Besluit van 10 november 1998, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 6.9, vijfde lid, 7.1 en 7.5 van de Telecommunicatiewet (Besluit ONP huurlijnen en telefonie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 juni 1998, nr. HDTP/98/1645/MD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (PbEG L 165), richtlijn nr. 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PbEG L 101), richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 199) en op de artikelen 6.9, vijfde lid, 7.1 en 7.5 van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, no. W09.98.0237);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 1998, nr. HDTP/98/3356/MD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1 Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. wet: Telecommunicatiewet;

b. richtlijn 92/44/EEG: richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (PbEG L 165), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie (PbEG L 295);

c. aanbieder van huurlijnen: aanbieder van huurlijnen, die krachtens artikel 7.2 door het college is aangewezen;

d. contractant: degene die met een aanbieder van huurlijnen een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot het leveren van een huurlijn;

e. richtlijn 98/10/EG: richtlijn nr. 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PbEG L 101), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

Paragraaf 2 Huurlijnen

Artikel 2

Een aanbieder van huurlijnen levert huurlijnen die transparant zijn en die de contractant naar eigen inzicht ongestructureerd kan gebruiken, hetgeen onder meer wil zeggen zonder dat daarbij kanaaltoewijzingen worden verboden of voorgeschreven.

Artikel 3

Een aanbieder van huurlijnen is niet gerechtigd technische beperkingen op te leggen of te handhaven ten aanzien van de onderlinge koppeling van huurlijnen of de koppeling van huurlijnen aan een openbaar telecommunicatienetwerk.

Artikel 4

  • 1. Een aanbieder van huurlijnen is gerechtigd het leveren van een huurlijn te weigeren, te onderbreken, te beperken of te beëindigen teneinde het functioneren van het openbaar telecommunicatienetwerk gedurende een noodsituatie te waarborgen. Onder een noodsituatie wordt in dit verband verstaan: uitzonderlijke gevallen van overmacht, zoals extreme weersomstandigheden, aardbevingen, overstromingen, blikseminslag of brand.

  • 2. De aanbieder, bedoeld in het eerste lid, stelt het college, de contractanten en de aanvragers van huurlijnen onmiddellijk in kennis van het begin en het einde van een noodsituatie als bedoeld in het eerste lid alsmede van de aard en omvang van de beperking in de levering van huurlijnen.

Artikel 5

Een aanbieder van huurlijnen is gerechtigd het leveren van een huurlijn te onderbreken, indien daarop een randapparaat is aangesloten dat niet voldoet aan de daaraan bij of krachtens de wet gestelde eisen. De aanbieder van de huurlijn stelt de contractant op de hoogte van de onderbreking onder vermelding van de redenen daarvan. Zodra de aansluiting van het in de eerste zin bedoelde randapparaat op de huurlijn is verbroken, hervat de aanbieder de levering van de huurlijn.

Artikel 6

Een aanbieder van huurlijnen is niet gerechtigd het gebruik van huurlijnen te beperken op grond van

a. het behoud van netwerkintegriteit,

b. de interoperabiliteit van diensten,

indien het op de huurlijn aangesloten randapparaat voldoet aan de daaraan bij of krachtens de wet gestelde eisen.

Artikel 7

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is het een aanbieder van huurlijnen slechts toegestaan het leveren van een huurlijn te weigeren, te onderbreken, te beperken of te beëindigen wegens niet-inachtneming van de leverings- en gebruiksvoorwaarden met toestemming van het college.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een aanbieder van huurlijnen gerechtigd het leveren van een huurlijn te weigeren, te onderbreken, te beperken of te beëindigen indien door de contractant niet wordt voldaan aan door de aanbieder opgestelde algemene voorwaarden met betrekking tot levering van huurlijnen, mits de betreffende bepalingen zijn goedgekeurd door het college.

Artikel 8

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot normen en specificaties waaraan de eigenschappen van huurlijnen op het netwerkaansluitpunt voldoen.

Artikel 9

Een aanbieder van huurlijnen is verplicht om

a. aanbiedingen van huurlijnen gedurende een redelijke termijn te handhaven;

b. alvorens aanbiedingen van huurlijnen te beëindigen hierover eerst overleg te voeren met contractanten.

Artikel 10

Een aanbieder van huurlijnen is verplicht om

a. informatie over alle aanbiedingen van huurlijnen met betrekking tot de technische karakteristieken, de tarieven, de leverings- en gebruiksvoorwaarden en de voorwaarden voor aansluiting van randapparatuur, overeenkomstig het schema van bijlage I van richtlijn 92/44/EEG op genoegzame wijze bekend te maken;

b. wijzigingen in de informatie, bedoeld in onderdeel a, ten minste twee maanden voor de datum waarop die wijzigingen ingaan, op genoegzame wijze bekend te maken.

Artikel 11

Een aanbieder van huurlijnen doet van de wijze van bekendmaking, bedoeld in artikel 10, mededeling in de Staatscourant.

Artikel 12

De leveringsvoorwaarden, bedoeld in artikel 10, omvatten ten minste

a. informatie betreffende de procedure voor het bestellen;

b. de standaardleveringstermijn, waaronder wordt verstaan de termijn, gerekend vanaf de dag waarop een aanvraag voor een huurlijn is ingediend, waarbinnen 95% van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de contractanten is gesteld. Deze termijn wordt vastgesteld op basis van de werkelijke leveringstermijnen voor huurlijnen over een recente tijdspanne van redelijke duur. Daarbij worden de gevallen waarbij gebruikers om een late leveringstermijn hebben verzocht, niet meegeteld. Voor nieuwe typen huurlijnen wordt in plaats van de standaardleveringstermijn een streeftermijn voor de levering bekendgemaakt;

c. de contractperiode, met inbegrip van de algemeen geldende contractperiode en de voor de contractant verplichte minimale contractperiode;

d. de normale reparatietermijn, waaronder wordt verstaan de periode gerekend vanaf het moment dat een defect aan de aanbieder van een huurlijn is gemeld, tot het moment waarop 80% van die gemelde defecten van huurlijnen van hetzelfde type is hersteld en daarvan mededeling is gedaan aan de contractanten. Wanneer eenzelfde type huurlijn naar gelang van de kwaliteit is verdeeld in diverse klassen, worden de diverse, overeenkomende normale reparatietermijnen bekendgemaakt. Voor nieuwe typen huurlijnen wordt in plaats van de normale reparatietermijn een streeftermijn voor de reparatie bekendgemaakt;

e. de diverse restitutieregelingen.

Artikel 13

Bij de aanwijzing van een aanbieder van huurlijnen krachtens artikel 7.2 van de wet bepaalt het college tegelijkertijd welke typen huurlijnen uit bijlage II van richtlijn 92/44/EEG door de aangewezen aanbieder worden geleverd, alsmede in welk gedeelte van Nederland die plicht tot levering geldt.

Artikel 14

Een aanbieder van huurlijnen stelt huurlijnen onder dezelfde voorwaarden en tarieven ter beschikking aan zichzelf, zijn dochtermaatschappijen of onderdelen als aan derden.

Artikel 15

  • 1. Een aanbieder van huurlijnen neemt bij de vaststelling van tarieven van huurlijnen het volgende in acht:

    a. de tarieven zijn op objectieve kwalitatieve en kwantitatieve criteria gebaseerd;

    b. de tarieven kunnen in rekening worden gebracht door middel van eenmalige vergoedingen, periodieke vergoedingen en gebruiksafhankelijke vergoedingen;

    c. de tarieven zijn doorzichtig;

    d. de tarieven zijn niet discriminerend en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen;

    e. de in onderdeel a bedoelde vergoedingen worden op genoegzame wijze bekendgemaakt.

  • 2. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid, onderdeel e.

Artikel 16

  • 1. Een aanbieder van huurlijnen stelt voor huurlijnen kostengeoriënteerde tarieven vast.

  • 2. Ter waarborging van het in het eerste lid bepaalde stelt de aanbieder van huurlijnen een systeem op voor de toerekening van kosten en opbrengsten aan de diverse typen huurlijnen. Dit systeem moet voldoen aan de bepalingen van richtlijn 92/44/EEG. Het college kan voorschriften geven met betrekking tot dit systeem.

  • 3. Het systeem, bedoeld in het tweede lid, behoeft de goedkeuring van het college.

  • 4. Een aanbieder van huurlijnen legt vanaf een door het college te bepalen datum elk jaar in de maand mei over het voorafgaande kalenderjaar het resultaat van de toepassing van het in het tweede lid bedoelde systeem, zijnde een overzicht van de kosten en opbrengsten die zijn bepaald met behulp van het systeem, voor aan het college.

  • 5. Ter toetsing of overeenkomstig het systeem, bedoeld in het tweede lid, de toerekening van kosten en opbrengsten heeft plaatsgevonden, gaat het door de aanbieder van huurlijnen voorgelegde resultaat vergezeld van een verklaring van de externe registeraccountant van die aanbieder van huurlijnen.

  • 6. De aanbieder van huurlijnen maakt, op verzoek van het college, aan het college bij het voorgelegde resultaat tevens kenbaar wat naar zijn oordeel het gevolg moet zijn voor de tarieven van huurlijnen.

  • 7. Indien het college, rekening houdend met de op dat moment voorzienbare ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van de betreffende aanbieder van huurlijnen alsmede met op dat moment voorzienbare ontwikkelingen in de markt, van oordeel is dat de tarieven niet voldoende kostengeoriënteerd zijn of zullen zijn en de aanbieder van huurlijnen niet bereid is de tarieven dienovereenkomstig aan te passen, geeft het college de aanbieder een aanwijzing welke de aanbieder gehouden is op te volgen.

Artikel 17

Ten aanzien van wijzigingen van tarieven van huurlijnen, welke niet het gevolg zijn van de toepassing van artikel 16, zesde of zevende lid, neemt de aanbieder van huurlijnen het volgende in acht:

a. de gewijzigde tarieven zijn in overeenstemming met artikel 16, eerste lid;

b. de aanbieder van huurlijnen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, stelt het college ten minste een maand voor de algemene bekendmaking schriftelijk in kennis van een voorgenomen tariefwijziging. De aanbieder gaat niet over tot invoering van de voorgenomen tariefwijziging indien het college hem binnen drie weken na ontvangst van het voornemen heeft bericht van oordeel te zijn dat de wijziging niet in overeenstemming is met het onder a bepaalde en dat binnen een maand na deze mededeling een aanwijzing zal worden gegeven, welke de aanbieder gehouden is op te volgen.

Artikel 18

Een aanbieder van huurlijnen is slechts met toestemming van het college gerechtigd een huurlijn te leveren tegen andere tarieven en leveringsvoorwaarden dan de bekendgemaakte.

Artikel 19

  • 1. Indien een aanbieder van huurlijnen ten genoegen van het college aantoont dat hij in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod niet over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt, verleent het college die aanbieder voor dat bepaalde geografische gebied voor dat specifieke huurlijnenaanbod een ontheffing van de artikelen 16, 17 en 18.

  • 2. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 20

  • 1. Het college kan ontheffing verlenen van de artikelen 16, 17 en 18 aan aanbieders van huurlijnen in een bepaalde relevante markt indien het college van oordeel is dat er op die relevante markt sprake is van daadwerkelijke concurrentie.

  • 2. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en aan een ontheffing als bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, onderdeel c, van de wet kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 21

  • 1. Een aanbieder van huurlijnen brengt ieder jaar voor 1 april een statistisch onderbouwd verslag uit aan het college over de resultaten in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met betrekking tot de bekendgemaakte leveringsvoorwaarden, in het bijzonder wat leveringstermijn en reparatietijd betreft, ten aanzien van huurlijnen.

  • 2. Het eerste verslag, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van dit besluit, kan betrekking hebben op een door het college te bepalen gedeelte van het voorafgaande kalenderjaar.

Paragraaf 3 Openbaar telefoonnetwerk en openbare telefoondienst

Artikel 22

Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk zorgt ervoor dat randapparaten die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de wet, op het vaste openbare telefoonnetwerk kunnen worden aangesloten en kunnen worden gebruikt.

Artikel 23

De aanbieders van een vast openbaar telefoonnetwerk, van een vaste openbare telefoondienst en van een mobiele openbare telefoondienst zorgen ervoor dat gebruikers van dat netwerk en van die diensten toegang hebben tot de diensten van een telefonist en tot de abonnee-informatiedienst, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van het Besluit universele dienstverlening.

Artikel 24

  • 1. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk, van een mobiel openbaar telefoonnetwerk, van een vaste openbare telefoondienst of van een mobiele openbare telefoondienst maakt op genoegzame wijze informatie bekend betreffende de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van die telefoonnetwerken en telefoondiensten. Van die informatie maakt in ieder geval deel uit informatie over

    a. de tarieven;

    b. de algemene voorwaarden die die aanbieder hanteert;

    c. de minimale periode waarvoor een overeenkomst kan worden aangegaan, en

    d. de voorwaarden voor vernieuwing van overeenkomsten.

  • 2. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid.

Artikel 25

  • 1. Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst of van een mobiele openbare telefoondienst sluit een schriftelijke overeenkomst, tenzij de aard of de strekking van de overeenkomst zich daar niet toe leent, met een afnemer van die telefoondienst. In die schriftelijke overeenkomst dan wel in de algemene voorwaarden neemt de betreffende aanbieder informatie op met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    a. de wachttijd bij eerste aansluiting op de vaste openbare telefoondienst of de mobiele openbare telefoondienst;

    b. soorten onderhoudsservice;

    c. de schadevergoedings- of terugbetalingsregeling voor contractanten bij niet levering van de telefoondienst zoals is overeengekomen;

    d. geschillenregeling;

    e. een nadere specificatie van de dienst, en

    f. de kwaliteitsniveaus van de geboden dienst.

  • 2. Teneinde de rechten van afnemers zoals bedoeld in het eerste lid te beschermen, kan het college van de aanbieder van een vaste openbare telefoondienst of van een mobiele openbare telefoondienst verlangen dat die aanbieder de voorwaarden, verbonden aan een overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, en voorzover van toepassing de schadevergoedings- of terugbetalingsregelingen, bedoeld in het eerste lid, in overeenstemming brengt met het bij of krachtens de wet bepaalde ter uitvoering van richtlijn 98/10/EG.

Artikel 26

  • 1. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk verschaft het college informatie over de technische specificaties van de interface voor de netwerktoegang, als bedoeld in bijlage II, deel 1, van richtlijn 98/10/EG.

  • 2. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk stelt het college van wijzigingen in de informatie, bedoeld in het eerste lid, ten minste twee maanden voor de datum waarop die wijzigingen ingaan, op de hoogte.

  • 3. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk maakt de informatie, bedoeld in het eerste lid, en de wijzigingen in de informatie, bedoeld in het tweede lid, op genoegzame wijze bekend.

  • 4. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het derde lid.

Artikel 27

  • 1. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst, die krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet door het college is aangewezen dan wel is aangewezen overeenkomstig artikel 9.2 van de wet, maakt jaarlijks over het afgelopen kalenderjaar een overzicht van de kwaliteit van de door hem aangeboden dienst op basis van de in bijlage III van richtlijn 98/10/EG gespecificeerde parameters, definities en meetmethoden.

    Artikel 21, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst, niet zijnde een aanbieder als bedoeld in het eerste lid, welke meer dan 18 maanden dergelijke diensten levert, maakt eveneens jaarlijks over het afgelopen kalenderjaar een overzicht als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een aanbieder, bedoeld in het eerste en tweede lid, stelt het overzicht, bedoeld in het eerste en tweede lid, op verzoek aan het college ter beschikking. Het college kan het overzicht geheel of gedeeltelijk bekendmaken in de Staatscourant.

  • 4. Het college kan, indien uit de overzichten, bedoeld in het eerste en tweede lid, blijkt dat de kwaliteit van de door een bepaalde aanbieder geleverde dienst naar het oordeel van het college, rekening houdend met de gerechtvaardigde belangen van de afnemers, onvoldoende is, bij besluit voor die aanbieder prestatiedoelstellingen vaststellen. In dat besluit wordt tevens bepaald wanneer de aanbieder aan de prestatiedoelstellingen voldoet.

Artikel 28

Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst is slechts gerechtigd de door hem geleverde dienst te onderbreken, te beëindigen, aanzienlijk te wijzigen of te beperken met voorafgaande toestemming van het college.

Artikel 29

  • 1. In afwijking van artikel 28 is een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst gerechtigd de toegang tot en het gebruik van het vaste openbare telefoonnetwerk te onderbreken, te beëindigen, aanzienlijk te wijzigen of te beperken teneinde de veiligheid van het functioneren van het telefoonnetwerk gedurende een noodsituatie te waarborgen.

    Onder een noodsituatie wordt in dit verband verstaan: uitzonderlijke gevallen van overmacht, zoals extreme weersomstandigheden, aardbevingen, overstromingen, blikseminslag of brand.

  • 2. De aanbieder, bedoeld in het eerste lid, maakt van het recht, bedoeld in het eerste lid, op zodanige wijze gebruik dat de door hem genomen maatregel in verhouding is tot de omstandigheden en niet discriminerend is.

  • 3. In afwijking van artikel 28 is een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst gerechtigd maatregelen te nemen tegen een afnemer van die dienst vanwege wanbetaling, indien die maatregelen de goedkeuring hebben van het college en genoegzaam bekend zijn gemaakt. De maatregelen staan in verhouding tot de ernst van de wanbetaling en zijn niet discriminerend.

Artikel 30

Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst levert de faciliteiten toonkiezen en, op verzoek, selectieve nummerblokkering, genoemd in bijlage I, deel 1, van richtlijn 98/10/EG.

Artikel 31

  • 1. Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst verstrekt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11 van de wet, op verzoek aan een afnemer van die telefoondienst een gespecificeerde rekening. De aanbieder kan slechts een redelijke vergoeding vragen voor een gespecificeerde rekening indien deze rekening meer is gespecificeerd dan het bij ministeriële regeling bepaalde basisniveau van specificatie.

  • 2. Gesprekken die kosteloos worden gevoerd, worden niet op de gespecificeerde rekening vermeld.

Artikel 32

  • 1. Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst, die krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet door het college is aangewezen, stelt de in bijlage I, deel 2, van richtlijn 98/10/EG genoemde faciliteiten ter beschikking.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien het technisch niet uitvoerbaar dan wel economisch niet haalbaar is de betreffende faciliteit beschikbaar te stellen. Het college kan voorschriften verbinden aan een ontheffing. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 33

Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst draagt ervoor zorg dat gedurende twee maanden nadat een afnemer van zijn vaste openbare telefoondienst op een andere aanbieder van een vaste openbare telefoondienst is overgestapt, een telefonische oproep naar het oude nummer van die afnemer naar zijn nieuwe nummer kan worden doorverbonden dan wel dat inlichtingen over het nieuwe nummer worden verstrekt. Indien een aanbieder een tarief hiervoor rekent, is dit tarief redelijk.

Artikel 34

  • 1. Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst, die krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet door het college is aangewezen, neemt bij de vaststelling van tarieven het volgende in acht:

    a. de tarieven zijn op objectieve kwalitatieve en kwantitatieve criteria gebaseerd;

    b. de tarieven kunnen in rekening worden gebracht door middel van eenmalige vergoedingen, periodieke vergoedingen en gebruiksafhankelijke vergoedingen;

    c. de tarieven zijn doorzichtig;

    d. de tarieven zijn niet discriminerend en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen;

    e. de in onderdeel a bedoelde tarieven worden op genoegzame wijze bekendgemaakt;

    f. de tarieven zijn onafhankelijk van de aard van de door de gebruiker gerealiseerde toepassing behalve wanneer en voorzover hij andere diensten of faciliteiten verlangt;

    g. de tarieven voor faciliteiten die verder gaan dan het beschikbaar stellen van een aansluiting op het vaste openbare telefoonnetwerk en op de vaste openbare telefoondienst worden voldoende gesplitst, zodat geen betaling wordt verlangd voor faciliteiten die voor de gevraagde dienst niet nodig zijn.

  • 2. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op het eerste lid, onderdeel e.

Artikel 35

  • 1. Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst, die krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet door het college is aangewezen, stelt kostengeoriënteerde tarieven vast voor het gebruik van het vaste openbare telefoonnetwerk en de vaste openbare telefoondienst.

  • 2. Ter waarborging van het in het eerste lid bepaalde stelt de aanbieder, bedoeld in het eerste lid, een systeem op voor de toerekening van kosten en opbrengsten aan het vaste openbare telefoonnetwerk en de vaste openbare telefoondienst. Dit systeem moet voldoen aan de bepalingen van richtlijn 98/10/EG. Het college kan voorschriften geven met betrekking tot dit systeem.

  • 3. Het systeem, bedoeld in het tweede lid, behoeft de goedkeuring van het college.

  • 4. De aanbieder, bedoeld in het eerste lid, legt vanaf een door het college te bepalen datum elk jaar in de maand mei, over het voorafgaande kalenderjaar het resultaat van de toepassing van het in het tweede lid bedoelde systeem, zijnde een overzicht van de kosten en opbrengsten die zijn bepaald met behulp van het systeem, voor aan het college.

  • 5. Ter toetsing of overeenkomstig het systeem, bedoeld in het tweede lid, de toerekening van kosten en opbrengsten heeft plaatsgevonden, gaat het door de aanbieder voorgelegde resultaat vergezeld van een verklaring van de externe registeraccountant van die aanbieder.

  • 6. De aanbieder, bedoeld in het eerste lid, maakt, op verzoek van het college, aan het college bij het voorgelegde resultaat tevens kenbaar wat naar zijn oordeel het gevolg moet zijn voor de tarieven voor het gebruik van het vaste openbare telefoonnetwerk en de vaste openbare telefoondienst.

  • 7. Indien het college, rekening houdend met de op dat moment voorzienbare ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van de betreffende aanbieder van de vaste openbare telefoondienst alsmede met op dat moment voorzienbare ontwikkelingen in de markt, van oordeel is dat de tarieven niet voldoende kostengeoriënteerd zijn of zullen zijn en de aanbieder niet bereid is de tarieven dienovereenkomstig aan te passen, geeft het college de aanbieder een aanwijzing, welke de aanbieder gehouden is op te volgen.

Artikel 36

Ten aanzien van wijzigingen van de tarieven voor het gebruik van het vaste openbare telefoonnetwerk en van de vaste openbare telefoondienst, welke wijzigingen niet het gevolg zijn van de toepassing van het bepaalde in artikel 35, zesde of zevende lid, gelden de volgende richtlijnen:

a. de gewijzigde tarieven zijn in overeenstemming met artikel 35, eerste lid;

b. de aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk en van de vaste openbare telefoondienst, bedoeld in artikel 35, eerste lid, stelt het college ten minste een maand voor de algemene bekendmaking schriftelijk in kennis van een voorgenomen tariefwijziging. De aanbieder gaat niet over tot invoering van de voorgenomen tariefwijziging indien het college hem binnen drie weken na ontvangst van het voornemen heeft bericht van oordeel te zijn dat de wijziging niet in overeenstemming is met het onder a bepaalde en dat binnen een maand na deze mededeling een aanwijzing zal worden gegeven, welke de aanbieder gehouden is op te volgen.

Artikel 37

Het college publiceert elk jaar in de Staatscourant een verklaring omtrent de inachtneming door de aanbieders van de artikelen 35 en 36.

Artikel 38

  • 1. Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk en van een vaste openbare telefoondienst zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, is slechts gerechtigd kortingsregelingen toe te passen, indien deze kortingsregelingen transparant en niet-discriminerend zijn. Deze kortingsregelingen behoeven de voorafgaande toestemming van het college. Aan een toestemming kunnen voorschriften worden verbonden. Een toestemming kan onder beperkingen worden verleend.

  • 2. Een aanbieder zoals bedoeld in het eerste lid maakt de kortingsregelingen, bedoeld in het eerste lid, op genoegzame wijze bekend. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

  • 1. Het college kan ontheffing verlenen van de artikelen 35 en 36, alsmede van het in artikel 38, eerste lid, bedoelde vereiste van voorafgaande toestemming, aan aanbieders van de vaste openbare telefoondienst voor een bepaalde relevante markt indien het college van oordeel is dat er op die relevante markt sprake is van daadwerkelijke concurrentie.

  • 2. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en aan een ontheffing als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid, onderdeel a, van de wet kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 40

  • 1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot normen en specificaties waaraan de eigenschappen van vaste openbare telefoonnetwerken voldoen.

  • 2. Wanneer de vaste openbare telefoondienst via het ISDN-net op het S/T-referentiepunt wordt geleverd, draagt de aanbieder van het vaste openbare telefoonnetwerk ervoor zorg dat de ISDN-netwerkaansluitpunten voldoen aan de betreffende specificaties voor de fysieke interface, met name die voor de contactdoos, welke zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 5 van richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandkoming van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) bekendgemaakte lijst van Europese normen.

Paragraaf 4 Toegang

Artikel 41

  • 1. De krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet aangewezen aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken, van vaste openbare telefoondiensten, van mobiele openbare telefoonnetwerken, van mobiele openbare telefoondiensten en van huurlijnen voldoen onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de wet, aan alle redelijke verzoeken om toegang tot hun onderscheiden netwerken.

  • 2. Een aanbieder, bedoeld in het eerste lid, mag de gevraagde toegang slechts weigeren met voorafgaande toestemming van het college.

Paragraaf 5 Beschikbaarstelling nummers

Artikel 42

Als categorieën van nummers als bedoeld in artikel 7.5 van de wet worden aangewezen:

a. nummers van de vaste openbare telefoondienst;

b. nummers van de mobiele openbare telefoondienst, en

c. nummers van de persoonlijke nummerdienst.

Artikel 43

Degene, die een nummer als bedoeld in artikel 42, onderdeel a, b en c, in gebruik geeft, stelt op verzoek in een overeengekomen formaat, op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden die nummers met bijbehorende informatie beschikbaar ten behoeve van de beschikbaarstelling van telefoongidsen en de abonnee-informatiedienst, bedoeld in artikel 2, onderdelen c en d, van het Besluit universele dienstverlening.

Paragraaf 6 Carriervoorkeuze

Artikel 44

  • 1. Aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken en van vaste openbare telefoondiensten, aangewezen krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet, dragen er zorg voor dat uiterlijk met ingang van 1 januari 2000 voor hun afnemers de voorzieningen beschikbaar zijn die het die afnemers mogelijk maken dat reeds door toepassing van artikel 6.1 of 6.9 van de wet voor die afnemer beschikbare geschakelde diensten van andere aanbieders tevens beschikbaar zijn door middel van een door de afnemer bij de aangewezen aanbieder ingestelde voorkeuze. De voorkeuze moet door de afnemer op individuele gespreksbasis kunnen worden gewijzigd door middel van het kiezen van een daartoe bestemd nummer uit een door Onze Minister op grond van artikel 4.1 van de wet vastgesteld nummerplan.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien de naleving van de verplichting een buitensporige last vormt in de zin van artikel 20, tweede lid, van richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 199) zoals die is gewijzigd bij richtlijn nr. 98/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit tussen exploitanten en carriervoorkeuze.

  • 3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

  • 4. Een verzoek om bijzondere toegang als bedoeld in artikel 6.9 van de wet is in ieder geval redelijk voorzover het betrekking heeft op de verplichting, bedoeld in het eerste lid, tenzij voor die verplichting een ontheffing is verleend. In dat geval is een dergelijk verzoek om bijzondere toegang in ieder geval onredelijk voorzover het betrekking heeft op de verplichting waarvoor een ontheffing is verleend.

  • 5. Teneinde te voorkomen dat afnemers worden ontmoedigd in het gebruik van de in het eerste lid bedoelde voorzieningen kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de maximale hoogte van het tarief dat door de aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken en van vaste openbare telefoondiensten, aangewezen krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de wet, aan een afnemer in rekening mag worden gebracht.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 45

Een goedkeuring van het college als bedoeld in de paragrafen 5.2, onderdeel c, en 5.5, onderdeel c, van het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie geldt als een goedkeuring bedoeld in artikel 16, derde lid, onderscheidenlijk artikel 35, derde lid, van dit besluit.

Artikel 46

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 47

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ONP huurlijnen en telefonie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 november 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de negentiende november 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van een aantal, zogenaamde ONP-richtlijnen. Artikel 7.1 en volgende van de Telecommunicatiewet bieden daartoe een basis. Het gaat allereerst om de volgende Europese richtlijnen:

a. richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP), zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie;

b. richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG (PbEG L 165), en

c. richtlijn nr. 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PbEG L 101).

In de artikelen 2 tot en met 21 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan richtlijn 92/44/EEG, de ONP-richtlijn huurlijnen. In de artikelen 22 tot en met 40, 42 en 43 is uitvoering gegeven aan het merendeel van de artikelen van richtlijn 98/10/EG, de ONP-richtlijn spraak. Er is naar gestreefd zo dicht mogelijk bij de tekst van de diverse richtlijnen te blijven. Opgemerkt zij dat aan de artikelen 3 tot en met 8, met uitzondering van artikel 6, derde lid, van richtlijn 98/10/EG uitvoering is gegeven in het Besluit universele dienstverlening. De artikelen 3 tot en met 8 van richtlijn 98/10/EG handelen over de beschikbaarstelling van een gedefinieerd dienstenpakket in het kader van de universele dienst. De betreffende diensten dienen in het gehele land tegen een betaalbare prijs beschikbaar te zijn. Aan artikel 6, derde lid, van richtlijn 98/10/EG is in het onderhavige besluit, in de artikelen 42 en 43, nadere uitwerking gegeven.

Tenslotte wordt in het onderhavige besluit uitvoering gegeven aan een aantal bepalingen van richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 199). In artikel 41 van het onderhavige besluit wordt deels uitvoering gegeven aan artikel 4, tweede lid, van richtlijn 97/33/EG en in artikel 44 wordt uitvoering gegeven aan artikel 1, onderdelen 3 en 4, van richtlijn nr. 98/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit tussen exploitanten en carriervoorkeuze (PbEG L 268).

Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie. Het overlegorgaan heeft in zijn rapport van bevindingen van 6 april 1998, OPT 98/41, een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot de artikelen ter uitvoering van richtlijn 92/44/EEG en bij brief van 18 mei 1998, OPT 98/61, zijn bevindingen gegeven met betrekking tot de overige artikelen van het ontwerpbesluit.

Ten aanzien van het bepaalde in het ontwerpbesluit is allereerst opgemerkt dat het een deel van de in het overlegorgaan vertegenwoordigde partijen niet duidelijk is wat de «scope» is van het besluit, aangezien hen niet precies duidelijk is wat dient te worden verstaan onder een huurlijn. Met name gaat het daarbij om de vraag of transmissiecapaciteit die operators elkaar onderling leveren in het kader van bepaalde samenwerkingsverbanden al dan niet moet worden beschouwd als een huurlijn. In dit verband zij opgemerkt dat het begrip huurlijn is gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel i, van de Telecommunicatiewet. Of in een concreet geval al dan niet sprake is van een huurlijn zal op basis van deze begripsomschrijving door het college moeten worden beoordeeld. In dit verband kan in zijn algemeenheid slechts worden opgemerkt dat niet kan worden gesteld dat tussen operators onderling te leveren transmissiecapaciteit per definitie niet kan worden beschouwd als een huurlijn in de zin van de Telecommunicatiewet. Voor wat betreft de door sommige leden van het overlegorgaan gewenste, en door andere leden juist weer niet gewenste, mogelijkheid tot regionale tariefdifferentiatie, geldt dat door aanvaarding van een daartoe strekkend amendement (kamerstukken II 1997/98, 25 533, nr. 79), in de Telecommunicatiewet in artikel 7.3, eerste lid, onder c, is bepaald dat regionale tariefdifferentiatie, behoudens het geval waarin door het college ontheffing is verleend, niet is toegestaan.

Ten aanzien van de wens van een deel van de in het overlegorgaan vertegenwoordigde partijen in het onderhavige besluit voor een aangewezen aanbieder een verplichting tot gescheiden financiële verantwoording op te nemen geldt dat deze niet kan worden gehonoreerd. Hoofdstuk 7 van de wet biedt voor een dergelijke verplichting onvoldoende basis. Op grond van de in hoofdstuk 7 van de wet gekozen systematiek kunnen slechts regels worden gesteld ter uitvoering van de in artikel 7.1 van de wet genoemde richtlijnen. Een basis voor het in dit verband opleggen van een verplichting tot een gescheiden financiële verantwoording komt in die richtlijnen niet voor.

In artikel 25, eerste lid, van het onderhavige besluit was bepaald dat een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst of een mobiele openbare telefoondienst een schriftelijke overeenkomst met een afnemer van die dienst sluit. Het overlegorgaan wijst erop dat niet altijd een schriftelijke overeenkomst wordt gesloten. Zo is bij de aanschaf van een pre-paidcard voor de mobiele openbare telefoondienst en het bellen vanuit een openbare telefooncel geen sprake van het sluiten van een schriftelijke overeenkomst. Naar aanleiding van deze opmerking is artikel 25, eerste lid, aangepast.

In het overlegorgaan is voorts, met name van de zijde van Koninklijke PTT Nederland N.V. (KPN), naar voren gebracht dat de beoordeling van kostenoriëntatie een complexe aangelegenheid is omdat tarieven nooit rechtstreeks zijn te baseren op kosten uit het verleden. Ook is het, volgens KPN, niet wenselijk van het college een commercieel oordeel te verlangen over de markt van huurlijnen. Tegen deze achtergrond wordt door het overlegorgaan, met uitzondering van de Vecai, Enertel en Telfort, het voorstel gedaan de verantwoording jegens het college omtrent de resultaten van het kostentoerekeningssysteem eens in de drie jaar te laten plaatsvinden en in de tussenliggende periode te werken met een zogenoemd price-cap systeem, het stellen van een bovengrens, in combinatie met de mogelijkheid voor het college om in te grijpen indien zodanig lage tarieven worden gehanteerd dat er sprake is van een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen. De Vecai, Enertel en Telfort pleiten in dit verband juist voor een jaarlijkse controle van de tarieven door het college aan de hand van een gedetailleerd overzicht van kosten en opbrengsten.

Ten aanzien van de hiervoor weergegeven standpunten met betrekking tot de uitwerking van het kostenoriëntatievereiste zij het volgende opgemerkt. Het in de artikelen 16 en 17 voor huurlijnen respectievelijk 35 en 36, voor de vaste openbare telefoondienst, vormgegeven vereiste van kostenoriëntatie beoogt niet een systeem in het leven te roepen waarbij, nadat de resultaten van de toepassing van het kostentoerekeningssysteem bekend zijn, de voor de komende periode door de betreffende aanbieder te hanteren tarieven slechts een afgeleide zijn van die resultaten. Bij het bepalen wat de eventuele gevolgen voor de tarieven van de uitkomsten van de toepassing van het kostentoerekeningssysteem zijn voor de in de komende periode te hanteren tarieven zal ook rekening moeten worden gehouden met reeds op het beoordelingsmoment redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen in de bedrijfsvoering en de markt die van invloed zijn op de in de toekomst te verwachten kosten en opbrengsten. Om dit beter tot uitdrukking te brengen in de tekst van het onderhavige besluit, en om tegemoet te komen aan de door het overlegorgaan op dit punt geplaatste kanttekeningen, is de tekst van de artikelen 16 en 35 aangepast. Deze aanpassing komt er op neer dat het college verplicht wordt bij het beoordelen van de eventuele gevolgen voor de tarieven van de resultaten van de toepassing van het kostentoerekeningssysteem, ook rekening te houden met op dat moment voorzienbare ontwikkelingen die van invloed zijn op de toekomstige opbrengsten en kosten.

