Wet van 4 februari 1998 tot vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren en dat overigens de inrichting van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds moet geschieden met inachtneming van de bepalingen van de Financiële-verhoudingswet;

dat het voorts wenselijk is de Gemeentewet te wijzigen op het punt van de verlichting van de lokale lasten voor burgers;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De begroting van de uitgaven van het gemeentefonds voor het jaar 1998 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen.

Artikel 2

De begroting van de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1998 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat, onderdeel ontvangsten.

Artikel 3

Het verplichtingenbedrag bedoeld in artikel 5 van de Financiële-verhoudingswet terzake van de algemene uitkering, vermeerderd of verminderd met de uitkeringen ex artikel 2 en 6 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, en de aanvullende uitkeringen wordt voor het uitkeringsjaar 1998 vastgesteld op f 21 956 800 000.

Artikel 4

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 oktober 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten c.a. (belastingplan 1998) (kamerstukken II 1997/98, 25 691) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 229d van de Gemeentewet1 te luiden als volgt:

Artikel 229d

  • 1. Voor diegenen die bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig zijn voor:

    a. de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a, of artikel 221, eerste lid, onderdeel a, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen;

    b. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, ter zake van het gebruik van de riolering voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater;

    c. een recht op grond van artikel 229, eerste lid, dan wel een heffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer ter zake van het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen,

    wordt het belastingbedrag ter zake van de belastingen, bedoeld in onderdeel a, dan wel een van de belastingen bedoeld in onderdelen b en c, verminderd met f 100. Het bedrag van de vermindering wordt afzonderlijk vermeld op het aanslagbiljet.

  • 2. Indien het bedrag na vermindering negatief is, wordt een aanslag tot dat negatieve bedrag vastgesteld.

  • 3. Als het in het eerste lid bedoelde bedrag in mindering wordt gebracht op het belastingbedrag ter zake van een van de belastingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, wordt bij de vaststelling van het tarief van de desbetreffende belasting het totale bedrag van de verminderingen niet in mindering gebracht op de geraamde baten.

Artikel 5

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het onderhavige begrotingsjaar. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1 januari treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 februari 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de twaalfde februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Begrotingsstaat behorende bij de Wet van 4 februari 1998, Stb. 64

Begroting 1998

gemeentefonds

Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting
verplichtingenuitgaven
  TOTAAL 22 126 400
     
01 Algemeen 6 900
 03Kosten onderzoek verdeelmaatstaven5 5005 500
 04Kosten Waarderingskamer1 4001 400
     
02 Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkeringen over vorige jaren 21 496 800
 01Algemene uitkering, vermeerderd of verminderd met de uitkeringen ex art. 2 en 6 van de IFvw en de aanvullende uitkeringen21 956 80021 496 800
     
03 Integratie-uitkeringen met inbegrip van de netto-uitkeringen over vorige jaren 622 700
 02Integratie-uitkering WUW-middelen gemeentefonds152 400152 400
 06Integratie-uitkering huisvesting onderwijs251 000251 000
 09Integratie-uitkering sociale vernieuwing144 300144 300
 10Integratie-uitkering lokale lasten bedrijfsleven75 00075 000

Ons bekend,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Begrotingsstaat behorende bij de Wet van 4 februari 1998, Stb. 64

Begroting 1998

gemeentefonds

Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting
   ontvangsten
  TOTAAL22 126 400
    
01 Algemeenmemorie
 04Terugontvangsten Waarderingskamermemorie
 05Terugontvangsten Raad voor de financiële-verhoudingenmemorie
    
02 Ontvangsten ex artikel 4 Financiële-verhoudingswet22 126 400

Ons bekend,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 1997, Stb. 737.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 600 C.

Handelingen II 1997/98, blz. 3203–3204.

Kamerstukken I 1997/98, 25 600 C (205, 230).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 3 februari 1998.

Naar boven