor zichzelf hebben afgesloten, voor de duur van de periode waarin zij als militair in werkelijke dienst verblijven.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 oktober 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Uitgegeven de vijftiende december 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De krijgsmacht kan zich in het kader van deelname aan vredes- en humanitaire operaties voor situaties zien gesteld, waarin het noodzakelijk is om voor korte duur te beschikken over een zeer specifieke deskundigheid. Het is niet doelmatig om voor dergelijke kortdurende situaties de benodigde specifieke deskundigheid permanent in de organisatie beschikbaar te hebben en te houden c.q. het vereiste kennisniveau op peil te houden in de vorm van militaire functies.

In voorkomend geval worden daarom ten behoeve van vredes- en humanitaire operaties tijdelijk deskundigen van buiten de organisatie aangeworven.

Indien sprake is van inzet van die deskundigen in het operatiegebied zelf worden zij met toepassing van artikel 11 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) tijdelijk aangesteld als militair.

In bepaalde gevallen beschikken burgerlijke ambtenaren van Defensie over de vereiste deskundigheid. Bij inzet in het operatiegebied worden zij tijdelijk aangesteld als militair en worden zij geacht in hun burgerlijke betrekking buitengewoon verlof te genieten. In die situatie konden zich in het verleden samenloopproblemen voordoen inzake ziektekostenaanspraken. Met dit besluit zijn die samenloopproblemen opgeheven.

Daarnaast is in dit besluit als uitvloeisel van de Nota reservistenbeleid (Kamerstukken II 1995/ 1996, 24 400 X, nr. 104) bepaald dat de kosten van een ziektekostenverzekering die de reservist, die minder dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke dienst is, voor zichzelf als burger verplicht of vrijwillig heeft afgesloten worden vergoed, voor de duur van de periode waarin hij als militair in werkelijke dienst is.

Omwille van een gelijke behandeling is die bepaling eveneens van toepassing op de hierboven bedoelde tijdelijk aangestelde militair, die minder dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke dienst is.

Artikelsgewijs

Artikel I

A. Dit betreft een technische wijziging.

B. De wijziging van artikel 4 van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie (IZBAD) heeft tot gevolg dat de burgerlijke ambtenaar die tijdelijk wordt aangesteld als militair, gedurende de periode dat hij als militair in werkelijke dienst is, zijn vollledige aanspraken ingevolge het IZBAD voor zichzelf en zijn gezinsleden behoudt.

Artikel II

Militairen in werkelijke dienst ontvangen geneeskundige verzorging door of vanwege de militair geneeskundige diensten.

De financiering van die zorgverlening is met ingang van 1 januari 1995 gesplitst in een deel dat kan worden beschouwd als het in reguliere ziektekostenverzekeringen afgedekte risico en in een deel dat voor risico van de minister van Defensie komt omdat daarbij sprake is van een rechtstreekse relatie met de uitoefening van het militaire bedrijf in de vorm van vliegen, inzet (bij vredes- en humanitaire operaties), varen en oefenen.

Het normale verzekeringsrisico is ondergebracht in een verplichte ziektekostenverzekering voor militairen bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).

Bij de invoering van de SZVK-verzekering is ten aanzien van reservisten, die voor minder dan 100 dagen in werkelijke dienst treden, naar analogie van het bepaalde in artikel 1, eerste lid onder o, van het Aanwijzingsbesluit verplicht verzekerden Ziekenfondswet, bepaald dat zij gedurende die periode geen aanspraken kunnen ontlenen aan de SZVK-verzekering. Zij zijn over die periode wel SZVK-premie verschuldigd.

Daar staat tegenover dat zij in voorkomend geval ingevolge artikel 93, eerste lid van het AMAR voor rekening van het rijk volledige aanspraak hebben op geneeskundige verzorging door of vanwege de militair geneeskundige diensten, waardoor er per saldo weliswaar niet formeel maar wel feitelijk sprake is van evenwicht in de rechtspositie op dit terrein tussen de beroepsmilitair en de reservist.

Met de wijziging van artikel 90a van het AMAR is beoogd de tijdelijk aangestelde militair die minder dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke dienst is in diezelfde positie te brengen.

Tevens is met die wijziging beoogd te voorkomen dat lokale krachten (zoals tolken) die tijdelijk zijn aangesteld als militairen, ongeacht de duur van de aanstelling, aanspraken zouden kunnen ontlenen aan de ziektekostenverzekering voor militairen.

Teneinde te voorkomen dat voor de reservist en de tijdelijk aangestelde militair, die minder dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke dienst verblijven, gedurende die periode naast het werknemersdeel van de premie voor de SZVK-verzekering ook (het werknemersdeel van) de premie voor de ziektekostenverzekering die zij als burger voor zichzelf hebben afgesloten te eigen laste blijven wordt (het werknemersdeel van) de premie voor hun civiele verzekering vergoed.

Aangezien ingevolge het zesde lid, onder a van artikel 90a AMAR ook voor gezinsleden geen aanspraken aan de SZVK-verzekering kunnen worden ontleend kunnen die gezinsleden niet voor medeverzekering worden aangemeld, waardoor voor hen ook geen premie voor die verzekering is verschuldigd. Daarom bestaat er geen reden om de voor hen verschuldigde premie van de civiele verzekering te vergoeden.

Over dit besluit is overeenstemming bereikt in het overleg met de centrales van overheidspersoneel in de sectorcommissie Defensie.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Stb. 1993, 341, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 maart 1996, Stb. 169.

XNoot
2

Stb. 1982, 279, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 augustus 1998, Stb. 528.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven