Besluit van 10 november 1998, houdende vaststelling regels ter uitvoering van artikel 4.10 van de Telecommunicatiewet betreffende nummerportabiliteit (Besluit nummerportabiliteit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1998, nr. HDTP/98/1551/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (PbEG L 199), en op artikel 4.10, eerste en achtste lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, no. W09.98.0222);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 1998, nr. HDTP/98/3280/JWD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. gratis nummer: nummer ten behoeve van een openbare telecommunicatiedienst, welke dienst bestaat uit het verzorgen van de overdracht van signalen tussen een aanbieder van informatie en een gebruiker van die informatie waartoe die gebruiker zonder betaling toegang heeft;

b. bijzonder gratis nummer: gratis nummer dat bestemd is voor het afwikkelen van veel oproepen in een korte tijd;

c. koopnummer of tariefnummer: nummer ten behoeve van een openbare telecommunicatiedienst, welke dienst bestaat uit het verzorgen van de overdracht van signalen tussen een aanbieder van informatie en een gebruiker van die informatie waartoe die gebruiker tegen betaling toegang heeft;

d. geografisch nummer: nummer dat bestemd is voor geografisch bepaalde bestemmingen.

Artikel 2

Een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van gratis nummers, niet zijnde de bijzondere gratis nummers, is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde gratis nummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst van een andere aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst af te nemen.

Artikel 3

Een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van bijzondere gratis nummers is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde bijzondere gratis nummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst van een andere aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst af te nemen.

Artikel 4

Een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van koopnummers of tariefnummers is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde koopnummer of tariefnummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst van een andere aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst af te nemen.

Artikel 5

Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische nummers is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde geografische nummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst vanaf dezelfde locatie van een andere aanbieder van een vaste openbare telefoondienst af te nemen.

Artikel 6

Een aanbieder van een mobiele openbare telefoondienst waarbij gebruik wordt gemaakt van nummers bestemd voor digitale mobiele netwerken is verplicht degene die deze dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde nummer te blijven gebruiken, indien hij ervoor kiest deze dienst van een andere aanbieder van een mobiele openbare telefoondienst af te nemen.

Artikel 7

  • 1. Een aanbieder van een dienst als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6 mag ter zake van de naleving van de in die artikelen bedoelde verplichtingen van degene die die dienst voortaan van een andere aanbieder wenst af te nemen geen vergoeding verlangen.

  • 2. Van degene die, met een beroep op het in de artikelen 2 tot en met 6 bepaalde, met behoud van het gebruik van het reeds bij hem in gebruik zijnde nummer de in die artikelen bedoelde diensten voortaan van een andere aanbieder afneemt, mag door die aanbieder een eenmalige vergoeding worden verlangd. Deze vergoeding mag echter slechts strekken tot vergoeding van de eenmalige administratieve kosten van de realisatie van het nummerbehoud en niet meer bedragen dan f 20,00.

  • 3. Het in het tweede lid genoemde bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voorzover het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 4.10 van de Telecommunicatiewet in werking treedt, met uitzondering van de artikelen 3 tot en met 6 die in werking treden met ingang van 1 januari 1999.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit nummerportabiliteit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 november 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de negentiende november 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

Paragraaf 1. inleiding

In hoofdstuk IV van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) is in artikel 4.10 de basis gelegd voor het opleggen van verschillende vormen van nummerportabiliteit. Onder nummerportabiliteit kan in zijn algemeenheid een algemene dienstverlening voor de eindgebruiker worden verstaan, waarbij deze gebruiker het desbetreffende nummer kan blijven gebruiken, indien bepaalde hieronder nader aangegeven omstandigheden veranderen.

Nummerportabiliteit kent drie basisvormen, welke zijn terug te vinden in de tekst van artikel 4.10, eerste lid, van de wet: die vorm waarbij een eindgebruiker zijn «oude» nummer kan blijven gebruiken indien hij – zonder te verhuizen – dezelfde openbare telecommunicatiedienst in het vervolg van een andere aanbieder afneemt (artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de wet), die vorm waarbij de eindgebruiker – zonder van aanbieder en dienst te verwisselen – zijn «oude» nummer kan blijven gebruiken indien hij binnen een bepaald gebied van adres verandert (artikel 4.10, eerste lid, onder b, van de wet), en, tot slot, die vorm waarbij de eindgebruiker – zonder van adres te veranderen en van aanbieder te verwisselen – zijn «oude» nummer kan blijven gebruiken indien hij een andere openbare telecommunicatiedienst gaat afnemen (artikel 4.10, eerste lid, onder c, van de wet). In beginsel kan op basis van artikel 4.10 van de wet bij algemene maatregel van bestuur ieder van de zojuist genoemde basisvormen voor aanbieders van in die maatregel te bepalen openbare telecommunicatiediensten verplicht worden gesteld. Het is bovendien mogelijk om op grond van artikel 4.10 combinaties van de zojuist genoemde basisvormen verplicht te stellen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het opleggen aan aanbieders van de vaste openbare telefoondienst van de verplichting om er aan mee te werken dat een gebruiker zijn «oude» nummer kan blijven gebruiken indien deze gebruiker binnen een bepaald gebied van adres verandert en daarbij bovendien besluit van aanbieder te verwisselen.

In dit besluit is ervoor gekozen om slechts de in artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de wet bedoelde vorm van nummerportabiliteit verplicht voor te schrijven voor bepaalde categorieën van openbare telecommunicatiediensten.

Het is naar de huidige ontwikkelingen vooralsnog niet wenselijk om voor de andere vormen van nummerportabiliteit een verplichting tot invoering daarvan op te leggen. Op de eerste plaats zijn bepaalde vormen van nummerportabiliteit op dit moment technisch nog niet mogelijk dan wel slechts te realiseren tegen zeer hoge kosten voor de betrokken aanbieders. Bovendien is voor het realiseren van de thans niet opgelegde vormen van nummerportabiliteit soms een zeer ingrijpende wijziging van het nummerplan nodig. Zo vergt bijvoorbeeld het bij de vaste telefoondienst introduceren van de nummerportabiliteitsvorm waarbij men zijn telefoonnummer kan blijven behouden ook in het geval men binnen Nederland verhuist een zeer ingrijpende wijziging van het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten met alle maatschappelijke kosten van dien. Immers in dat geval moet de koppeling van het «gewone» telefoonnummer aan een netnummergebied worden losgelaten. Hiermee is niet gezegd dat de hier aan de orde zijnde vorm van nummerportabiliteit nooit zal worden opgelegd. Immers er kan een moment in de toekomst komen dat de beleidsmatige afweging van maatschappelijke kosten en baten wel ten gunste van het opleggen van een verplichting tot die vorm van nummerportabiliteit uitpakt. De in het besluit vervatte keuze is mede ingegeven door een in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitgevoerd onafhankelijk onderzoek door het bureau OVUM. Op basis daarvan heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat bij brief van 20 november 1996 aan de Tweede Kamer haar standpunt met betrekking tot nummerportabiliteit meegedeeld (kamerstukken II 1996/97, 21 693, nr 43). Met ingang van 1 januari 1998 is nummerportabiliteit gerealiseerd voor de gratis nummers welke niet bestemd zijn voor het afwikkelen van veel oproepen in een korte tijd. De nummerportabiliteit, bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de wet, voor andere openbare telecommunicatiediensten moet zijn ingevoerd met ingang van 1 januari 1999 (de artikelen 3 tot en met 6).

Ten aanzien van de in dit besluit genoemde vormen van nummerportabiliteit geldt, zoals in de tekst van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht, dat de door de klant te verlaten aanbieder verplicht wordt aan zijn gebruikers de mogelijkheid te bieden om zijn «oude» nummer te kunnen blijven gebruiken. Bovendien geldt dat een nieuwe aanbieder op grond van het bepaalde in artikel 4.10, tweede lid, van de wet verplicht is een nieuwe klant toe te laten met zijn «oude» nummer indien hij de nieuwe klant ook zou hebben geaccepteerd in het geval deze zijn «oude» nummer niet wenste te blijven gebruiken.

Verder zij opgemerkt dat een verplichting tot het bieden van nummerportabiliteit op basis van dit besluit een eventueel op een aanbieder uit hoofde van artikel 6.1, betreffende interconnectie, of 6.9, betreffende bijzondere toegang, rustende verplichting onverlet laat. Hierdoor is het mogelijk dat op bepaalde aanbieders verplichtingen rusten die ertoe leiden dat een verplicht gestelde vorm van nummerportabiliteit reeds voor de inwerkingtreding van de relevante bepaling uit dit besluit (gedeeltelijk) – de jure en de facto – is gerealiseerd.

In dit verband is van belang op te merken dat op 17 juni 1997 een motie door de Tweede Kamer is aangenomen in het kader van de wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in verband met de invoering van het veilen van schaarse frequenties voor systemen van digitale mobiele telecommunicatie (kamerstukken II 1996/97, 25 171, nr 16). In de motie wordt de regering verzocht het daartoe te leiden dat de invoeringsdatum voor nummerportabiliteit in Nederland op 1 januari 1998 wordt gesteld, met dien verstande dat daarvoor door het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, maximaal een jaar uitstel kan worden verleend. In afwachting van nadere besluitvorming door het college wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat nummerportabiliteit overeenkomstig het hierboven neergelegde standpunt zal worden ingevoerd en dat derhalve invoering met ingang van 1 januari 1999 gerechtvaardigd zal zijn voor de vormen van nummerportabiliteit, genoemd in de artikelen 3 tot en met 6.

Dit is eveneens in lijn met de beleidsontwikkelingen binnen de Europese Unie. Artikel 12, vijfde lid, van richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997, inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP)(PbEG L 199) bepaalt dat zo spoedig mogelijk nummerportabiliteit (als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de wet) wordt ingevoerd, en dat deze faciliteit voor 1 januari 2003 in ten minste alle belangrijke bevolkingscentra beschikbaar is.

In het door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 20 november 1996 gepresenteerde Groenboek over een nummeringsbeleid voor telecommunicatiediensten in Europa (COM(96)590 def.) wordt echter ten aanzien van de bovengenoemde bepaling opgemerkt dat ernstig moet worden overwogen of deze datum niet kan worden vervroegd. Met het oog op een versnelling van het liberaliseringsproces beveelt zij aan dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om technische belemmeringen voor deze vorm van nummerportabiliteit weg te nemen, en ervoor te zorgen dat nummerportabiliteit in de belangrijkste bevolkingscentra voor 1 januari 2000 beschikbaar is.

Op basis van dit groenboek en gelet op het feit dat algemeen wordt onderkend dat nummerportabiliteit van groot belang is om een effectieve concurrentie te bewerkstelligen met betrekking tot openbare telecommunicatiediensten, is besloten tot invoering van nummerportabiliteit met betrekking tot de gratis nummers welke niet bestemd zijn voor het afwikkelen van veel oproepen in een korte tijd met ingang van 1 januari 1998. Nummerportabiliteit met betrekking tot de bijzondere gratis nummers, koopnummers of tariefnummers, geografische nummers en nummers bestemd voor digitale mobiele netwerken wordt ingevoerd met ingang van 1 januari 1999. Ook partijen in de markt zijn van mening dat de datum van invoering van deze vorm van nummerportabiliteit voor deze openbare telecommunicatiediensten ten opzichte van de bovengenoemde data in de communautaire regelgeving zo mogelijk moet worden vervroegd.

Terzijde zij opgemerkt dat in de bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer is medegedeeld dat Koninklijke PTT Nederland N.V. (KPN) zich zal inspannen om in de loop van 1998 bloknummerportabiliteit aan te bieden. Dit betekent dat KPN (delen van) aan haar toegekende reeksen aaneengesloten nummers die zij in gebruik heeft gegeven, zal overdragen aan een andere aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst, indien de desbetreffende gebruiker daarvoor kiest. Inmiddels wordt bloknummerportabiliteit sinds eind 1997 aangeboden.

Paragraaf 2. uitvoering

Nummerportabiliteit houdt nauw verband met de uitvoering van het nummerbeleid en het nummerbeheer. Voorzover van belang in het kader van nummerportabiliteit worden in het kort het nummerbeleid en -beheer nader toegelicht.

Nummers worden op basis van door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde nummerplannen toegekend door het college. Krachtens artikel 4.2 van de wet kunnen nummers worden toegekend aan drie categorieën van aanvragers, te weten:

a. aan aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk ten behoeve van het over hun telecommunicatienetwerk verzorgen van openbare telecommunicatiediensten;

b. aan aanbieders van een openbare telecommunicatiedienst; of

c. aan natuurlijke personen of rechtspersonen die een openbare telecommunicatiedienst gebruiken.

Nummers die aan aanbieders van een openbare telecommunicatiedienst zijn toegekend, kunnen in gebruik worden gegeven aan een eindgebruiker, degene die gebruik maakt van de telecommunicatiedienst.

Nummers die aan eindgebruikers worden toegekend, worden bijvoorbeeld door hen gebruikt voor het bieden van informatiediensten, zoals de diensten met betrekking tot de gratis nummers, bijzondere gratis nummers, koopnummers of tariefnummers.

Paragraaf 3. kosten

In het algemeen zijn, zoals in de toelichting op de wet reeds is aangegeven, aan de vorm van nummerportabiliteit waarop dit besluit ziet drie soorten kosten verbonden. In de eerste plaats de kosten die de beheerder van een telecommunicatienetwerk moet maken om nummerportabiliteit over zijn netwerk mogelijk te maken. In de tweede plaats de kosten van het door nummerportabiliteit veroorzaakte extra verkeer over het netwerk van de «verlaten» aanbieder, welke kosten afhankelijk zijn van de voor de totstandbrenging van nummerportabiliteit toegepaste techniek. En, als derde kostensoort, de eenmalige administratieve kosten verbonden aan het overboeken van de gebruiker die overstapt naar een andere aanbieder. Zoals in de toelichting op het desbetreffende wetsartikel reeds is aangegeven wordt in het onderhavige besluit bepaald dat aan de eindgebruiker die van aanbieder verandert en daarbij zijn «oude» nummer wenst te blijven gebruiken slechts de hiervoor bedoelde eenmalige administratieve kosten in rekening mogen worden gebracht tot een bedrag van ten hoogste twintig gulden. Hiermee wordt voorkomen dat een aanbieder door het vragen van een hoge vergoeding aan de vertrekkende abonnee het daadwerkelijk totstandkomen van de bedoelde vorm van nummerportabiliteit zou kunnen frustreren.

Voor wat betreft de verrekening van de aan nummerportabiliteit verbonden kosten tussen de bij nummerportabiliteit betrokken aanbieders is in dit besluit geen regeling opgenomen. Hierover moeten door de betrokken aanbieders binnen de in hoofdstuk 6 van de wet ter zake van interconnectie en bijzondere toegang gestelde regels afspraken worden gemaakt.

Paragraaf 4. toekomst

In de bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer is aangegeven dat andere vormen van nummerportabiliteit dan nummerportabiliteit met betrekking tot gratis nummers welke niet bestemd zijn voor het afwikkelen van veel oproepen in een korte tijd zoals met betrekking tot de bijzondere gratis nummers (artikel 3), koopnummers of tariefnummers (artikel 4), geografische nummers (artikel 5) en nummers bestemd voor digitale mobiele netwerken (artikel 6) niet met ingang van 1 januari 1998 verplicht zullen worden opgelegd. Het opleggen van dergelijke verplichtingen is afhankelijk van de technische mogelijkheden en de beleidsmatige afweging van de maatschappelijke kosten en baten. Tussen de marktpartijen is overleg gaande dat erop gericht is operationele afspraken te maken teneinde te bewerkstelligen de afgesproken invoeringsdatum van 1 januari 1999 te realiseren. De verwachting bestaat dat de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten zich vanuit de door hen aangegane verplichtingen en binnen de grenzen van het technisch haalbare, tot het uiterste zullen inspannen om de afgesproken datum te halen. De artikelen 3 tot en met 6 moeten ingevolge artikel 8 van dit besluit in werking treden met ingang van 1 januari 1999. Zoals reeds eerder is opgemerkt, is in dit besluit vooralsnog niet voorzien in andere vormen van nummerportabiliteit, zoals bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, onder b en c, van de wet.

Paragraaf 5. resultaten van het overleg

Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie. Het overlegorgaan heeft in zijn rapport van bevindingen van 6 april 1998, OPT 98/41, enkele opmerkingen gemaakt.

Een ontwerp van het onderhavige besluit is eveneens voorgelegd aan het college. In het kader van de door het college overeenkomstig artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit uitgevoerde uitvoeringstoets heeft het college in de brief van 8 april 1998, OPTA/C/98/783, enkele kanttekeningen geplaatst.

Aan de opmerkingen van het overlegorgaan en het college dat de invoeringsdata voor nummerportabiliteit bij voorkeur in het besluit zelf moeten worden opgenomen en niet alleen in de toelichting, is gevolg gegeven in artikel 8 van het besluit.

Ten aanzien van de kosten geven enkele leden van het overlegorgaan er de voorkeur aan dat in de toelichting de uitgangspunten zoals verwoord in bovengenoemde brief aan de Tweede Kamer tot uitdrukking worden gebracht. In dit verband zij verwezen naar de paragraaf over de kosten in deze nota van toelichting.

Overeenkomstig dit verzoek van het overlegorgaan is in deze paragraaf een nadere toelichting gegeven over de investeringskosten. Deze kosten komen voor rekening van elk van de partijen.

Ten aanzien van het van rechtswege overgaan van het nummer van de ene aanbieder op de «ontvangende» aanbieder merkt het overlegorgaan op dat die regeling niet in overeenstemming is met standaardisatie-afspraken die door de industrie worden gemaakt. Terzake hiervan zij opgemerkt dat het van rechtswege overgaan niet wordt geregeld in dit besluit maar in de wet. Aan het door het overlegorgaan gesignaleerde probleem wordt in grote mate tegemoet gekomen door artikel 4.10, vierde lid.

De aanbeveling van het college om dezelfde terminologie te gebruiken inzake «koopnummer of tariefnummer» in artikel 1 en artikel 4 van dit besluit, is overgenomen in de desbetreffende artikelen.

De opmerking van het college om ook een onderscheid te maken in «bijzondere koopnummers of tariefnummers», is niet overgenomen, omdat het onderscheid van «bijzonder gratis nummer» ten opzichte van «gratis nummer» alleen nodig is om nummerportabiliteit voor deze categorie van nummers eerder in werking te kunnen laten treden. Nummerportabiliteit voor alle koopnummers en tariefnummers treedt met ingang van 1 januari 1999 in werking.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Ten aanzien van de hier opgenomen begripsomschrijvingen zij opgemerkt dat de hier omschreven diverse categorieën nummers allen zijn opgenomen in het door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde Nummerplan voor telefoon- en ISDN-diensten.

Artikel 2

In dit artikel is de verplichting om nummerportabiliteit voor de openbare telecommunicatiedienst ten behoeve van de gratis nummers welke niet bestemd zijn voor het afwikkelen van veel oproepen in een korte tijd, aan te bieden, opgelegd. Bij het gebruik van deze gratis nummers kan in tegenstelling tot bijzondere gratis nummers de openbare telecommunicatiedienst zonder aanvullende technische voorzieningen in het gewone verkeersnet worden aangeboden. Bij massaal gebruik van andere, niet bijzondere gratis nummers kan de openbare telecommunicatiedienst niet via de gewone verkeerscentrales worden aangeboden. Hiervoor zijn aanvullende technische voorzieningen noodzakelijk.

Indien de gebruiker van een gratis nummer, niet zijnde een bijzonder gratis nummer, aangeeft dat hij met behoud van nummer gebruik wil maken van een andere aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst, moet de oorspronkelijke aanbieder van deze dienst dit mogelijk maken.

Artikelen 3 tot en met 6

In deze artikelen gaat het om nummerportabiliteit voor verschillende categorieën nummers die gebruikt worden voor openbare telecommunicatiediensten. Het gaat hier om de bijzondere gratis nummers (artikel 3), koopnummers of tariefnummers (artikel 4), geografische nummers (artikel 5) en nummers bestemd voor digitale mobiele netwerken (artikel 6).

Artikel 7

Het onderhavige artikel bevat de regeling voor het in rekening brengen van een vergoeding voor kosten van nummerportabiliteit aan de eindgebruiker. De bevoegdheid voor aanbieders van openbare telecommunicatiediensten om kosten in rekening te brengen strekt niet verder dan een vergoeding voor kosten die voortvloeien uit de te verrichten administratieve handelingen die gepaard gaan met de overgang van een afnemer van een dienst naar een andere aanbieder van die dienst, met behoud van het door de afnemer gebruikte nummer. Uit een door OVUM ingesteld onderzoek en uit vergelijking met vergoedingsbedragen die in ons omringende landen worden gehanteerd, is naar voren gekomen dat een bedrag van ten hoogste 20 gulden als vergoeding volstaat. Het is van belang dat hoge vergoedingsbedragen worden voorkomen omdat deze belemmerend kunnen werken op het gebruik van nummerportabiliteit. De met nummerportabiliteit beoogde stimulering van concurrentie zou daarmee worden gefrustreerd.

De hoogte van het bedrag kan bij ministeriële regeling worden aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindex van de gezinsconsumptie. Hiertoe is een voorziening getroffen in het tweede lid.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 december 1998, nr. 235.

Naar boven