Wet van 19 oktober 1998 tot verhoging van de grens van de bevoegdheid van de kantonrechters en van de appellabiliteit van vonnissen van deze rechters in burgerlijke zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grens van de bevoegdheid van de kantonrechters en van de grens van de appellabiliteit van vonnissen van deze rechters in burgerlijke zaken te verhogen, en dat het derhalve nodig is de Wet op de rechterlijke organisatie, het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten aan te passen alsmede een regel van overgangsrecht tot stand te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de rechterlijke organisatie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 38 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500, en «f 5000» telkens door: f 10 000.

B

In artikel 39 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500.

C

In artikel 42 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500, en «f 5000» door: f 10 000.

D

In artikel 69, tweede lid, wordt «vijfentwintighonderd gulden» vervangen door: f 3 500.

ARTIKEL II

In de eerste volzin van de artikelen 131 en 241 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek2 wordt «f 5000» vervangen door: f 10 000.

ARTIKEL III

In artikel 132 van de Pachtwet3 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500.

ARTIKEL IV

In artikel 50 van de Jachtwet4 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500.

ARTIKEL V

In artikel 12b, tweede lid, van de Waterstaatswet 19005 wordt «f 2500» vervangen door: f 3 500.

ARTIKEL VI

De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op zaken die door het uitbrengen van een inleidende dagvaarding zijn aangevangen vóór de dag waarop deze wet in werking treedt, ook als in die zaken na die dag hoger beroep wordt ingesteld.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 mei 1993 ingediende voorstel van wet houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet)6 op het in artikel VIII bedoelde tijdstip tot wet is verheven en in werking is getreden, komt artikel IV van het onderhavige wetsvoorstel te vervallen.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 19 oktober 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de zevenentwintigste oktober 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1972, 463, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 juni 1998, Stb. 446.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1998, Stb. 459.

XNoot
3

Stb. 1958, 37, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 juni 1998, Stb. 446.

XNoot
4

Stb. 1954, 523, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
5

Stb. 1900, 176, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XNoot
6

Stb. 1998, 402.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 881.

Handelingen II 1997/98, blz. 6456–6457.

Kamerstukken I 1997/98, 25 881 (418); 1998/99, 25 881 (9).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 13 oktober.

Naar boven