Het voorstel om de jaarlijkse toets te vervangen door een driejaarlijkse en voor de tussentijd te werken met een zogenoemd price-cap systeem in combinatie met de mogelijkheid voor het college om in te grijpen indien dit vanuit de concurrentie-ontwikkelingen nodig is, is niet als zodanig in het besluit, en daarmee als verplichte werkwijze in de uitvoering van dit besluit door het college, opgenomen. Hiermee is echter niet gezegd dat het het college, indien hij zulks wenst, niet zou zijn toegestaan om bij de praktische uitwerking van de in de artikelen 16 en 35 vervatte systematiek te werken met meerjarige afspraken. Dergelijke meerjarige afspraken zouden erop neer kunnen komen dat, indien de ontwikkelingen in de kosten en opbrengsten en mogelijke andere relevante factoren binnen bepaalde, overeen te komen, marges blijven, de betreffende aanbieder de tarieven binnen een bepaalde bandbreedte mag aanpassen. Uiteraard geldt bij dergelijke afspraken wel dat, indien bij de jaarlijkse resultaten van de toepassing van het goedgekeurde kostentoerekeningssysteem onverhoopt blijkt dat de ontwikkelingen in de kosten en opbrengsten zich niet meer binnen de overeengekomen marges bevinden, bijstelling van de afspraken, alsmede naar alle waarschijnlijkheid aanpassing van de tarieven, geboden is.

Het standpunt van het overlegorgaan dat de, in artikel 18 vastgelegde, eis dat een aanbieder slechts na toestemming van het college mag afwijken van de door hem bekendgemaakte tarieven en leveringsvoorwaarden voor de betrokken aanbieder in de praktijk werkbaar moet zijn, wordt dezerzijds gedeeld. Een aanpassing van het onderhavige besluit is hiervoor echter niet nodig. Het besluit biedt voldoende ruimte om in de praktijk op een, zowel voor het college, als voor de betrokken aanbieder werkbare wijze uitvoering te geven aan dit vereiste. Ten aanzien van het door het overlegorgaan naar voren gebrachte zij opgemerkt dat aan de wens van KPN, om het vereiste van artikel 18 niet toe te passen indien een aanbieder in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod geen aanmerkelijk marktmacht heeft, dan wel het college van oordeel is dat er sprake is voldoende concurrentie, gevolg is gegeven. De artikelen 19 en 20 zijn dienovereenkomstig aangepast.

Het voorstel om artikel 24 te beperken in die zin, dat alleen informatie wordt verschaft ten behoeve van de consumenten is niet overgenomen. Het is gewenst dat voor alle afnemers, bijvoorbeeld ook zakelijke gebruikers, de betreffende informatie gemakkelijk toegankelijk is.

Naar aanleiding van de opmerking van het overlegorgaan dat niet altijd een schriftelijke overeenkomst wordt aangegaan, bijvoorbeeld bij aanschaf van een pre-paidcard en bij het bellen vanuit een telefooncel, is in artikel 25 van het onderhavige besluit de zinsnede «tenzij de aard of de strekking van de overeenkomst zich daar niet toe leent» ingevoegd.

Opmerkingen van het overlegorgaan met betrekking tot de uitvoering van artikel 17, derde lid, van richtlijn 98/10/EG zijn aanleiding om artikel 34, eerste lid, van het onderhavige besluit redactioneel aan te passen.

Naar aanleiding van opmerkingen van het overlegorgaan is de toelichting bij artikel 41 van het onderhavige besluit verduidelijkt.

Een ontwerp van het onderhavige besluit is eveneens voorgelegd aan het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit. In het kader van de door het college overeenkomstig artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit uitgevoerde uitvoeringstoets van het ontwerpbesluit zijn door het college bij brief van 8 april 1998, OPTA/C/98/906, met betrekking tot de artikelen ter uitvoering van richtlijn 92/44/EEG, en bij brief van 19 mei 1998, OPTA/T/98/1247, met betrekking tot de overige artikelen, enige opmerkingen gemaakt.

Zo betwijfelt het college of met het voorgestelde artikel 13, dat op het college de plicht legt om bij een aanwijzing op grond van artikel 7.2 van de wet tegelijkertijd te bepalen welke typen huurlijnen de aangewezen aanbieder levert, voldoende is veilig gesteld dat voor die huurlijnen dan ook een leveringsplicht geldt. Hoewel uit de oorspronkelijke tekst van artikel 13 kan worden afgeleid dat het hier om een plicht tot levering gaat, is, om iedere onduidelijkheid op dit punt weg te nemen, de tekst van artikel 13 aangepast. Voorts lijkt het college van oordeel te zijn dat artikel 13 aanpassing behoeft omdat in het overgangsrecht onvoldoende wordt geregeld dat PTT Telecom B.V. het huidige verplichte huurlijnenaanbod moet voortzetten. Het college gaat er daarbij klaarblijkelijk, ten onrechte, vanuit dat PTT Telecom B.V. in artikel 20.1, eerste lid, van de wet, is aangewezen als aanbieder in de zin van artikel 7.2 van de wet en dat een aanwijzing conform het hier voorgestelde artikel 13 van verplicht te leveren huurlijnen niet meer kan plaatsvinden. Dit is echter niet het geval. In het overgangsrecht is PTT Telecom B.V. «slechts» aangewezen als partij met een aanmerkelijke macht op de huurlijnenmarkt. De aanwijzing van een aanbieder in de zin van artikel 7.2, en het daarbij op grond van het hier voorgestelde artikel 13 bepalen welke typen huurlijnen moeten worden geleverd, moet derhalve nog plaatsvinden door het college. Overigens zal PTT Telecom B.V. door het feit dat PTT Telecom B.V. in het overgangsrecht al is aangewezen als een partij met een aanmerkelijke macht op de huurlijnenmarkt, relatief eenvoudig en snel door het college kunnen worden aangewezen. Immers, aanbieders met een aanmerkelijke macht komen op grond van artikel 7.2, tweede lid, van de wet als eerste in aanmerking om te worden aangewezen als een aanbieder op wie de verplichtingen van dit besluit rusten.

Aan de door het college gedane suggestie om ter implementatie van artikel 7 van richtlijn 92/44/EEG in het onderhavige besluit een bepaling op te nemen die het het college mogelijk maakt aan een aangewezen aanbieder ook de in bijlage III van voornoemde richtlijn opgenomen typen huurlijnen te kunnen opdragen is geen gevolg gegeven. Het aan een aanbieder opleggen van een leveringsplicht is een te zwaar middel om, zoals artikel 7 van de richtlijn voorschrijft, als lidstaat de levering van de in bijlage III genoemde typen huurlijnen te bevorderen.

De door het college ten aanzien van artikel 19 geuite bezwaren zijn aanleiding geweest tot aanpassing van het artikel. De aanpassing komt erop neer dat, indien de betreffende aanbieder ten genoegen van het college kan aantonen dat hij in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod niet over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt, het college een ontheffing verleent van het vereiste van kostenoriëntatie voor die aanbieder in dat bepaalde geografische gebied voor dat specifieke huurlijnenaanbod. Het is dus niet meer zo dat, zoals in de oorspronkelijke tekst van artikel 19 het geval was, het college bij de aanwijzing van een aanbieder op grond van artikel 7.2 moet onderzoeken of er mogelijkerwijs huurlijnentypen zijn waarvoor de betreffende aanbieder in bepaalde geografische gebieden geen aanmerkelijke macht heeft. Overigens zij opgemerkt dat, anders dan het college suggereert, het college vorenbedoelde ontheffing moet verlenen indien de aanbieder kan aantonen dat hij in dat bepaalde geografische gebied voor dat specifieke huurlijnenaanbod geen aanmerkelijke macht op de markt heeft. Het college moet in die situatie de ontheffing verlenen en heeft niet de vrijheid om te beoordelen of hij al dan niet de ontheffing wil verlenen.

Het college stelt voor om ter uitvoering van artikel 16, zevende lid, van richtlijn 98/10/EG een bepaling in het onderhavige besluit op te nemen analoog aan artikel 14 van het onderhavige besluit. Artikel 16 van richtlijn 98/10/EG handelt over bijzondere toegang. De bepalingen met betrekking tot bijzondere toegang vinden regeling in hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet, zodat in het onderhavige besluit niet een dergelijke bepaling opgenomen hoeft te worden.

Naar aanleiding van opmerkingen van het college zijn de artikelen 22, 25 en 27 derde lid, van het onderhavige besluit en de toelichting bij artikel 25 redactioneel aangepast. De suggestie van het college om de kring van betrokkenen met wier belangen rekening zou moeten worden gehouden, uit te breiden is niet overgenomen. Het gaat in deze bepaling om een bepaalde kwaliteit van vaste openbare telefoonnetwerken en van vaste openbare telefoondiensten. Degenen die belang hebben bij die kwaliteit van die diensten van de betreffende aanbieders zijn de afnemers van die diensten. Het is derhalve niet noodzakelijk de kring van belanghebbenden in artikel 27, vierde lid, van het onderhavige besluit uit te breiden. De suggestie van het college om te bepalen dat een aanbieder verplicht is tot naleving van het besluit, bedoeld in artikel 27, vierde lid, is overbodig. Daarin is namelijk al voorzien in artikel 27, vierde lid, tweede volzin.

Naar aanleiding van opmerkingen van het college is artikel 34 redactioneel aangepast.

Het voorstel van het college om in artikel 36 een termijn op te nemen ten aanzien van de bekendmaking van tariefwijzigingen is niet gevolgd. In artikel 34 is immers al bepaald dat tarieven op genoegzame wijze bekend moeten worden gemaakt.

Hierna zal kort op de artikelen worden ingegaan.

2. Huurlijnen

Ingevolge artikel 1 van richtlijn 92/44/EEG dragen de lidstaten er zorg voor dat op elke plaats van hun grondgebied ten minste een organisatie onder de bepalingen van die richtlijn valt. De lidstaten dragen er zorg voor dat de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet worden opgelegd aan organisaties die niet over een aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen beschikken, tenzij er in een bepaalde lidstaat geen organisaties zijn die over een aanmerkelijke macht op de markt voor huurlijnen beschikken. Krachtens artikel 7.2 van de Telecommunicatiewet wijst het college vorenbedoelde aanbieder aan. Het kan overigens gaan om verschillende aanbieders. De aangewezen aanbieders zijn gebonden aan het bepaalde in het onderhavige besluit.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 2 tot en met 6

Ingevolge artikel 3, tweede lid, van richtlijn 90/387/EEG mogen ONP-voorwaarden de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten niet beperken, behalve om redenen gegrond op essentiële eisen in het kader van communautaire wetgeving. Deze essentiële eisen houden onder meer verband met de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit, de interoperabiliteit van diensten, de bescherming van gegevens en voorwaarden die van toepassing zijn op de aansluiting van eindapparatuur op het netwerk. In artikel 6 van richtlijn 92/44/EEG is voor huurlijnen een nadere uitwerking gegeven aan die essentiële eisen. Artikel 6, eerste lid, van richtlijn 92/44/EEG bepaalt, kort samengevat, dat lidstaten ervoor zorg dragen dat, wanneer de toegang tot en het gebruik van huurlijnen beperkt is, deze beperkingen door middel van regelgeving worden opgelegd. Dat is gebeurd in de artikelen 2 tot en met 6 van het onderhavige besluit.

Artikel 7

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van richtlijn 92/44/EEG zorgen, kort samengevat, lidstaten ervoor dat er procedures bestaan volgens welke per geval en binnen de kortst mogelijke termijn aan telecommunicatieorganisaties toestemming wordt verleend voor het treffen van bepaalde maatregelen, zoals weigering een huurlijn te leveren, onderbreking van de levering van een huurlijn of beperking van huurlijnfaciliteiten wegens vermeende niet-inachtneming van de gebruiksvoorwaarden door gebruikers van huurlijnen. Deze procedures kunnen tevens voorzien in de mogelijkheid dat a priori toestemming wordt verleend voor het treffen van specifieke maatregelen in geval van bepaalde schendingen van de gebruiksvoorwaarden.

Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 7 van het onderhavige besluit. Voorzover het besluit niet expliciet voorziet in de bevoegdheid voor een aanbieder van huurlijnen om het leveren van een huurlijn te weigeren, te onderbreken, te beperken of te beëindigen, zoals bijvoorbeeld in de artikelen 4 en 5 van het onderhavige besluit is geschied, is het treffen van dergelijke maatregelen wegens niet-inachtneming van de leverings- en gebruiksvoorwaarden slechts toegestaan met toestemming van het college. Het is denkbaar dat de algemene voorwaarden van aanbieders van huurlijnen voorzien in het toepassen van dergelijke maatregelen. Het toepassen van een dergelijke maatregel is slechts toegestaan indien het college de betreffende bepalingen in de algemene voorwaarden heeft goedgekeurd. Deze laatste figuur is een vorm van een a priori-toestemming als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van richtlijn 92/44/EEG.

Artikel 8

In artikel 8 van het onderhavige besluit is een basis opgenomen om uitvoering te geven aan op basis van artikel 5 van richtlijn 90/387/EEG vast te stellen normen en specificaties waaraan de eigenschappen van huurlijnen op het netwerkaansluitpunt moeten voldoen.

Artikelen 9 tot en met 12

In de artikelen 9 tot en met 12 van het onderhavige besluit zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van het handhaven, wijzigen en beëindigen van aanbiedingen van huurlijnen.

In artikel 9 van het besluit is uitvoering gegeven aan artikel 5 van richtlijn 92/44/EEG. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten ervoor zorgen dat bestaande aanbiedingen van huurlijnen gedurende een redelijke termijn gehandhaafd worden en dat een aanbod slechts na overleg met de betrokken gebruikers kan worden beëindigd.

De artikelen 3 en 4 van richtlijn 92/44/EEG houden bepalingen in met betrekking tot de informatie over huurlijnaanbiedingen. Artikel 3 handelt over de beschikbaarheid van de betreffende informatie en de wijze van bekendmaking van die informatie. Artikel 4 geeft een invulling aan de leveringsvoorwaarden die bekendgemaakt moeten worden. Aan deze twee artikelen uit de richtlijn is uitvoering gegeven in de artikelen 10 tot en met 12 van het onderhavige besluit.

Artikel 13

In artikel 7, eerste lid, van richtlijn 92/44/EEG is, kortweg, bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat de aangewezen aanbieders afzonderlijk dan wel gezamenlijk een minimumreeks huurlijnen leveren teneinde in de Europese Unie een geharmoniseerd aanbod van huurlijnen te waarborgen. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 13 van het onderhavige besluit.

Artikel 14

Artikel 14 van het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van artikel 8, tweede lid, van richtlijn 92/44/EEG. Het gaat hier om een non-discriminatiebepaling. Een aanbieder van huurlijnen dient huurlijnen onder dezelfde omstandigheden tegen dezelfde voorwaarden te verschaffen. Dit geldt zowel voor leveringen aan zichzelf als aan derden.

Artikelen 15, 16, 17, 19 en 20

Aan artikel 10 van richtlijn 92/44/EEG is, met inachtneming van het referentiekader met betrekking tot geharmoniseerde tariefbeginselen, zoals opgenomen in richtlijn 90/387/EEG, uitvoering gegeven in de artikelen 15 tot en met 17, 19 en 20.

Ingevolge richtlijn 90/387/EEG dienen de tarieven, kort samengevat, op objectieve criteria en in beginsel op kostprijs te zijn gebaseerd. Voorts dienen tarieven doorzichtig te zijn en op passende wijze te worden bekendgemaakt. Tarieven moeten voldoende worden opgesplitst, zodat slechts betaald wordt voor de voorziening die gevraagd wordt. De tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten in beginsel gelijkheid van behandeling waarborgen. Deze algemene beginselen zijn grotendeels in artikel 15 van het onderhavige besluit opgenomen.

In artikel 10 van richtlijn 92/44/EEG zijn de specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot de tariefbeginselen en kostenberekening van huurlijnen. Artikel 10, eerste lid, van richtlijn 92/44/EEG bepaalt, kortweg, dat de tarieven voor huurlijnen aan de basisbeginselen van doorzichtige en op de kostprijs gebaseerde tarieven voldoen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat een voor de tenuitvoerlegging van doorzichtige en op kostprijs gebaseerde tarieven een geschikt kostentoerekeningssysteem wordt opgezet en toegepast. Hieraan is uitvoering gegeven in artikel 16 van het onderhavige besluit. Jaarlijks worden de resultaten van de toepassing van het kostentoerekeningssysteem, vergezeld van een verklaring van een registeraccountant, aan het college voorgelegd. Deze resultaten, tezamen met andere relevante factoren in de bedrijfsvoering, spelen een rol bij de beoordeling of de tarieven in voldoende mate op de kosten zijn georiënteerd. Zoals in het algemeen gedeelte van deze nota van toelichting is gesteld, staat het het college vrij om over de tariefontwikkeling meerjarige afspraken te maken, uitgaande van te verwachten ontwikkelingen, waarbij jaarlijks bezien wordt of er zich significante afwijkingen in die verwachte ontwikkelingen voordoen. Uiteindelijk is van belang dat de bandbreedte voor de relatie tussen de tarieven en de kosten aan de bovenkant begrensd wordt door een redelijk rendementsmarge en aan de onderkant door de eis dat de daadwerkelijke mededinging niet beperkt mag worden. Voor eventuele tussentijdse aanpassing van de tarieven biedt artikel 17 van het onderhavige besluit een basis.

In artikel 10, vierde lid, van richtlijn 92/44/EEG worden twee gevallen aangegeven waarin de vereisten, genoemd in het eerste lid van dat artikel niet hoeven te worden toegepast. Het gaat hier onder meer om de eis dat tarieven op de kostprijs gebaseerd moeten zijn.

Ingevolge artikel 10, vierde lid, eerste volzin, van de richtlijn wordt deze eis niet toegepast indien een telecommunicatieorganisatie die onder de bepalingen van de richtlijn valt, in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod niet over een aanmerkelijke macht op de markt beschikt. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 19 van het onderhavige besluit.

Artikel 10, vierde lid, tweede volzin, van richtlijn 92/44/EEG bepaalt dat de nationale regelgevende instantie kan besluiten de in het eerste lid genoemde vereisten, onder meer de eis van op kostprijs gebaseerde tarieven, in een bepaald geografisch gebied niet toe te passen, wanneer zij ervan overtuigd is dat er een daadwerkelijke concurrentie op de desbetreffende huurlijnenmarkt bestaat, hetgeen wordt aangetoond door tarieven die reeds aan deze vereisten voldoen. In artikel 20 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan deze richtlijnbepaling.

Artikel 21

Ingevolge artikel 11, tweede lid, van richtlijn 92/44/EEG brengt de nationale regelgevende instantie van ten minste ieder kalenderjaar een op statistieken gefundeerd verslag uit over de resultaten met betrekking tot de gepubliceerde leveringsvoorwaarden in het bijzonder wat leveringstermijn en reparatietijd betreft. Om een dergelijk verslag te kunnen uitbrengen is het noodzakelijk dat de betreffende informatie bekend is. Daartoe is in artikel 21 van het onderhavige besluit de verplichting voor een aanbieder van huurlijnen opgenomen om aan het college verslag uit te brengen over de bedoelde resultaten, zodat vervolgens het college deze resultaten bekend kan maken.

Artikel 22

Ingevolge artikel 9, onderdeel a, van richtlijn 98/10/EG dragen de lidstaten er zorg voor dat alle gebruikers die over een aansluiting op het vaste openbare telefoonnetwerk beschikken randapparatuur kunnen aansluiten en gebruiken die geschikt is voor de geleverde aansluiting. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 22 van het onderhavige besluit.

Artikel 23

Artikel 9, eerste volzin, onderdeel b, van richtlijn 98/10/EG bepaalt, kortweg, dat gebruikers die over een aansluiting op het vaste openbare telefoonnetwerk beschikken toegang moeten hebben tot de diensten van een telefonist en tot de abonnee-informatiedienst. Ook de gebruikers van de mobiele openbare telefoondienst moeten toegang hebben tot de diensten van een telefonist en tot de abonnee-informatiedienst, aldus artikel 9, tweede volzin, van richtlijn 98/10/EG. In het vorenstaande is voorzien in artikel 23 van het onderhavige besluit.

De beschikbaarheid van de abonnee-informatiedienst, deze dienst maakt onderdeel uit van de universele dienst, is geregeld in het Besluit universele dienstverlening.

Artikel 24

In artikel 24 van dit besluit is uitvoering gegeven aan artikel 11, eerste lid, van richtlijn 98/10/EG. Het gaat hier om de informatie die aanbieders van een vast openbaar telefoonnetwerk, van een vaste openbare telefoondienst, van een mobiel openbaar telefoonnetwerk en van een mobiele openbare telefoondienst bekend moeten maken, zodat afnemers van die diensten weten waar zij aan toe zijn.

Artikel 25

Artikel 10 van richtlijn 98/10/EG heeft betrekking op overeenkomsten die gesloten worden tussen aanbieders van vaste openbare telefoondiensten en van mobiele openbare telefoondiensten en de afnemers van die diensten. Deze overeenkomsten moeten ingevolge de richtlijn bepaalde elementen bevatten. Voorts bepaalt de richtlijn dat voorwaarden die aan die overeenkomsten zijn verbonden alsmede de eventueel van toepassing zijnde schadevergoedings- of terugbetalingsregelingen moeten kunnen worden aangepast door de regelgevende instantie voorzover deze voorwaarden en regelingen betrekking hebben op de bepalingen van richtlijn 98/10/EG, teneinde de rechten van de gebruikers of abonnees te beschermen. Aan artikel 10 van richtlijn 98/10/EG is uitvoering gegeven in artikel 25 van het onderhavige besluit. Uiteraard is de aanbieder van wie verlangd wordt dat hij de voorwaarden, verbonden aan een overeenkomst in overeenstemming brengt met het bij of krachtens de wet bepaalde ter uitvoering van richtlijn 98/10/EG, gehouden om die voorwaarden ook daadwerkelijk aan te passen.

Artikel 26

In artikel 26 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan artikel 11, tweede lid, van richtlijn 98/10/EG. Ingevolge laatstgenoemde bepaling dienen organisaties die vaste openbare telefoonnetwerken aanbieden, de regelgevende instanties op de hoogte te stellen van bepaalde technische specificaties van de interface voor de netwerktoegang. Tevens dient deze informatie algemeen bekend te worden gemaakt. Daartoe strekt het derde en vierde lid van artikel 26 van het onderhavige besluit.

Artikel 27

Artikel 12 van richtlijn 98/10/EG handelt over de kwaliteit van de diensten van aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken en vaste openbare telefoondiensten. Aanbieders van die diensten moeten jaarlijks een overzicht maken van de kwaliteit van de geboden diensten op basis van bepaalde parameters, definities en meetmethoden. Deze verplichting geldt voor aanbieders die krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet zijn aangewezen, voor aanbieders die overeenkomstig artikel 9.2 van de Telecommunicatiewet zijn aangewezen en voor de overige aanbieders die meer dan 18 maanden dergelijke diensten leveren. Het vorenstaande is uitgevoerd in artikel 27 van het onderhavige besluit.

Artikelen 28 en 29

Zoals hiervoor in onderdeel 3 van deze toelichting is aangegeven is het, overeenkomstig de ONP-kaderrichtlijn, slechts toegestaan om de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten te beperken om redenen gegrond op essentiële eisen in het kader van communautaire wetgeving. In artikel 13 van richtlijn 98/10/EG is voor vaste openbare telefoonnetwerken en voor vaste openbare telefoondiensten een nadere uitwerking gegeven aan die essentiële eisen. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van die richtlijn dienen er, kortweg, procedures te bestaan om situaties het hoofd te bieden waarin organisaties die vaste openbare telefoonnetwerken of vaste openbare telefoondiensten aanbieden, maatregelen nemen zoals onderbreking, beëindiging, aanzienlijke wijziging of beperking van de dienst. In artikel 28 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan deze richtlijnbepaling. De hoofdregel is dat een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst slechts gerechtigd is de door hem geleverde dienst te onderbreken, te beëindigen, aanzienlijk te wijzigen of te beperken met voorafgaande toestemming van het college. In artikel 29 zijn situaties opgenomen waarin voorafgaand toestemming wordt gegeven aan een aanbieder om vorengenoemde maatregelen te kunnen treffen.

Het college kan ingevolge artikel 13, tweede lid, van richtlijn 98/10/EG geen toestemming verlenen om maatregelen te nemen op grond van interoperabiliteit van diensten indien eindapparatuur wordt gebruikt die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen.

Artikelen 30 en 31

Artikel 14 van richtlijn 98/10/EG handelt over bepaalde faciliteiten die moeten worden geboden, zoals toonkiezen, gespecificeerde facturen en selectieve nummerblokkering. Hieraan is uitvoering gegeven in de artikelen 30 en 31 van het onderhavige besluit.

Artikelen 32 en 33

Artikel 15 van richtlijn 98/10/EG handelt over aanvullende faciliteiten die, voorzover technisch uitvoerbaar en economisch haalbaar, beschikbaar moeten worden gesteld. Het gaat hier om identificatie van de oproepende lijn, direct inkiezen en doorschakeling van oproepen. Hieraan is uitvoering gegeven in artikel 32 van het onderhavige besluit. In artikel 33 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan artikel 15, vierde lid, van richtlijn 98/10/EG. In afwachting van de beschikbaarheid van nummerportabiliteit dient er de mogelijkheid te bestaan dat gedurende een redelijke periode nadat een afnemer van de vaste openbare telefoondienst is overgestapt op een andere aanbieder, een telefonische oproep naar zijn oude nummer wordt doorverbonden naar zijn nieuwe nummer of dat opbellers inlichtingen krijgen over het nieuwe nummer.

Artikelen 34 tot en met 39

In de artikelen 17, 18 en 19 van richtlijn 98/10/EG zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de tariefbeginselen, kostentoerekeningsbeginselen, kortings- en bijzondere tariefregelingen. Aan deze bepalingen is, met inachtneming van het referentiekader met betrekking tot geharmoniseerde tariefbeginselen, zoals opgenomen in richtlijn 90/387/EEG, uitvoering gegeven in de artikelen 34 tot en met 39 van het onderhavige besluit.

Zoals hiervoor al is aangegeven dienen ingevolge richtlijn 90/387/EEG de tarieven, kort samengevat, op objectieve criteria en in beginsel op kostprijs te zijn gebaseerd. Voorts dienen tarieven doorzichtig te zijn en op passende wijze te worden bekendgemaakt. Tarieven moeten voldoende worden opgesplitst, zodat slechts betaald wordt voor de voorziening die gevraagd wordt. De tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten in beginsel gelijkheid van behandeling waarborgen.

De tariefregels gelden voor aanbieders van vaste openbare spraaktelefoondiensten die een aanmerkelijke macht op de markt hebben. Vorengenoemde algemene beginselen zijn grotendeels in artikel 34 van het onderhavige besluit opgenomen.

Artikel 17, tweede lid, van richtlijn 98/10/EG bepaalt dat tarieven voor het gebruik van het vaste openbare telefoonnetwerk en de vaste openbare telefoondiensten kostengeoriënteerd moeten zijn. Ingevolge artikel 18, eerste lid, eerste zin, van richtlijn 98/10/EG dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat een voor de tenuitvoerlegging van doorzichtige en op kostprijs gebaseerde tarieven een geschikt kostentoerekeningssysteem wordt opgesteld en toegepast. Aan het vorenstaande is uitvoering gegeven in artikel 35 van het onderhavige besluit. De systematiek zoals in de artikelen 35 en 36 van het onderhavige besluit is neergelegd is analoog aan die van de artikelen 16 en 17 van dit besluit. Voor een nadere toelichting daarop zij verwezen naar de toelichting op die artikelen en naar het algemeen gedeelte van deze nota van toelichting.

Aan artikel 18, eerste lid, tweede zin, van richtlijn 98/10/EG waarin is bepaald dat elk jaar een verklaring omtrent de inachtneming van de kostentoerekeningsbeginselen moet worden gepubliceerd, is uitvoering gegeven in artikel 37 van het onderhavige besluit.

Aan de bepaling met betrekking tot de kortingsregelingen in de richtlijn, artikel 19, is uitvoering gegeven in artikel 38 van het onderhavige besluit.

In artikel 39 van het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan artikel 17, zesde lid, van richtlijn 98/10/EG. Ingevolge die bepaling hoeven tarieven niet op kostprijs te zijn gebaseerd in een specifiek geografisch gebied indien in dat gebied op de markt voor de vaste openbare telefoondiensten sprake is van effectieve concurrentie.

Artikel 40

In artikel 40 van het besluit is uitvoering gegeven aan artikel 20 van richtlijn 98/10/EG, handelende over specificaties voor de netwerktoegang, en artikel 5 van richtlijn 90/387/EEG.

Artikel 41

In artikel 41 van dit besluit is deels uitvoering gegeven aan artikel 4, tweede lid, van richtlijn 97/33/EG. Deels, aangezien de in artikel 4, tweede lid, van richtlijn 97/33/EG, eveneens aan de orde zijnde bijzondere toegang reeds in hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet en de eventueel daarop te baseren lagere regelgeving uitputtend is geregeld. Artikel 41 ziet derhalve op al die vormen van toegang die niet zijn te beschouwen als bijzondere toegang. Het gaat hier om toegang tot het netwerk op de netwerkaansluitpunten die aan de meeste eindgebruikers worden aangeboden.

Artikel 44

Sinds medio 1997 wordt in Nederland de zogenoemde carrierselectie-dienst aangeboden. Deze dienst houdt in dat een KPN abonnee/afnemer door middel van het kiezen van een viercijferig nummer (16xy) direct voor het nummer dat hij normaliter zou hebben gekozen, kan bereiken dat een deel van het telefoongesprek niet plaatsvindt over het netwerk van KPN, maar over het netwerk van een andere aanbieder dan KPN. De carrierselectie-dienst maakt zo concurrentie mogelijk op het terrein van telefonie door aanbieders die zelf niet beschikken over een aansluitnetwerk. Voor de afnemer betekent de carrierselectie-dienst dat hij op een relatief eenvoudige wijze kan kiezen voor de voor hem meest voordelige aanbieder. Het is wel zo dat op dit moment de keuze voor een concurrerende aanbieder altijd per gesprek moet worden aangegeven. Gebruikt de afnemer het viercijferige nummer niet dan wordt zijn gesprek automatisch afgewikkeld over het netwerk van KPN. Aan deze relatief nadelige positie van de concurrenten, een korter nummer kiest nu eenmaal eenvoudiger dan een langer nummer, maakt de in artikel 44 opgenomen verplichting een einde. Het artikel bepaalt namelijk dat de afnemer van een aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt kan verlangen dat zodanige voorzieningen beschikbaar zijn dat hij zijn keuze voor een andere aanbieder als standaardkeuze in het netwerk van de aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt moet kunnen verankeren. Wel moet hierbij de mogelijkheid om de voorkeuze op individuele gespreksbasis te doorbreken door het kiezen van het hiervoor bedoelde viercijferige nummer (16xy) blijven bestaan. Voor wat betreft de mogelijkheid tot het geven van een ontheffing zij opgemerkt dat dit slechts mogelijk is indien de verplichting voor de betrokken aanbieder met een aanmerkelijke marktmacht leidt tot een buitensporige last in de zin van artikel 20, tweede lid, van richtlijn 97/33/EG. Dit betekent dat een ontheffing alleen dan kan worden verleend door het college indien ook de Europese Commissie van oordeel is dat er inderdaad sprake is van een buitensporige last voor de betrokken aanbieder. Tot slot zij nog opgemerkt dat er een verband is tussen de hier opgenomen verplichting en het recht op bijzondere toegang zoals dat is vastgelegd in artikel 6.9 van de wet. Het verband bestaat hierin dat met het recht van de afnemer om de hier bedoelde voorzieningen te verlangen van de aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt onlosmakelijk verbonden is met de plicht van die aanbieder om concurrenten een zodanige bijzondere toegang te bieden dat de klanten van die concurrent daadwerkelijk van de hier bedoelde voorzieningen gebruik kunnen maken. Tegen deze achtergrond is in het vierde lid bepaald dat een verzoek om bijzondere toegang dat samenhangt met de in dit artikel geregelde verplichting als redelijk moet worden beschouwd, tenzij terzake van die verplichting een ontheffing is verleend.

Artikel 45

In artikel 45 is een overgangsregeling getroffen voor de goedkeuring van het kostentoerekeningssysteem voor huurlijnen en voor de vaste openbare telefoondienst als bedoeld in het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie, zoals dat besluit luidde tot de datum waarop het komt te vervallen.

Artikel 46

Ten aanzien van artikel 46 wordt opgemerkt dat het onderhavige besluit tegelijkertijd in werking zal treden met de artikelen van de Telecommunicatiewet waarop dit besluit is gebaseerd.

4. Transponeringstabel

richtlijn 92/44/EEGgeïmplementeerd in
artikel 1artikel 7.2 Telecommunicatiewet (hierna: wet)
artikel 2artikel 1.1, onderdeel h, wet
artikel 3artikelen 10 en 11 Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: besluit)
artikel 4artikel 12 besluit
artikel 5artikel 9, onderdeel a, besluit artikel 2, eerste lid, Besluit ONP-geschillenbeslechting
artikel 6artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 besluit
artikel 7artikel 13 besluit
artikel 8artikelen 7, 14 en 18 besluit
artikel 9–-
artikel 10artikelen 15, 16, 17, 19 en 20 besluit
artikel 11artikel 21 besluit
artikel 12artikel 2, tweede lid, Besluit ONP-geschillenbeslechting
artikelen 13 t/m 16–-
richtlijn 98/10/EGgeïmplementeerd in
artikel 1–-
artikel 2artikelen 1.1, onderdeel k, l, m en n, en 6.4, eerste, derde en vierde lid, wet
artikelen 3, 5, 6, eerste, tweede en vierde lid, en 7, eerste lidBesluit universele dienstverlening
artikel 4artikelen 9.3 en 9.4 wet
artikel 6, derde lidartikelen 42 en 43 besluit
artikel 7, tweede lidartikel 7.6 wet
artikel 8–-
artikel 9artikelen 22 en 23 besluit en artikel 7.6 wet
artikel 10artikel 25 besluit
artikel 11artikelen 24 en 26 besluit
artikel 12artikel 27 besluit
artikel 13artikelen 28 en 29, eerste en tweede lid, besluit
artikel 14artikelen 30 en 31 besluit
artikel 15artikelen 32 en 33 besluit
artikel 16artikel 6.9 wet
artikel 17artikelen 34 en 39 besluit
artikel 18artikelen 35, 36 en 37 besluit
artikel 19artikel 38 besluit
artikel 20artikel 40 besluit
artikel 21artikel 29, derde lid, besluit
artikelen 22 t/m 25–-
artikel 26artikel 2, derde lid, Besluit ONP-geschillenbeslechting
artikelen 27 t/m 35–-

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 december 1998, nr. 235.

Naar boven