Besluit van 7 september 1998, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie in verband met onder meer de invoering van de Wet op de medische keuringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 juli 1998, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, EA98/U2465;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet;

De Raad van State gehoord (advies van 20 augustus 1998, No. WO4.98.0393);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 augustus 1998, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, Nr. EA98/2910;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit algemene rechtspositie politie1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7

  • 1. Voor de aanstelling als adspirant-ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en bijzondere ambtenaar van politie komt uitsluitend in aanmerking degene die:

    a. Nederlander is;

    b. de door Onze Minister vast te stellen minimum leeftijd heeft bereikt;

    c. voldoet aan bij regeling van Onze Minister te stellen eisen met betrekking tot het opleidingsniveau, de psychologische keuring en een geneeskundige keuring als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de medische keuringen;

    d. voldoet aan overige bij regeling van Onze Minister te stellen eisen.

  • 2. Teneinde vast te stellen of de persoon, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor de vervulling van de functie, kan het bevoegd gezag de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt, verifiëren en zo nodig aanvullen.

  • 3. Onze Minister van Justitie kan ten aanzien van de aanstelling als bijzondere ambtenaar van politie nadere regels vaststellen over het aantal dienstjaren dat deze ambtenaar werkzaam moet zijn geweest als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

  • 4. De betrokkene, die op grond van het eerste lid, onderdeel c, is onderworpen aan een geneeskundige keuring, wordt bij aanstelling in een andere functie opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien betrokkene voor het vervullen van die functie aan andere medische eisen dient te voldoen dan voor de tot dusverre vervulde functie.

B. Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

  • 1. Voor de aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie dan wel als ambtenaar werkzaam bij het LSOP komt in aanmerking degene die:

    a. voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen eisen met betrekking tot het opleidingsniveau;

    b. voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen eisen met betrekking tot een psychologische keuring, indien daaraan naar het oordeel van het bevoegd gezag behoefte bestaat;

    c. voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen eisen met betrekking tot een geneeskundige keuring als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de medische keuringen, indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld.

    Het bevoegd gezag stelt vast voor welke functies een onderzoek naar de medische geschiktheid noodzakelijk is;

    d. voldoet aan overige door het bevoegd gezag te stellen eisen die specifiek gerelateerd zijn aan de functie binnen het politiekorps dan wel binnen het LSOP.

  • 2. Teneinde vast te stellen of de persoon, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor de vervulling van de functie, kan het bevoegd gezag de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt, verifiëren en zonodig aanvullen.

  • 3. De betrokkene die op grond van het eerste lid, onderdeel c, is onderworpen aan een geneeskundige keuring, wordt bij aanstelling in een andere functie opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien betrokkene voor het vervullen van die functie aan andere medische eisen dient te voldoen dan voor de tot dusverre vervulde functie.

C. In artikel 8a, vijfde lid, wordt na «antecedentenonderzoek» ingevoegd: of een veiligheidsonderzoek.

Artikel II

Het Besluit rechtspositie vrijwillige politie2 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Voor aanstelling als vrijwillige ambtenaar van politie komt uitsluitend in aanmerking degene die:

    a. Nederlander is;

    b. de door Onze Minister vast te stellen minimum leeftijd heeft bereikt;

    c. voldoet aan bij regeling van Onze Minister te stellen eisen met betrekking tot het opleidingsniveau, de psychologische keuring en een geneeskundige keuring als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de medische keuringen;

    d. voldoet aan overige bij regeling van Onze Minister te stellen eisen.

  • 2. Teneinde vast te stellen of de ambtenaar in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor de vervulling van de functie, kan het bevoegd gezag de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt, verifiëren en zonodig aanvullen.

  • 3. De betrokkene die op grond van het eerste lid, onderdeel c, is onderworpen aan een geneeskundige keuring, wordt bij aanstelling in een andere functie opnieuw aan een geneeskundige keuring onderworpen, indien betrokkene voor het vervullen van die functie aan andere medische eisen dient te voldoen dan voor de tot dusverre vervulde functie.

B. Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid van artikel 4a vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

2. In het derde lid wordt na «antecedentenonderzoek» ingevoegd: of een veiligheidsonderzoek.

C. Na artikel 4b wordt ingevoegd een nieuw artikel 4c, dat luidt als volgt:

Artikel 4c

Onze Minister stelt nadere regels vast ter uitvoering van het antecedentenonderzoek, bedoeld in de artikelen 4a en 4b. Deze nadere regels bevatten in ieder geval waarborgen omtrent een voldoende bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 september 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de dertiende oktober 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 1998 is de Wet op de medische keuringen in werking getreden. Deze wet is ook van toepassing op aanstellingen in politiedienst. De wet beoogt het aantal aanstellingskeuringen terug te dringen en de rechtspositie van degenen die een medische keuring ondergaan te versterken. In dit kader is eveneens van belang het Protocol aanstellingskeuringen dat op 1 januari 1996 in werking is getreden en binnen de overheid van kracht is. Dit protocol beoogt ook het aantal aanstellingskeuringen terug te dringen en regelt de rechten en plichten van het bevoegd gezag en degene die aan een aanstellingskeuring wordt onderworpen.

Uitgangspunt van de Wet op de medische keuringen en het protocol is dat er geen aanstellingskeuring zal plaatsvinden als daar geen specifieke, aan de functie ontleende reden voor is. Uitsluitend indien specifieke functie-eisen voor de vervulling van de functie zijn geformuleerd die in medische termen kunnen worden vertaald, is een aanstellingskeuring toegestaan. Tevens dient een aanstellingskeuring plaats te vinden nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de adspirant- ambtenaar hebben plaats gehad. Een uitzondering hierop vormen het antecedentenonderzoek en het veiligheidsonderzoek. Deze onderzoeken kunnen dermate ingrijpend zijn voor de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en hun naaste omgeving, dat deze het sluitstuk behoren te zijn van de selectieprocedure. Daarmee kan worden voorkomen dat kandidaten, die op medische gronden niet in aanmerking komen voor een aanstelling onnodig een dergelijke inbreuk op hun privacy behoeven te dulden (artikel 4, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen).

De huidige artikelen 7 en 8 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het huidige artikel 4 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie zijn niet strijdig met het Protocol, noch met de Wet op de medische keuringen. Enige regeling omtrent de medische keuring in deze besluiten is echter omwille van de duidelijkheid wel wenselijk. Het betreft dan met name de vaststelling door het bevoegd gezag van de administratief-technische functies waarvoor een medische keuring noodzakelijk is, alsmede de noodzaak van een medische keuring bij wijziging van functie.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige wijzigingen aan te brengen in de bepalingen van het Barp en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie die betrekking hebben op het antecedentenonderzoek.

Met de politievakorganisaties is over het concept-besluit overleg gevoerd en zij hebben hiermee ingestemd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, en Artikel II, onderdeel A

Op grond van het huidige artikel 7 van het Barp en artikel 4 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, gaat aan een aanstelling als adspirant-ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, bijzondere ambtenaar van politie respectievelijk vrijwillige ambtenaar van politie altijd een geneeskundige keuring vooraf. De Wet op de medische keuringen en het Protocol aanstellingskeuringen brengen hierin geen verandering. Aan de vervulling van bedoelde functies worden bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid gesteld, die voortvloeien uit de functie-eisen die in het algemeen aan het vervullen van een zogenoemde executieve functie worden gesteld alsmede uit de functie- inhoud.

Wel is nu opgenomen dat bij aanstelling in een andere functie de betrokkene niet opnieuw aan een geneeskundige keuring wordt onderworpen, indien voor het vervullen van die andere functie niet aan andere medische eisen dient te worden voldaan dan voor de tot dusverre vervulde functie.

Artikel I, onderdeel B

Voor ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en voor ambtenaren werkzaam bij het LSOP, is in het huidige artikel 8 van het Barp bepaald, dat zij bij aanstelling moeten voldoen aan door het bevoegd gezag te stellen eisen met betrekking tot de geneeskundige keuring. Deze bepaling wordt in die zin nader gepreciseerd, dat ten aanzien van deze ambtenaren een geneeskundige keuring alleen kan geschieden indien op grond van functie-eisen een onderzoek naar de medische geschiktheid noodzakelijk is. In artikel 8 is hiertoe tevens neergelegd dat het bevoegd gezag verplicht is vast te leggen voor welke zogenoemde administratief-technische functies een onderzoek naar de medische geschiktheid noodzakelijk is.

Het spreekt voor zich dat het bevoegd gezag over de samenstelling van een dergelijke «functielijst» overleg voert met de bedrijfsgeneeskundige dienst. Ook zal deze functielijst regelmatig moeten worden geactualiseerd. Ook voor de administratief-technische functies wordt nu bepaald dat bij aanstelling in een andere functie slechts opnieuw een geneeskundige keuring kan plaatsvinden, indien voor het vervullen van die andere functie aan andere medische eisen dient te worden voldaan dan voor de tot dusverre vervulde functie.

Artikel I, onderdeel C

Het invoegen in artikel 8a, vijfde lid, van het veiligheidsonderzoek hangt samen met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsonderzoeken. In deze wet wordt niet expliciet bepaald wanneer een veiligheidsonderzoek dient te worden uitgevoerd. Derhalve wordt nu in het Barp ook ten aanzien van het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek bepaald dat dit onderzoek, evenals het antecedentenonderzoek, pas wordt ingesteld nadat het bevoegd gezag de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht. Het voorkomen van onnodige inbreuken op de privacy van betrokkene vereist deze volgorde van onderzoeken.

In dit kader wordt tevens gewezen op artikel 4, derde lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken, dat bepaalt dat aanstelling in een vertrouwensfunctie slechts mogelijk is indien ten aanzien van de betrokkene een zogenoemde verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van die wet is afgegeven.

Artikel II, onderdelen B en C

Het huidige derde lid van artikel 4a van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie bevat een grondslag voor het stellen van nadere regels ter uitvoering van het antecedentenonderzoek door de Minister van Binnenlandse Zaken. Abusievelijk wordt daar alleen verwezen naar het antecedentenonderzoek, bedoeld in het eerste lid van artikel 4a. Bedoelde regels dienen echter ook betrekking te hebben op het antecedentenonderzoek op grond van artikel 4b (herhalingsonderzoek). Conform de systematiek van het Barp is in een nieuw artikel 4c nu de grondslag neergelegd voor het stellen van nadere regels ter uitvoering van het antecedentenonderzoek, bedoeld in zowel artikel 4a als artikel 4b van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper


XNoot
1

Stb. 1994, 214, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 mei 1998, Stb. 340.

XNoot
2

Stb. 1995, 236, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 februari 1998, Stb. 144.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven