Besluit van 2 september 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 in verband met het creëren van de mogelijkheid om terugwerkende kracht te verlenen aan een vrijstelling op grond van artikel 24

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juli 1998, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/98/3096;

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 13, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet en artikel 6, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 1998, no. W12.98.0337);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 augustus 1998, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/GSV/98/17344;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I (WIJZIGING VAN HET BESLUIT UITBREIDING EN BEPERKING KRING VERZEKERDEN VOLKSVERZEKERINGEN 1989)

Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 19891 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «die een uitkering ontvangt» vervangen door: die aanspraak heeft op een uitkering.

2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. in het geval de ingezetene duurzaam aanspraak heeft op uitsluitend een buitenlandse uitkering of een uitkering van een volkenrechtelijke organisatie, indien deze uitkering ten minste gelijk is aan 70% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag;.

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «mede een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvangt» vervangen door: mede aanspraak heeft op een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onverminderd artikel 39 gaat de vrijstelling in met ingang van de datum van het verzoek om vrijstelling doch niet eerder dan op het moment waarop de aanspraak op de buitenlandse uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie ontstaat.

5. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid wordt na het derde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien de toepassing van het derde lid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Sociale Verzekeringsbank in afwijking van dat lid bepalen dat de vrijstelling terugwerkt tot ten hoogste drie jaar voorafgaande aan de datum van het verzoek, met dien verstande dat deze niet verder terugwerkt dan tot aan de datum waarop de aanspraak op de buitenlandse uitkering of op de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie is ontstaan.

B

Artikel 25 wordt vervangen door:

Artikel 25

  • 1. De Sociale Verzekeringsbank kan, met uitzondering van artikel 24, vierde lid, artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang van de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, die uitsluitend voortvloeit uit de verzekeringsplicht of de uitsluiting daarvan krachtens dit besluit.

  • 2. Van een besluit van de Sociale Verzekeringsbank op grond van het eerste lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

C

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt de zinsnede « als bedoeld in artikel 24» vervangen door: , bedoeld in artikel 24, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het besluit van 2 september 1998, tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989, in verband met het creëren van de mogelijkheid om terugwerkende kracht te verlenen aan een vrijstelling op grond van artikel 24,.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede « als bedoeld in het vierde of vijfde lid» vervangen door: , bedoeld in het vijfde of zesde lid.

ARTIKEL II (OVERGANGSRECHT)

  • 1. Indien de toepassing van artikel 24, derde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Sociale Verzekeringsbank op verzoek van de ingezetene die tussen 4 november 1994 en de dag waarop dit besluit in werking treedt vrijstelling is verleend, besluiten dat die vrijstelling terugwerkt tot ten hoogste drie jaar voorafgaande aan de datum van het verzoek, met dien verstande dat deze niet verder terugwerkt dan tot aan de datum waarop de aanspraak op de buitenlandse uitkering of op de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie is ontstaan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de vrijstelling van de verzekeringsplicht voor personen in het genot van een uitkering als bedoeld in artikel 24, vijfde of zesde lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 alleen betrekking hebben op tijdvakken vanaf 1 september 1992.

ARTIKEL III (INWERKINGTREDING)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 september 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de twintigste oktober 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (KB 164) biedt op grond van artikel 24 de mogelijkheid aan ingezetenen die een buitenlandse wettelijke socialeverzekeringsuitkering of een uitkering ingevolge een regeling van een volkenrechtelijke organisatie ontvangen, vrijstelling te vragen van verzekeringsplicht ingevolge de volksverzekeringen, met uitzondering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Een verzoek daartoe moet worden ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank. De vrijstelling gaat in op de datum waarop het verzoek om vrijstelling werd ingediend doch niet eerder dan op het moment dat de buitenlandse uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie daadwerkelijk wordt ontvangen. Een mogelijkheid om de vrijstelling met terugwerkende kracht te verlenen, ontbreekt.

