Besluit van 9 september 1998, houdende regels over de verdeling van de middelen uit het gemeentefonds over gemeenten en over de verdeling van de middelen uit het provinciefonds over provincies in verband met de afschaffing van de milieuleges (Besluit integratie-uitkering afschaffing milieuleges)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 8 juli 1998, nr. fip 98/571 M, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A.G.M. van de Vondervoort;

Gelet op artikel 13 van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, nr. W04.98.0328)

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 28 augustus 1998, nr. fip 98/668 M, gedaan mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkaangelegenheden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Provincies en gemeenten ontvangen over de uitkeringsjaren 1998 tot uiterlijk 2003 een uitkering uit het provinciefonds respectievelijk het gemeentefonds indien zij inkomsten derven door het vervallen van de mogelijkheid rechten te kunnen heffen ter zake van beschikkingen voor het verlenen van vergunningen of ontheffingen op grond van de Wet milieubeheer en ter zake van beschikkingen op grond van de Wet bodembescherming.

Artikel 2

  • 1. De uitkering over het jaar 1998 wordt berekend naar het gemiddelde van de som van de twee hoogste bedragen van de opbrengsten van de rechten op grond van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming vermeld in de rekening 1995, de rekening 1996 en de begroting 1997 zoals deze op 1 maart 1997 luidde.

  • 2. Indien de rekening 1996 op 1 maart 1997 nog niet was vastgesteld, wordt de stand van de begroting op 31 december 1996 gehanteerd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt op verzoek van een gemeente die met ingang van 1 januari 1997 nieuw is gevormd, dan wel met ingang van die datum een herindeling heeft ondergaan waarbij het aantal inwoners meer dan 10% is toegenomen dan wel is afgenomen, de stand van de begroting 1997 op 13 juli 1997 gehanteerd.

Artikel 3

  • 1. Provincies en gemeenten doen vóór 1 maart 1998 opgave van de in artikel 2 bedoelde rekeningscijfers 1995 en 1996 en begrotingscijfers 1997 aan onze Minister van Binnenlandse Zaken, respectievelijk onze Minister van Financiën. De in de opgave opgenomen gegevens zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.

  • 2. Van een goedkeurende accountantsverklaring van gegevens over een jaar kan worden afgezien indien:

    a. de opgegeven bedragen leiden tot een uitkering als bedoeld in artikel 1 die in het jaar 1998 lager is dan f 50 000,–;

    b. het opgegeven bedrag afzonderlijk is vermeld in de van een goedkeurende accountantsverklaring voorziene rekening en in de begroting.

  • 3. Voorts kan van een goedkeurende accountantsverklaring voor de gegevens van het jaar 1997 worden afgezien indien de opgave van de inkomsten over het begrotingsjaar 1997:

    a. niet meer dan 20% hoger is dan het opgegeven bedrag op grond van de rekening 1996;

    b. meer dan 20% hoger is dan het opgegeven bedrag op grond van de rekening 1996 en die inkomstenstijging aannemelijk is gemaakt.

  • 4. Op verzoek wordt voor het doen van de opgave als bedoeld in het eerste lid uitstel verleend tot 1 mei 1998.

  • 5. Opbrengsten van een gemeente die met ingang van 1 januari 1995, 1996, 1997 dan wel 1998 is opgeheven worden toegerekend aan de gemeente waarnaar alle rechten en verplichtingen zijn overgegaan ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling.

Artikel 4

Indien in de periode waarover de in artikel 1 bedoelde uitkering wordt verstrekt na 1998 een wijziging van de gemeentelijke of provinciale indeling plaatsvindt, wordt de uitkering vanaf de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden berekend alsof de wijziging van de gemeentelijke respectievelijk de provinciale indeling reeds had plaatsgevonden op 1 januari 1998 waarbij het gemiddelde als bedoeld in artikel 2, eerste lid, vermeerderd of verminderd wordt naar rato van de mutatie in het aantal inwoners.

Artikel 5

  • 1. De uitkering is uiterlijk in het jaar 2003 volledig geïntegreerd in de algemene uitkering uit het provinciefonds respectievelijk het gemeentefonds.

  • 2. Indien in de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorende bij de begroting van het provinciefonds voor de jaren 1999, 2000 en 2001, onder artikel 2.02, een ander bedrag is opgenomen dan in de begroting 1998, wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 4, het in de begrotingsstaat vermelde bedrag in dezelfde verhouding over de betrokken provincies verdeeld als het bedrag voor het uitkeringsjaar 1998.

  • 3. Indien in de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorende bij de begroting van het gemeentefonds voor de jaren 1999, 2000 en 2001, onder artikel 03.10, een ander bedrag is opgenomen dan in de begroting 1998, wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 4, het in de begrotingsstaat vermelde bedrag in dezelfde verhouding over de betrokken gemeenten verdeeld als het bedrag voor het uitkeringsjaar 1998.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt voor het eerst voor het uitkeringsjaar 1998.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit integratie-uitkering afschaffing milieuleges.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Onze staatssecretaris van Financiën zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

histnoot

's-Gravenhage, 9 september 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de dertiende oktober 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Algemene toelichting

In het kader van het lastenverlichtingspakket 1998 heeft het kabinet voorgesteld dat met ingang van 1 januari 1998 geen leges meer kunnen worden geheven ter zake van beschikkingen voor vergunningen en ontheffingen op grond van de Wet milieubeheer en beschikkingen op grond van de Wet bodembescherming (Wet van 18 deceber 1997, houdende wijziging van enkele wetten c.a. (belastingplan 1998, Stb. 1997, 730).

De gemeenten en provincies worden gecompenseerd op basis van de gederfde legesinkomsten op basis van de rekeningcijfers van 1995 en 1996 en de begrotingscijfers voor 1997. Voor de vaststelling van de compensatie per individuele gemeente of provincie wordt het rekenkundige gemiddelde bepaald van de twee hoogste van de drie waarnemingen. Er vindt hierbij geen correctie plaats voor gemeentelijke herindelingen die hebben plaatsgevonden in de periode 1995 tot en met 1998. Indien gemeenten in deze periode zijn opgeheven, worden de inkomsten toegerekend aan de algemene rechtsopvolger. Gemeenten en provincies kunnen desgewenst onderling afspraken maken over een onderlinge verrekening van inkomsten.

De compensatie vindt plaats op basis van historische gegevens. Voor de gemeenten en de provincies is dit in het algemeen gunstig, omdat verwacht mag worden dat het aantal af te geven milieuvergunningen in de toekomst zal afnemen. Gelet op jaarlijkse fluctuaties in de legesopbrengsten is ervoor gekozen om de basis voor de compensatie te berekenen op basis van drie jaren, waarvan de twee hoogste waarnemingen bepalend zijn.

Zolang nog geen zicht bestaat op de verdeling in het provinciefonds en het gemeentefonds via de reguliere verdeelmaatstaven, zullen de gemeenten en provincies hiervoor gecompenseerd worden door middel van een integratie-uitkering. De verwachting is dat uiterlijk, maar zo mogelijk eerder, per 2003 een reguliere verdeling kan worden gerealiseerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel geeft aan dat de integratie-uitkering ophoudt te bestaan zodra de beschikbare middelen via de reguliere verdeelmaatstaven in het gemeente- en het provinciefonds worden verdeeld.

Artikel 2

Lid 1

Dit lid geeft aan welke gegevens bepalend zijn voor de vaststelling van de hoogte van de compensatie in 1998. Voor de begrotingscijfers voor 1997 is ervoor gekozen hiervoor de ontwerpbegroting inclusief alle begrotingswijzigingen tot 1 maart 1997 als uitgangspunt te nemen. Enerzijds wordt daarmee voorkomen dat als gevolg van anticipatie de hoogte van het bedrag opwaarts of neerwaarts wordt beïnvloed, anderzijds is het op deze wijze mogelijk om toch al tot op zekere hoogte rekening te kunnen houden met in de loop van het begrotingsjaar gewijzigde inzichten in de hoogte van de legesinkomsten.

Lid 3

Nieuw gevormde gemeenten en gemeenten waar sprake is van forse grenscorrecties hebben niet in alle gevallen al op 1 maart 1997 een begroting kunnen vaststellen of konden als gevolg van de herindeling of grenscorrecties op dat moment nog nauwelijks inzicht hebben in de te verwachten legesinkomsten. Indien deze gemeenten (bij gemeenten met forse grenscorrecties gaat het hierbij om gemeenten met grenscorrecties die meer dan 10% van het aantal inwoners omvatten, zulks conform de afbakening van de Wet algemene regels herindeling) daarom verzoeken, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de compensatie niet de begrotingsstand per 1 maart 1997, maar de begrotingsstand per 13 juli 1997 betrokken.

Artikel 3

Lid 2 en 3

Deze leden bepalen dat de gemeenten en de provincies de opgave die bepalend is voor de hoogte van de compensatie moeten voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Om redenen van doelmatigheid kan in de volgende gevallen van een voor deze opgave afzonderlijke accountantsverklaring worden afgezien.

1. Het totale bedrag waarvoor compensatie wordt gevraagd, bedraagt ten hoogste f 50 000,–. In dat geval kan de gemeente of de provincie volstaan met het toesturen van de rekening met een goedkeurende accountantsverklaring.

2. In de rekening respectievelijk de begroting zijn de bedragen die voor compensatie in aanmerking komen zichtbaar uitgesplitst. De rekening is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. De gemeente of provincie kan dan volstaan met het overleggen van de rekening inclusief de accountantsverklaring.

Voor wat betreft de opgave van de gemiste inkomsten op grond van de begroting 1997, kan de gemeente of de provincie afzien van een accountantsverklaring indien het begrotingsbedrag voor de milieuleges voor 1997 afzonderlijk ten hoogste 20% hoger is dan het rekeningbedrag voor 1996. Is het begrotingsbedrag hoger dan 120% van het rekeningbedrag 1996, dan dient hetzij een deugdelijke onderbouwing te worden overlegd, hetzij de opgave te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Bij een deugdelijke onderbouwing kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een tariefverhoging of aan een te verwachten omvangrijke stijging van het aantal inrichtingen waarvoor een milieuvergunning moet worden aangevraagd. De onderbouwing dient aannemelijk te maken dat het begrote bedrag (dat immers niet afzonderlijk in de begroting herkenbaar is) meer dan 20% hoger is dan het rekeningbedrag voor 1996.

Lid 5

Indien een gemeente wordt opgeheven, wordt een algemene rechtsopvolger aangewezen. Voor de berekening van de basis van de integratie-uitkering wordt de opbrengst van de leges van de opgeheven gemeenten toegerekend aan de algemene rechtsopvolger.

Indien na 1998 in de periode waarover de in artikel 1 bedoelde uitkering wordt verstrekt een wijziging van de gemeentelijke of provinciale indeling plaatsvindt, wordt de basis van de integratie-uitkering gecorrigeerd aan de hand van de mutatie van het aantal inwoners.

Artikel 4

Grenscorrecties kunnen gevolgen hebben voor het aantal milieuvergunningen dat door een gemeente of provincie moet worden behandeld. Dit artikel 4 bepaalt dat de uitkering met ingang van de datum van herindeling opnieuw wordt berekend alsof de herindeling reeds had plaatsgevonden per 1998. De basisuitkering voor 1998 wordt opnieuw berekend door de uitkering voor de desbetreffende gemeente dan te vermeerderen of te verminderen naar rato van de mutatie in het aantal inwoners. De opnieuw berekende uitkering wordt eerst toegepast na de datum van herindeling, zodat oudere jaren buiten de aanpassing blijven.

Artikel 5

De compensatie in 1998 vindt plaats op basis van de door de gemeenten gemiste inkomsten uit milieuleges. De compensatie in 1998 geschiedt via de integratie-uitkering in het provinciefonds respectievelijk het gemeentefonds. Vanaf het jaar 2001 zal compensatie plaatsvinden op basis van de kosten voor de desbetreffende milieutaken (in totaal f 45,7 miljoen voor de provincies en f 85,1 miljoen voor de gemeenten). Vanaf het jaar 1999 zal hier stapsgewijs naar toe worden gegroeid. De integratie-uitkering voor de individuele provincies en gemeenten wordt naar rato van de gederfde inkomsten opgehoogd in de jaren 1999, 2000 en 2001 tenzij in die periode een verdeling via reguliere verdeelmaatstaven van het provinciefonds respectievelijk gemeentefonds kan worden gerealiseerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven