Besluit van 18 november 1998 tot wijziging van het
Besluit woninggebonden subsidies 1995 in verband met de wet van 1 juli 1998
tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten
in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving (Stb.
459)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 30 september 1998, nr. MJZ98093433, Centrale
Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 67, 68, 81 en 82, derde lid, van de Woningwet;
De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 1998, nr. W08.98.0455);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 november 1998, nr. MJZ98108175,
Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel I
Het Besluit woninggebonden subsidies 19951 wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 4, derde lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
2°. voor standplaatsen die worden gebouwd ter vervanging van standplaatsen:
het aantal standplaatsen en woonwagens op regionale centra als bedoeld in
de bijlage, behorende bij de artikelen 2, derde lid, 5, 26 en 82 van de Huisvestingswet,
en.
B
Artikel 26, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de bouw van de standplaats samen met de bouw van andere standplaatsen
in de onmiddellijke nabijheid daarvan strekt tot vervanging van standplaatsen
die zijn gelegen op een regionaal centrum als bedoeld in de bijlage, behorende
bij de artikelen 2, derde lid, 5, 26 en 82 van de Huisvestingswet,
en het budgethoudende bestuursorgaan een termijn heeft gesteld waarbinnen
dat centrum moet zijn opgeheven of verkleind, en.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 1 juli
1998 tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten
in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving (Stb.
459) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 18 november 1998
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes
Uitgegeven de zevenentwintigste november 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
In dit besluit zijn de artikelen in het Besluit woninggebonden subsidies
1995 gewijzigd waarin wordt verwezen naar de Woonwagenwet. Deze wet wordt
ingetrokken met de inwerkingtreding van de wet van 1 juli 1998 tot wijziging
van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met
de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving (Stb. 459). De wijzigingen
zijn van technische aard. De noodzakelijke technische wijzigingen in andere
algemene maatregelen van bestuur (alle op het terrein van milieubeheer) zijn
separaat opgenomen in een ander wijzigingsbesluit. De splitsing houdt verband
met de verschillen in inspraak- en voorhangprocedures op grond van de Woningwet
en de Wet geluidhinder.
Voor de goede orde zij vermeld dat de volgende algemene maatregelen van
bestuur, gebaseerd op de Woonwagenwet, als gevolg van voornoemde wet vervallen:
1. Woonwagenreglement (gebaseerd op artikelen 17 en 18, eerste lid, van
de Woonwagenwet);
2. Besluit werk en kosten woonwagencentra (gebaseerd op de artikelen 12,
derde lid, en 13 van de Woonwagenwet);
3. Besluit huurprijzen standplaatsen voor woonwagens (gebaseerd op artikel
9 van de Woonwagenwet).
In artikel 4, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van het Besluit woninggebonden
subsidies 1995 wordt thans verwezen naar de bijlage, behorende bij de artikelen
2, derde lid, 5, 26 en 82 van de Huisvestingswet omdat daarin de te saneren
of te deconcentreren centra staan vermeld.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes
XNoot
1Stb. 1994, 744, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 februari 1998,
Stb. 135.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.