In de praktijk blijkt het echter voor te komen dat betrokkene lange tijd op een beschikking inzake een buitenlandse uitkering of een uitkering van een volkenrechtelijke organisatie moet wachten. Indien dan blijkt dat betrokkene met terugwerkende kracht aanspraak heeft op een dergelijke uitkering is er op basis van de huidige bepaling geen mogelijkheid om de betrokkene voor die periode waarover de terugwerkende kracht zich uitstrekt vrijstelling te verlenen. Ook de hardheidsclausule van artikel 25 blijkt geen soelaas te bieden. Dat artikel is blijkens de toelichting slechts van belang met betrekking tot de uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden. Het verlenen van een vrijstelling met terugwerkende kracht valt buiten het bereik van dat artikel. Ten tijde van de behandeling van de beleidsnotitie «Herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen» (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 754, nr. 1) besloot het kabinet om in een nieuw te ontwerpen besluit de mogelijkheid op te nemen, in gevallen als deze of andere gevallen waarin zich onbillijkheden van overwegende aard voordoen terugwerkende kracht aan de vrijstelling te verlenen. De terugwerkende kracht bedraagt ten hoogste drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek werd ingediend. Deze termijn wordt in de praktijk voor de meeste terugwerkende krachtsituaties voldoende geacht.

Aangezien het wenselijk is aan dit beleid reeds nu invulling te geven is besloten over te gaan tot de wijziging van KB 164. Daarin wordt in artikel 24 een nieuw vierde lid ingevoegd op grond waarvan in gevallen van kennelijke hardheid de Sociale Verzekeringsbank kan besluiten terugwerkende kracht aan de vrijstelling te verlenen zodat situaties zoals hiervoor omschreven voorkomen kunnen worden. Voorts worden het eerste tot en met het derde lid van dit artikel gewijzigd opdat de ingangsdatum van de vrijstelling aansluit bij het ontstaan van het recht op de uitkering, in plaats van bij het (in de praktijk latere) moment van uitbetaling, ook hier om onbillijkheden te voorkomen. Tevens wordt artikel 25 gewijzigd zodat de verhouding tussen artikel 24 en 25 duidelijk wordt.

Op 4 november 1997 heeft de Tweede Kamer een motie aanvaard (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 754, nr. 8) waarin de regering werd verzocht om ook degenen die gedurende de afgelopen drie jaar met succes een beroep hadden gedaan op de vrijstellingsregeling van KB 164 maar niet een vrijstelling met terugwerkende kracht konden verkrijgen omdat die mogelijkheid ontbrak, alsnog in de gelegenheid te stellen voor zo'n terugwerkende kracht in aanmerking te komen.

Ook in die gevallen moet er uiteraard sprake zijn van onbillijkheden van overwegende aard, welke kunnen worden opgeheven door terugwerkende kracht aan de vrijstelling te geven, die overigens eveneens ten hoogste drie jaar kan bedragen, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek werd ingediend. In artikel II is deze mogelijkheid neergelegd.

De Sociale Verzekeringsbank zal degenen aan wie in de betreffende periode vrijstelling is verleend en die voor terugwerkende kracht van die vrijstelling in aanmerking zouden zijn gekomen, ware een dergelijke regeling op het moment van de aanvraag van kracht geweest, er op attenderen dat zo'n verzoek alsnog kan worden ingediend. De belastingdienst zal vervolgens op verzoek van betrokkene onder overlegging van de daartoe benodigde gegevens alsnog ambtshalve vermindering verlenen.

De vrijstelling voor personen in het genot van een uitkering als bedoeld in artikel 24, vijfde of zesde lid van KB 164 kan alleen betrekking hebben op tijdvakken vanaf 1 september 1992. Op die datum werd de mogelijkheid van vrijstelling voor die personen geopend.

Financiële gevolgen

Het alsnog toekennen van terugwerkende kracht aan reeds verleende vrijstellingen betekent in een aantal gevallen dat door de belastingdienst tot teruggaaf van teveel geïnde premie dient te worden overgegaan. In weer andere gevallen zullen reeds opgelegde premieaanslagen niet behoeven te worden betaald. Met de kosten die aan deze herziening van kb 164 zijn verbonden, is reeds rekening gehouden in het kostenplaatje ten behoeve van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1989, 164, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 mei 1998, Stb. 309.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven