Wet van 24 september 1998 tot wijziging van de Woningwet inzake vergunningvrije bouwwerken in beschermde stads- en dorpsgezichten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Woningwet zodanig te wijzigen dat het zonder bouwvergunning mogen bouwen van bouwwerken in een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt beperkt, en dat voorts enige juridische verbeteringen in die wet en in de Wet op de openluchtrecreatie worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 8, negende lid, wordt na «lid» ingevoegd: en de krachtens artikel 120. Voorts wordt een zin toegevoegd, luidende: Zolang de bouwverordening niet met die voorschriften in overeenstemming is gebracht, gelden die voorschriften rechtstreeks.

B

Artikel 43, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. het op een erf van een gebouw of standplaats plaatsen van een overkapping, die strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, met dien verstande dat:

1°. de hoogte van de voet af gemeten niet meer is dan 2,7 meter;

2°. de bruto-oppervlakte, horizontaal gemeten, niet meer is dan 20 m2;

3°. door de plaatsing het bij het gebouw aansluitende erf voor niet meer dan 50% is bebouwd;

4°. bij plaatsing voor de voorgevelrooilijn, de overkapping geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft;

5°. bij plaatsing achter de voorgevelrooilijn, de overkapping maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;.

2. Onderdeel i komt te luiden:

i. het achter de voorgevelrooilijn plaatsen van een antenne, waaronder begrepen een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 1 m, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, niet meer is dan 5 m;.

3. Na onderdeel i wordt, onder wijziging van de aanduiding j in k, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

j. het plaatsen van een elektronische sirene waarmee bij (dreigende) calamiteiten de bevolking kan worden gewaarschuwd, of.

4. Onderdeel k (nieuw) komt te luiden:

k. het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding, waarvan de hoogte, van de voet af gemeten, niet meer is dan 1 m. Indien de afscheiding wordt geplaatst op of rondom een erf- of terrein waarop een gebouw staat, dan mag de afscheiding die achter de voorgevelrooilijn staat, ten hoogste 2 m zijn,.

5. Na het tweede lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien een bouwactiviteit als bedoeld in het eerste lid, wordt verricht in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988, is die bouwactiviteit een meldingplichtig bouwwerk als bedoeld in artikel 42, eerste lid. Dit geldt niet voor het bouwen ingevolge een aanschrijving.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de bouwactiviteit niet leidt tot aantasting van de karakteristieke waarden van het beschermde stads- of dorpsgezicht..

C

Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «artikel 2 bedoelde algemene maatregel» gewijzigd in: de artikelen 2 en 120 bedoelde algemene maatregelen.

2. In onderdeel b wordt na «bouwverordening» toegevoegd: en, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die bij een in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een in artikel 120 bedoelde algemene maatregel van bestuur zijn gegeven..

D

Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt onderdeel b vervangen door:

b. indien het onder a gestelde niet van toepassing is:

1°. zes weken zijn verstreken na de dag waarop een exemplaar van die beschikking ter inzage is gelegd, of

2°. binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan en op dat verzoek is beslist.

2. In het tweede lid wordt onderdeel b vervangen door:

b. indien het onder a gestelde niet van toepassing is:

1°. zes weken zijn verstreken na de dag waarop een exemplaar van de beschikking op de aanvraag om die vergunning ter inzage is gelegd, of

2°. indien binnen die termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, met ingang van de dag na die waarop op dat verzoek is beslist..

E

In artikel 100, tweede lid, wordt na «gebouwd» ingevoegd: of gesloopt en wordt «bouwwerkzaamheden» vervangen door: bouw- of sloopwerkzaamheden.

ARTIKEL II

De Wet op de openluchtrecreatie2 wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 1, derde lid, wordt «47» vervangen door: 40.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL IV

  • 1. Een aanzegging tot bestuursdwang ten aanzien van een bouwwerk als bedoeld in artikel 43, eerste lid, dat vóór de inwerkingtreding van deze wet is gebouwd in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988, alsmede enig bezwaar of beroep tegen het bouwen van zodanig bouwwerk of tegen de aanzegging tot bestuursdwang ten aanzien van zodanig bouwwerk worden afgedaan overeenkomstig de voorschriften, zoals die golden vóór de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Bouwwerken als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die vóór de inwerkingtreding van deze wet tot stand zijn gekomen in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988, zijn bouwwerken die zijn gebouwd overeenkomstig artikel 42.

  • 3. Indien voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Woningwet, zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel B, van deze wet, in een gebied dat geen beschermd stads- of dorpsgezicht is als bedoeld in de Monumentenwet 1988, een aanvraag om bouwvergunning is ingediend, een aanzegging tot bestuursdwang is uitgevaardigd of tegen enig besluit ten aanzien van zodanig bouwwerk bezwaar of beroep is ingesteld, zijn van rechtswege ingetrokken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 september 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de dertiende oktober 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1991, 439, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1998, Stb. 459.

XNoot
2

Stb. 1994, 300, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 1998, Stb. 459.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1997/98, 24 607.

Handelingen II 1997/98, blz. 5897–5907; 6188–6189; 6193.

Kamerstukken I 1997/98, 24 607 (391, 391a).

Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 22 september 1998.

Naar boven