Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1998, 647 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1998, 647 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 13 juni 1997, no. J. 976032, Directie Juridische Zaken;
Gelet op Richtlijn nr. 95/70/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (PbEG L 332);
Gelet op de artikelen 15, eerste lid, onderdeel e, en vierde lid, 86, tweede lid, onderdeel b, 102, 108 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
De Raad van State gehoord (advies van 27 augustus 1997, no. W11.97.0351);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 9 juli 1998, no. J. 986139, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b. richtlijn 95/70/EG: Richtlijn 95/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (PbEG L 332);
c. productschap: Produktschap Vis.
1. Onze Minister kan de medewerking vorderen van het bestuur van het productschap bij het opzetten en uitvoeren van een bewakings- en bemonsteringsprogramma als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn 95/70/EG. De te vorderen medewerking kan betrekking hebben op door het productschap bij verordening nader te stellen regelen.
2. De krachtens de in het eerste lid bedoelde verordening vastgestelde nadere voorschriften en genomen besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
3. Een wijziging van artikel 4, eerste lid, van richtlijn 95/70/EG gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 2 van het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:
De zinsnede «en de klasse beenvissen» wordt vervangen door: , de klasse beenvissen en de klasse tweekleppigen.
Het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 worden, onder verlettering van de onderdelen h en i tot k en l, drie nieuwe onderdelen h, i, en j ingevoegd, luidende:
h. in de handel brengen: het onder zich hebben of uitstallen met het oog op de uiteindelijke verkoop, het te koop stellen, het verkopen, het leveren, de overdracht of iedere andere vorm van in de handel brengen, met uitzondering van de verkoop in de detailhandel;
i. tweekleppigenbedrijf: inrichting of ieder geografisch begrensd gebied waar tweekleppigen worden gekweekt of gehouden om in de handel te worden gebracht;
j. abnormale sterfte:
I. plotselinge sterfte van 15% of meer van de tweekleppigen op een tweekleppigenbedrijf, met uitzondering van een broedbedrijf of een kweekbedrijf waar kweeksystemen worden gebruikt, die zich tussen twee waarnemingen heeft ingezet en waarvan de aard en de ernst binnen 15 dagen na de tweede waarneming is bevestigd of
II. het niet verkrijgen van larven op een broedbedrijf van tweekleppigen wanneer gedurende een bepaalde periode enkele malen na elkaar broed is uitgezaaid of
III. een aanzienlijke sterfte van 15% of meer in een groot aantal kweeksystemen op een kweekbedrijf van tweekleppigen waar kweeksystemen worden gebruikt;
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de woorden «Onze Staatssecretaris van» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid,.
2. In het tweede lid, worden de woorden «Onze Staatssecretaris van» vervangen door: Onze Minister van.
Na artikel 6 worden twee nieuwe artikelen 6a en 6b toegevoegd, luidende:
1. Indien sprake is van plotselinge sterfte onder tweekleppigen op een tweekleppigenbedrijf, met uitzondering van een broedbedrijf of een kweekbedrijf waar kweeksystemen worden gebruikt, dient de houder binnen 15 dagen na de constatering hiervan, de aard en de ernst van de sterfte vast te stellen.
2. Indien sprake is van abnormale sterfte onder tweekleppigen op een tweekleppigenbedrijf geeft de houder of de dierenarts hiervan terstond kennis aan de burgemeester van de gemeente waar de tweekleppigen zich bevinden.
1. De houder van tweekleppigen, die gehouden worden om in de handel te worden gebracht, laat zijn tweekleppigenbedrijf registeren.
2. De registratie vindt plaats in een register dat wordt bijgehouden door de Directeur van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees.
3. De houder van tweekleppigen, die gehouden worden om in de handel te worden gebracht, houdt aantekening:
a. van de levende tweekleppigen die aan het tweekleppigenbedrijf worden toegevoegd, met alle gegevens inzake levering, aantal of gewicht, groeistadium en herkomst en;
b. van de levende tweekleppigen die van het tweekleppigenbedrijf worden afgevoerd om, met het oog op het in de handel brengen daarvan opnieuw in het water te worden gebracht, met gegevens inzake verzending, aantal of gewicht, groeistadium en bestemming, en
c. van de abnormale sterfte onder tweekleppigen.
4. De gegevens, genoemd in het derde lid, worden zo spoedig mogelijk na een mutatie bijgewerkt en worden 4 jaar bewaard.
Artikel 7 komt te luiden:
Het Besluit verdachte dieren3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdeel hh in oo, worden de volgende onderdelen toegevoegd:
hh. bonamiasis veroorzaakt door Bonamia ostreae: 3 maanden;
ii. marteiliosis veroorzaakt door Marteilia refringens: 1 maand;
jj. marteiliosis veroorzaakt door Marteilia sidneyi: 3 maanden;
kk. haplosporidiosis veroorzaakt door Haplosporidium nelsoni of Haplosporidium costale: 3 maanden;
ll. perkinosis veroorzaakt door Perkinsus marinus of Perkinsus olseni: 3 maanden;
mm. mikrokytosis veroorzaakt door Mikrokytos mackini of Mikrokytos roughleyi: 3 maanden;
nn. iridovirosis veroorzaakt door Oyster velar virus: 3 maanden.
2. In het nieuwe onderdeel oo vervalt de zinsnede «dan in de onderdelen a tot en met gg genoemde»
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdeel ff in mm, worden de volgende onderdelen toegevoegd:
ff. 3 maanden bij bonamiasis veroorzaakt door Bonamia ostreae;
gg. 1 maand bij marteiliosis veroorzaakt door Marteilia refringens;
hh. 3 maanden bij marteiliosis veroorzaakt door Marteilia sidneyi;
ii. 3 maanden bij haplosporidiosis veroorzaakt door Haplosporidium nelsoni of Haplosporidium costale;
jj. 3 maanden bij perkinosis veroorzaakt door Perkinsus marinus of Perkinsus olseni;
kk. 3 maanden bij mikrokytosis veroorzaakt door Mikrokytos mackini of Mikrokytos roughleyi;
ll. 3 maanden bij iridovirosis veroorzaakt door Oyster velar virus;
2. In het nieuwe onderdeel mm vervalt de zinsnede «dan de in de onderdelen a tot en met ee genoemde».
Het Besluit niet gehouden dieren4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
b. abnormale sterfte: plotselinge sterfte van 15% of meer van niet gehouden tweekleppigen, die zich tussen twee waarnemingen heeft ingezet en waarvan de aard en de ernst binnen 15 dagen na de tweede waarneming is bevestigd.
Aan artikel 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
4. Iemand die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat sprake is van abnormale sterfte onder niet gehouden tweekleppigen geeft hiervan terstond kennis aan de burgemeester van de gemeente waar de dieren zich bevinden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de zesentwintigste november 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Het onderhavige besluit wijzigt regelgeving gebaseerd op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) op het gebied van dierziektebestrijding. Het besluit strekt ter implementatie van richtlijn nr. 95/70/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (PbEG 1995, L332).
In deze richtlijn wordt bepaald dat:
– alle bedrijven waar tweekleppigen worden gekweekt geregisteerd moeten worden door de officiële dienst;
– op alle bedrijven waar tweekleppigen worden gekweekt een registratie wordt bijgehouden van alle tweekleppigen die aan het bedrijf worden toegevoegd en weer van het bedrijf worden afgevoerd om opnieuw in het water te worden gebracht;
– in alle bedrijven waar tweekleppigen worden gehouden, in exploitatiegebieden en op geëxploiteerde natuurlijke banken van tweekleppigen een bewakings- en bemonsteringsprogramma wordt uitgevoerd teneinde abnormale sterfte te constateren;
– elke vermoede aanwezigheid van bepaalde aangewezen dierziekten en elke geconstateerde abnormale sterfte bij de officiële dienst moet worden gemeld;
– ten aanzien van bedrijven of gebieden waar abnormale sterfte of een bepaalde aangewezen dierziekte wordt geconstateerd een afvoerverbod geldt, tenzij de officiële dienst toestaat dat er verplaatsingen plaatsvinden naar bedrijven, exploitatiegebieden of geëxploiteerde natuurlijke banken die besmet zijn met dezelfde ziekte, voorzover het verplaatsingen binnen het grondgebied van de lid-staat betreft.
2. Artikelsgewijze toelichting
Het kan, gelet op het feit dat het Produktschap Vis reeds diverse bewakings- en bemonsteringsprogramma's heeft vastgesteld, wenselijk zijn ten aanzien van het opzetten en uitvoeren van het door artikel 4, eerste lid, van richtlijn 95/70/EEG verplicht gestelde bewakings- en bemonsteringsprogramma de medewerking van het bestuur van het Produktschap Vis te vorderen. Dit artikel biedt daartoe de mogelijkheid.
Artikel 3 betreft een wijziging van het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten. In dat Besluit zijn soorten of categorieën van dieren aangewezen, ter aanvulling van de reeds in artikel 15, eerste lid, van de GWWD genoemde, waarop het wettelijke regime van dierziektebestrijdingsmaatregelen kan worden toegepast. Dit betreft de maatregelen genoemd in afdeling 3 van hoofdstuk II van de GWWD, zoals het afzonderen of onschadelijk maken van zieke en verdachte dieren. Ingevolge artikel 3 wordt de klasse tweekleppigen toegevoegd aan het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten.
De dierziekten die ingevolge de richtlijn bij tweekleppigen bestreden moeten worden, zijn aangewezen in de op artikel 15, aanhef, van de GWWD gebaseerde Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten.
Het gevolg van de aanwijzing van een besmettelijke dierziekte bij aangewezen soorten of categorieën van dieren is dat, ingevolge de artikelen 19 en 100 van de GWWD, de houder van een dier dat verschijnselen van de aangewezen dierziekten vertoont, en de dierenarts, daarvan terstond aangifte moeten doen bij de burgemeester van de gemeente waar het dier zich bevindt (aangifteplicht).
De aangifteplicht uit Richtlijn 95/70/EEG verschilt echter van de aangifteplicht van de artikelen 19 en 100 GWWD. Ingevolge de richtlijn moet niet alleen melding worden gedaan van de aanwezigheid van ziekten, maar ook van het constateren van abnormale sterfte onder de tweekleppigen.
Artikel 111 GWWD biedt een basis om ter uitvoering van EU-verplichtingen bij algemene maatregel van bestuur af te wijken van de wet. Ingevolge artikel 4, onderdeel C, van het onderhavige besluit wordt, in het mede op artikel 111 GWWD gebaseerde Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten (Stb. 1996, 156), een aangifteplicht voor de houders van tweekleppigen en de dierenarts voorgeschreven die afwijkt van de artikelen 19 en 100 van de wet: de houder en de dierenarts dienen tevens kennis te geven van abnormale sterfte.
Tevens is ingevolge artikel 4, onderdeel A, een definitie van abnormale sterfte opgenomen. Aan de hand van waarnemingen kan worden bepaald of sprake is van abnormale sterfte. Iedere houder van tweekleppigen zal periodiek zijn dieren bekijken, waarbij hij kan stuiten op plotselinge sterfte. Ter bevestiging van het feit dat sprake is van abnormale sterfte en niet van sterfte door bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden, moet 15 dagen na de constatering van plotselinge sterfte, nogmaals bekeken worden of de sterfte zich heeft doorgezet en 15% of meer van de tweekleppigen dood is.
Er zij met nadruk op gewezen dat deze verplichting wordt ingegeven door de unieke situatie waarin tweekleppigen zich ten opzichte van hun houder bevinden in vergelijking met andere diersoorten. De tweekleppigen onttrekken zich immers aan het zicht van de houder. Het is voor de houder daarom niet altijd duidelijk of sterfte wordt veroorzaakt door een ziekte. Teneinde premature meldingen te voorkomen wordt voorgeschreven dat de houder na 15 dagen nogmaals onderzoekt of de sterfte zich heeft doorgezet.
De aangifteplicht uit artikel 4, onderdeel C, heeft betrekking op tweekleppigen op een bedrijf. Onder bedrijf wordt verstaan een inrichting of ieder geografisch begrensd gebied, ook een verwater-, productie- of heruitzettingsgebied, waar tweekleppigen worden gekweekt of gehouden om uiteindelijk in de handel te worden gebracht.
Aan het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten wordt een nieuw artikel 6b toegevoegd, waarin de registratieplicht van de bedrijven waar tweekleppigen worden gekweekt of gehouden om uiteindelijk in de handel te worden gebracht, met uitzondering van de detailhandel, alsmede het bijhouden van de aan- en afvoer, wordt voorgeschreven. De richtlijn beperkt deze verplichting tot de bedrijven waar tweekleppigen worden gekweekt. Aangezien veterinaire risico's zich niet beperken tot het kweken van tweekleppigen, wordt de registratieplicht in het onderhavige besluit voorgeschreven voor alle bedrijven waar tweekleppigen worden gehouden, zoals bijvoorbeeld de «natte pakhuizen». Ingevolge artikel 12, tweede lid, van de richtlijn zal de Commissie in kennis worden gesteld van het feit dat deze bepaling strenger is dan de richtlijn.
Onder andere dient het groeistadium geregistreerd te worden. Hiermee wordt gedoeld op het zaad-, halfwas- of consumptiestadium van de tweekleppigen.
Ingevolge artikel 4, onderdeel D, wordt artikel 7 van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten zodanig aangepast dat de schadevergoeding die wordt verstrekt indien zieke dieren in het kader van dierziektebestrijding worden gedood voor alle diersoorten 50% van de waarde in gezonde toestand bedraagt.
Na een melding van de constatering van abnormale sterfte of van een verdenking van de aanwezigheid van een ziekte onder tweekleppigen, wordt namens de officiële dienst, de Rijksdienst voor de keuring voor Vee en Vlees (RVV), epizoötiologisch onderzoek verricht om te bezien of daadwerkelijk sprake is van een ziekteverwekker. In afwachting van de resultaten van het onderzoek wordt door de officiële dienst een afvoerverbod voor het betreffende bedrijf ingesteld op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel i, GWWD.
Ingevolge artikel 5 wordt in artikel 5 van het Besluit verdachte dieren de termijn opgenomen gedurende welke tweekleppigen verdacht blijven en derhalve niet afgevoerd mogen worden.
Om veterinaire risico's zoveel mogelijk te vermijden is deze termijn gelijkgeschakeld met de termijn gedurende welke een door een aangewezen ziekte aangetaste tweekleppige andere tweekleppigen heeft kunnen besmetten. Deze termijn wordt ingevolge artikel 5 aan artikel 3 van het Besluit verdachte dieren toegevoegd. Voordat een dier verdacht of besmet is, heeft het namelijk gedurende een bepaalde tijd andere dieren die zich in de nabijheid bevonden, kunnen besmetten. Deze termijn komt overeen met de incubatietijd. Het is van belang deze termijn te weten in het kader van het terugtraceren door de officiële dienst van tweekleppigen die inmiddels elders zijn heruitgezet en die ook besmet kunnen zijn geraakt doordat ze in de aanwezigheid hebben verkeerd van het besmette dier. De officiële dienst stelt vervolgens tevens een afvoerverbod in voor de bedrijven waar die tweekleppigen zijn heruitgezet.
Ingevolge artikel 6 wordt in het op artikel 102 GWWD gebaseerde Besluit niet gehouden dieren een aangifteplicht opgenomen voor een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat sprake is van abnormale sterfte onder niet gehouden tweekleppigen, dat wil zeggen tweekleppigen op natuurlijke gronden. Tot dusverre gold op grond van laatstbedoeld besluit slechts een algemene aangifteplicht voor een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een niet gehouden dier verschijnselen vertoont van een besmettelijke dierziekte.
Het onderhavige besluit wijzigt onder meer het Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten. In laatstgenoemd besluit worden thans de tweekleppigen aangewezen als categorie van dieren waarop het regime van dierziektebestrijdingsmaatregelen, bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk II van de GWWD kan worden toegepast. Onder meer kan krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel f, van de GWWD worden besloten deze dieren te doden. Indien dat het geval is, wordt aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade toegekend, die ingevolge het nieuwe artikel 7 van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten 50% van de waarde van de dieren in gezonde toestand bedraagt. Naar verwachting zullen er voor zover het betreft de tweekleppigen geen dan wel uiterst geringe financiële consequenties voor de rijksoverheid uit het onderhavige besluit voortvloeien. Richtlijn 95/70/EG verplicht namelijk de lidstaten niet tot ruiming indien tweekleppigen op een bedrijf ziek zijn of van ziekte worden verdacht.
Daarnaast geldt dat het praktisch gezien veelal onmogelijk zal zijn tot ruiming over te gaan, omdat de tweekleppigen zich veelal bevinden in wateren als de Oosterschelde, de Westerschelde en de Waddenzee. Een en nader staat ruiming fysiek in de weg, omdat de daartoe benodigde droogmaking van de desbetreffende percelen uit de aard der zaak niet mogelijk is.
Voor het zeer uitzonderlijke geval dat toch ruiming noodzakelijk zal zijn, zijn met het Produktschap Vis nadere afspraken gemaakt over de financiering van eventuele schadeloosstellingen almede over de financiering van bewakings- en bemonsteringsprogramma's.
4. Bedrijfseffecten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De regels in dit besluit richten zich tot de 200 bedrijven die tweekleppigen kweken of houden om deze uiteindelijk in de handel te brengen.
Het toezicht op de naleving van dit besluit geschiedt ingevolge de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, door de ambtenaren van de RVV, alsmede door de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst. Het betreft een uitbreiding van de werkzaamheden, maar deze kunnen ingepast worden binnen de bestaande controles die reeds binnen deze sector plaatsvinden.
Het Produktschap Vis is in de gelegenheid gesteld haar opmerkingen kenbaar te maken over de onderhavige implementatie van richtlijn 95/70/EG. Het Produktschap heeft aangegeven in grote lijnen hiermee te kunnen instemmen, doch heeft een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Allereerst merkt het Produktschap op de termijn van vier jaar, bedoeld in het nieuwe artikel 6b, vierde lid, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, te lang te vinden. Aangezien evenwel de termijn van vier jaar rechtstreeks voortvloeit uit artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, kan het verzoek van het Produktschap om een kortere termijn toe te passen niet worden gehonoreerd. Daarnaast pleit het Produktschap voor aangifte bij een andere instantie dan de burgemeester, indien het nieuwe artikel 6a van het eerdergenoemde besluit van toepassing is, bijvoorbeeld bij het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO). De systematiek van de GWWD laat een dergelijke opzet evenwel niet toe. Aangifte bij de burgemeester is immers verplicht voorgeschreven in artikel 19 van die wet. Overigens is de praktijk zo dat de desbetreffende burgemeester nadat aangifte is gedaan de RVV zal inlichten, welke vervolgens zowel het RIVO als het Produktschap van de aangifte op de hoogte zal stellen.
Met de overige opmerkingen van het Produktschap is rekening gehouden in het besluit, dan wel zal rekening worden gehouden in de uitvoeringsfase.
Op grond van artikel 110 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren moet een krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. Binnen 30 dagen na de overlegging kan door ten minste vijfde van het grondwettelijk aantal leden van één der Kamers de wens te kennen worden gegeven dat de inwerkingtreding bij de wet zal worden geregeld. Gelet op deze voorhangprocedure zal het onderhavige besluit, dat deels op artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de GWWD is gebaseerd, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Mede gelet op het feit dat de implementatietermijn op 1 juni 1997 is verstreken, zal dit tijdstip zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de op grond van artikel 110 GWWD geldende termijn van 30 dagen gelegen zijn. Uiteraard geldt dit alleen, indien de Kamer afziet van een inwerkingtreding bij wet.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | Artikel 1, onder j, Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten |
artikel 3, eerste en tweede lid | Artikel 114 e.v. GWWD en artikelen 5.13 en 5.15 tot en met 5.20 Algemene wet bestuursrecht en artikelen 1, onder i, en 6b Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten |
artikel 4, eerste lid | Artikel 2 van het onderhavige besluit alsmede Regelgeving produktschap |
artikel 4, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 5, eerste lid | Artikel 2 Besluit aanwijzing diersoorten besmettelijke dierziekten en artikel 6a Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten en artikel 8a Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten en artikel 2, vierde lid, van het Besluit niet gehouden dieren. |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel a | Artikel 114 e.v. GWWD en artikelen 5.13 en 5.15 tot en met 5.20 Algemene wet bestuursrecht |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel b | artikel 22, eerste lid, onderdeel i GWWD |
Artikel 5, derde lid | behoeft geen implementatie. |
Artikel 5, vierde lid | Artikel 114 e.v. GWWD en artikelen 5.13 en 5.15 tot en met 5.20 Algemene wet bestuursrecht |
Artikel 5, vijfde lid, tot en met artikel 14 | behoeven geen implementatie |
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 december 1998, nr. 235.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-647.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.