Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1998, 576 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1998, 576 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel XLVIII van het besluit van 2 juni 1998, Stb. 413;
Besluit:
de tekst van het Formatiebesluit WEC, zoals dit luidt met ingang van 1 augustus 1998, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Uitgegeven de achtste oktober 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
§ 1. Algemene bepalingen 4
Artikel 1 Begripsbepalingen 4
Artikel 2 Opbouw formatiebudget scholen 5
Artikel 3 Formatie reguliere taken van de school 5
Artikel 4 Normatieve formatie 5
Artikel 5 Aparte berekening normatieve formatie so en vso 5
Artikel 6 Wijze van afronding 5
§ 2. Formatie personeel scholen 6
Artikel 7 Berekening formatie onderwijzend personeel en schoolleiding 6
Artikel 8 Verhoging formatie bij toename aantal leerlingen 6
Artikel 9 Herberekening formatie bij aanzienlijke tussentijdse toename aantal leerlingen 7
Artikel 10 Nieuwe school 7
Artikel 11 Berekening formatie ambulante begeleiding voor scholen
die niet deelnemen aan een samenwerkingsverband 7
Artikel 11a Vervallen 8
Artikel 12 Onderwijsondersteunend personeel 8
Artikel 13 Berekening formatie onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 12, eerste lid 8
Artikel 13a Berekening formatie onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 12, tweede lid 9
§ 3. Tabellen scholen 9
Artikel 14 Tabel formatie groeps- en vakonderwijs en groepsgrootte 9
Artikel 15 Vervallen 10
Artikel 16 Tabel formatie schoolleiding 10
Artikel 17 Tabel formatie ambulante begeleiding 11
Artikel 18 Tabel formatie onderwijsondersteunend personeel als bedoeld in artikel 12, eerste lid 11
Artikel 19 Tabellen formatie meervoudig gehandicapte kinderen 12
§ 4. Opslagen scholen 12
Artikel 20 Opslag i.v.m. formatieve fricties 12
Artikel 20a Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting 12
Artikel 20b Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting 13
Artikel 20c Opslag vanwege herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen 14
§ 5. Formatie speciale doeleinden scholen 14
Artikel 21 Opbouw formatie speciale doeleinden 14
Artikel 22 Vervallen 14
Artikel 22a Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie 15
Artikel 22b Berekening formatie onderwijsachterstandenbestrijding 15
§ 6. Omrekening minuten en uren in formatierekeneenheden bij scholen 15
Artikel 23 Omrekening minuten in formatierekeneenheden 15
§ 7. Besteding formatiebudget scholen 15
Artikel 24 Algemene verbruikstabel formatierekeneenheden 15
Artikel 24a Wijziging besteding formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie 16
Artikel 24b Maandelijks verbruik formatierekeneenheden 16
Artikel 25 Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden 16
Artikel 26 Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden 17
§ 7a. Formatie instellingen 18
Artikel 26a Berekening formatierekeneenheden instellingen 18
Artikel 26b Nieuwe instelling 18
Artikel 26c Besteding formatiebudget 18
Artikel 26d Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden naar een school of andere instelling 19
Artikel 26e Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden 19
§ 7b. Overgangsbepalingen 19
Artikel 26f Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting voor het schooljaar 1992–1993 19
Artikel 26g Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993–1994 en 1994–1995 19
Artikel 26h Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden voor het schooljaar 1992–1993 20
Artikel 26i Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden en verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden voor het schooljaar 1993–1994 20
Artikel 26j Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994–1995, 1995–1996 en 1996–1997 20
Artikel 26k Factor leerlingafhankelijke formatie instellingen voor het schooljaar 1995–1996 20
§ 8. Slotbepalingen 20
Artikel 27 Intrekking Formatiebesluit ISOVSO (Stb. 1985, 518) 20
Artikel 28 Inwerkingtreding 20
Artikel 29 Citeertitel 20
Dit besluit verstaat onder:
wet: Wet op de expertisecentra;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
school: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b , c, f, g, h, j, k, m of n, van de wet, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de wet, tenzij het tegendeel blijkt; bevoegd gezag: wat betreft
a. een openbare school of instelling: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel het krachtens een gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;
b. een bijzondere school of instelling: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 57 van de wet;
afdeling: afdeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet;
instelling: instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de wet;
schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;
teldatum: een van de data, bedoeld in de artikelen 118 en 119 van de wet;
schoolsoort: soort school als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, verdeeld als aangegeven in artikel 2, tweede lid, van de wet;
onderwijsvorm: speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep;
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije;
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba;
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet (Stb. 1965, 40);
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;
vakonderwijs: onderwijs dat gegeven wordt door een leraar bij het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs die uitsluitend is benoemd voor het geven van bepaalde onderwijsactiviteiten of vakken;
groepsonderwijs: onderwijs dat gegeven wordt door een leraar bij het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs die niet is benoemd voor het geven van vakonderwijs;
ambulante begeleiding: de begeleiding door een aan een school verbonden leraar van een of meer leerlingen van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs die zonder deze begeleiding zou onderscheidenlijk zouden zijn aangewezen op het onderwijs dat de school verzorgt, alsmede de ondersteuning van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs bij de opvang van zodanige leerlingen door een leraar, orthopedagoog, psycholoog of logopedist van de school;
formatiebudget: het formatiebudget, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet.
1. Het formatiebudget waarop het bevoegd gezag van een school per schooljaar aanspraak heeft, bestaat uit:
a. de formatie voor de vervulling van reguliere taken van de school, bedoeld in artikel 117, eerste lid onderdeel a, van de wet,
b. in voorkomende gevallen formatie voor speciale doeleinden, bedoeld in artikel 117, eerste lid onderdeel b, van de wet,
c. in voorkomende gevallen de verhoging van de formatie als gevolg van het opnieuw berekenen van de formatie bij een bepaalde toename van het aantal leerlingen, overeenkomstig de artikelen 8 en 9,
d. in voorkomende gevallen aanvullende formatie als bedoeld in artikel 117, derde of vierde lid, van de wet.
2. De omvang van het formatiebudget is gelijk aan de som van de aantallen formatierekeneenheden zoals voor de school berekend op grond van de artikelen 3 tot en met 23.
De formatie voor de vervulling van reguliere taken van de school, bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel a, bestaat uit:
a. de normatieve formatie,
b. een opslag in verband met formatieve fricties,
c. een opslag vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting,
d. een opslag vanwege herbezetting in verband met uitbreiding van arbeidsduurverkorting, en
e. een opslag vanwege herbezetting in verband met toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen.
De normatieve formatie van de school, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, omvat de formatie voor het onderwijzend personeel en de schoolleiding, en de formatie voor het onderwijsondersteunend personeel.
1. Tenzij anders is bepaald, wordt de formatie van het personeel en het aantal leerlingen van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs afzonderlijk berekend met uitzondering van het bepaalde in artikel 7, tweede lid, voor zover het betreft de factoren F en G, en artikel 11.
2. Op een school waaraan een afdeling is verbonden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Indien in dit besluit sprake is van:
a. afronding van een getal, worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5;
b. afronding naar boven van een getal, worden de decimalen verwaarloosd en wordt het getal verhoogd met 1;
c. afronding op een veelvoud van een aantal minuten, vindt afronding naar beneden plaats indien bij het quotiënt van de uitkomst van de formule of formules en dat aantal minuten het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5 en vindt afronding naar boven plaats indien bij dat quotiënt het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.
1. De formatie van een school met betrekking tot het onderwijzend personeel met inbegrip van de schoolleiding wordt berekend aan de hand van de formule A = B x C + B x D + B x E + G.
2. In de formules, genoemd in dit artikel en in artikel 16, vijfde lid, is:
A de formatie, uitgedrukt in minuten en afgerond op een veelvoud van 480 minuten;
B het aantal leerlingen op de teldatum;
C het aantal minuten groepsonderwijs per week aan een school voor speciaal onderwijs dat voor de desbetreffende schoolsoort en onderwijsvorm per leerling is aangegeven in artikel 14;
D het aantal minuten groeps- of vakonderwijs per week aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs dat voor de desbetreffende schoolsoort en onderwijsvorm per leerling is aangegeven in artikel 14;
E het aantal minuten vakonderwijs per week dat voor de desbetreffende schoolsoort en onderwijsvorm per leerling is aangegeven in artikel 14;
F het aantal minuten per week dat ten behoeve van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op de teldatum wordt vastgesteld aan de hand van artikel 22b;
G het aantal minuten per week dat, uitgaande van het aantal formatieplaatsen, ten behoeve van de schoolleiding wordt vastgesteld aan de hand van artikel 16, tweede lid, waarbij G niet groter kan zijn dan 3600; het aantal formatieplaatsen, bedoeld in de vorige zinsnede, is de uitkomst van de formule (B x C + B x D + B x E + F + H + I + Ia): 2400, naar boven afgerond;
H het aantal minuten per week dat ten behoeve van ambulante begeleiding wordt vastgesteld aan de hand van artikel 11 juncto artikel 17;
I de som van de formatie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, ten behoeve van het onderwijsondersteunend personeel;
Ia het aantal minuten per week dat ten behoeve van de formatie voor de categorie technicus van het onderwijsondersteunend personeel wordt vastgesteld aan de hand van artikel 13a.
3. De uitkomst van de formules B x C, B x D en B x E wordt telkens afgerond op een veelvoud van 15 minuten.
4. Het aantal minuten vakonderwijs, bedoeld in het tweede lid bij de factor E, dat is berekend op grond van het eerste en tweede lid juncto artikel 14, wordt besteed aan het geven van vakonderwijs.
1. De formatie, bedoeld in de artikelen 7, 11, 13, 13a en 22b wordt opnieuw berekend indien het verschil tussen
a. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar, en
b. het aantal leerlingen, bedoeld bij de factor B in artikel 7, tweede lid, gelijk is aan of groter is dan de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 die op de school van toepassing is.
2. Indien in het voorafgaande schooljaar toepassing is gegeven aan artikel 9, wordt in afwijking van het eerste lid de formatie, bedoeld in de artikelen 7, 11, 13, 13a en 22b, opnieuw berekend indien het verschil tussen
a. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar, en
b. het aantal leerlingen op 16 januari van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14, die op de school van toepassing is.
3. Aanspraak op verhoging van de formatie ingevolge het eerste en tweede lid, ontstaat met ingang van 1 januari van het schooljaar.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op de scholen, bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de wet.
1. De formatie, bedoeld in de artikelen 7, 11, 13, 13a en 22b, wordt opnieuw berekend indien het verschil tussen
a. het aantal leerlingen op 16 januari van het schooljaar, en
b. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar onderscheidenlijk het aantal leerlingen op de teldatum die op grond van artikel 118, tweede lid, van de wet van toepassing is, gelijk is aan of groter is dan de helft van de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14, die op de school van toepassing is.
2. Aanspraak op verhoging van de formatie ingevolge het eerste lid, ontstaat met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de scholen, bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de wet.
1. Tenzij Onze Minister anders beslist, wordt ten behoeve van een nieuwe school acht weken voor de opening van de school 1 formatieplaats voor de directeur en, afhankelijk van het aantal te verwachten leerlingen, bedoeld bij de factor B in artikel 7, tweede lid, formatie voor de overige leden van de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41 tweede lid, van de wet, voor een psychologisch assistent en voor een administratief medewerker toegekend. Indien sprake is van een nieuwe afdeling, wordt geen formatieplaats voor een directeur toegekend.
2. De formatieplaats voor de directeur, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in 265 formatierekeneenheden.
1. Voor zover het een school betreft waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel a tot en met c, f en h, k, m en n, van de wet wordt de formatie ten behoeve van de ambulante begeleiding toegekend volgens het tweede en derde lid.
2. De formatie van een school ten behoeve van de ambulante begeleiding wordt berekend aan de hand van de formule H = J x K.
3. In de formule, bedoeld in het tweede lid, is:
H het aantal minuten per week, afgerond op een veelvoud van 60 minuten;
J het aantal leerlingen op de teldatum voor wie de school ingevolge artikel 14, eerste tot en met zevende lid, en artikel 16 van het Onderwijskundig besluit WEC aanspraak kan maken op ambulante begeleiding;
K het aantal minuten per week per ambulant begeleide leerling, bedoeld in artikel 17.
1. Voor de toepassing van de artikelen 13 en 18 worden de volgende categorieën onderwijsondersteunend personeel onderscheiden:
a. administratief medewerker,
b. conciërge,
c. creatieve therapeut,
d. ergotherapeut,
e. speltherapeut,
f. fysiotherapeut,
g. logopedist,
h. maatschappelijk deskundige,
i. orthopedagoog,
j. psycholoog,
k. psychologisch assistent,
l. medisch specialist,
m. audioloog,
n. klassenassistent,
o. akoepedist, en
p. instructeur mobiliteit.
2. Voor de toepassing van artikel 13a wordt als categorie van het onderwijsondersteunend personeel onderscheiden: de technicus.
1. De formatie van een school met betrekking tot het onderwijsondersteunend personeel wordt per categorie, genoemd in artikel 12, eerste lid, berekend aan de hand van de formule I' = B x P, afgerond op een veelvoud van 15 minuten. De omvang van de gehele formatie van een school met betrekking tot het onderwijsondersteunend personeel, genoemd in artikel 12, eerste lid, wordt berekend aan de hand van de formule I = de som van de afzonderlijke I'.
2. In de formules, bedoeld in het eerste lid, is:
I de formatie van de school ten behoeve van het onderwijsondersteunend personeel, genoemd in artikel 12, eerste lid;
I' de formatie per categorie onderwijsondersteunend personeel, genoemd in artikel 12, eerste lid, uitgedrukt in minuten en per school afgerond op een veelvoud van 15 minuten;
B het aantal leerlingen op de teldatum;
P het aantal minuten per week dat per categorie onderwijsondersteunend personeel voor de desbetreffende schoolsoort en onderwijsvorm per leerling is aangegeven in artikel 18.
3. Bij de berekening van de formatie, bedoeld in het eerste lid, kan het aantal minuten voor de categorie conciërge van het onderwijsondersteunend personeel voor een school niet meer bedragen dan 3600.
4. Met betrekking tot de scholen genoemd in artikel 18, eerste lid onderdeel a tot en met c, h en m, wordt voor de vaststelling van de omvang van de formatie met betrekking tot de categorie klasse-assistent van het onderwijsondersteunend personeel in afwijking van de factor B in het tweede lid uitgegaan van het aantal leerlingen dat op 31 december van het voorafgaande schooljaar jonger is dan 8 jaar.
5. Indien artikel 8, eerste en tweede lid, of artikel 9 toepassing vindt, wordt met betrekking tot de scholen, bedoeld in het vierde lid, in afwijking van de factor B in het tweede lid uitgegaan van het aantal leerlingen dat op 31 december van het desbetreffende schooljaar jonger is dan 8 jaar.
6. De formatie met betrekking tot de categorieën medisch specialist en audioloog van het onderwijsondersteunend personeel wordt verminderd voor zover anders dan op grond van artikel 131 en artikel 133 tot en met 141 van de wet vergoeding voor dit personeel kan worden verkregen.
1. Ten behoeve van een school waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, b, f en n, van de wet en een afdeling waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel n, van de wet wordt formatie voor de categorie technicus van het onderwijsondersteunend personeel toegekend. Onder een school als bedoeld in de eerste volzin wordt niet begrepen een aan deze school verbonden afdeling, tenzij het een afdeling betreft waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel n, van de wet.
2. Voor de berekening van de formatie, bedoeld in het eerste lid, en het aantal leerlingen worden als een geheel beschouwd:
a. een school als bedoeld in het eerste lid waar zowel speciaal onderwijs als voortgezet speciaal onderwijs in de desbetreffende onderwijssoorten wordt gegeven;
b. een school als bedoeld in het eerste lid met een daaraan verbonden afdeling waar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel n, van de wet.
3. Indien het aantal leerlingen op de school op de teldatum kleiner is dan of gelijk is aan 120 bedraagt de in het eerste lid bedoelde formatie 1200 minuten per schooljaar, en indien het aantal leerlingen op de school op de teldatum groter is dan 120 bedraagt deze formatie 2400 minuten per schooljaar.
Schoolsoort | speciaal onderwijs | voortgezet speciaal onderwijs | speciaal onderwijs | voortgezet speciaal onderwijs | ||
---|---|---|---|---|---|---|
C (*) | E (*) | D (*) | E (*) | N(groepsgrootte) | N(groepsgrootte) | |
a. dove kinderen | 426 | 35 | 450 | 35 | 6 | 6 |
b. slechthorende kinderen | 235 | 16 | 419 | 16 | 12 | 7 |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen | 235 | 16 | 419 | 16 | 12 | 7 |
d. vervallen | ||||||
e. vervallen | ||||||
f. lichamelijk gehandicapte kinderen | 235 | 16 | 419 | 16 | 12 | 7 |
g. kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen | 230 | – | 354 | – | 12 | 7 |
h. langdurig zieke kinderen | 206 | 15 | 384 | 15 | 13 | 7 |
i. moeilijk lerende kinderen (vervallen) | ||||||
j. zeer moeilijk lerende kinderen | 222 | 13 | 258 | 13 | 12 | 12 |
k. zeer moeilijk opvoedbare kinderen | 225 | 16 | 389 | 16 | 12 | 7 |
l. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (vervallen) | ||||||
m. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten | 260 | 17 | 388 | 17 | 10 | 7 |
n. meervoudig gehandicapte kinderen | – | – | – | – | – | – |
C = aantal minuten per week per leerling voor groepsonderwijs
D = aantal minuten per week per leerling voor groepsonderwijs of vakonderwijs
E = aantal minuten per week per leerling voor vakonderwijs
1. De formatie voor de schoolleiding wordt deels berekend in minuten en deels uitgedrukt in formatierekeneenheden. De berekening van de formatie in minuten geschiedt aan de hand van het schema in het tweede lid en de berekening van de formatierekeneenheden geschiedt voor een school voor speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan de hand van het schema in het derde lid juncto het vijfde lid en voor een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan de hand van het schema in het vierde lid juncto het vijfde lid.
2.
Aantal formatieplaatsen | G (aantal minuten per week) |
---|---|
1 tot en met 4 | 800 |
5 | 1000 |
6 | 1200 |
7 | 1400 |
8 | 1650 |
9 | 1900 |
10 | 2100 |
11 | 2200 |
en vervolgens voor elke formatieplaats boven het aantal van 11, 75 minuten per week waarbij G niet groter kan zijn dan | 3600 |
3. School voor speciaal onderwijs of school voor voortgezet speciaal onderwijs:
Q | Aantal formatierekeneenheden |
---|---|
< 12 | 65 |
12 < = Q < 24 | 98 |
Q > = 24 | 171 |
4. School voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs:
Q | en | Ba | en | Qa | Aantal formatierekeneenheden |
---|---|---|---|---|---|
Q < 12 | en | Ba < 42 | en | Qa < 12 | 65 |
12 < = Q < | en | Ba < 42 | en | Qa < 12 | 98 |
24 | |||||
Q < 24 | en | Ba < 42 | en | Qa > = 12 | 98 |
Q < 24 | en | Ba > =42 | en | Qa < 12 | 98 |
Q < 24 | en | Ba > = 42 | en | Qa > = 12 | 131 |
Q > = 24 | en | Ba < 42 | en | Qa < 12 | 171 |
Q > = 24 | en | Ba > = 42 | en | Qa < 12 | 171 |
Q > = 24 | en | Ba < 42 | en | Qa > = 12 | 171 |
Q > = 24 | en | Ba > = 42 | en | Qa > = 12 | 236 |
5. In het schema, bedoeld in het derde en vierde lid, is:
Q het totale aantal formatieplaatsen voor onderwijzend personeel en schoolleiding, en voor onderwijsondersteunend personeel, berekend aan de hand van de formule Q = (B x C + B x D + B x E + F + G + H + I + Ia): 2400, afgerond naar boven;
Ba het aantal leerlingen dat voortgezet speciaal onderwijs volgt;
Qa het totaal aantal formatieplaatsen voor onderwijzend personeel en schoolleiding, en voor onderwijsondersteunend personeel voor het speciaal onderwijs, berekend aan de hand van de formule Qa = (B x C + B x E + F + G + H + I + Ia): 2400, afgerond naar boven.
Schoolsoort | basisonderwijs | voortgezet onderwijs dat aansluit op het basisonderwijs daaronder niet begrepen voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede aan leerlingen die een opleiding voor middelbaar beroepsonderwijs volgen als bedoeld in artikel 15a, derde lid onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs |
---|---|---|
K (aantal minuten per week) | K (aantal minuten per week) | |
a. dove kinderen | 420 | 193 |
b. slechthorende kinderen | 193 | 97 |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen | 193 | 97 |
d. vervallen | ||
e. vervallen | ||
f. lichamelijk gehandicapte kinderen | 241 | 241 |
g. kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen | ||
h. langdurig zieke kinderen | 189 | 126 |
i. moeilijk lerende kinderen (vervallen) | ||
j. zeer moeilijk lerende kinderen | 189 | 126 |
k. zeer moeilijk opvoedbare kinderen | 189 | 126 |
l. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (vervallen) | ||
m. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten | 189 | 126 |
n. meervoudig gehandicapte kinderen | 189 | 126 |
P (aantal minuten per week per leerling) | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a* | b* | c* tot en met e | f* | g* en o* | h* | i* en j* | k* | l* | m* | n* | p* | |
1. Onderwijs aan een school voor speciaal onderwijs aan: | ||||||||||||
a. dove kinderen | 30 | 36 | – | – | – | 3,25 | 11 | 3,75 | 2 | 6 | 332 | – |
b. slechthorende kinderen | 15 | 18 | – | – | 53 | 3,25 | 8,25 | 2,75 | 2 | 6 | 218 | – |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen | 15 | 18 | – | – | 53 | 3,25 | 8,25 | 2,75 | 2 | 6 | 218 | – |
d. vervallen | ||||||||||||
e. vervallen | ||||||||||||
f. lichamelijk gehandicapte kinderen | 15 | 18 | 12 | 60 | 53 | 3,25 | 8,75 | 3 | 2 | – | 241 | – |
g. kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen | 10 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
h. langdurig zieke kinderen | ||||||||||||
– die zijn opgenomen in inrichtingen | 9,25 | 17 | – | – | 12,5 | 3,25 | 5,5 | 1,75 | 2 | – | 298 | – |
– die niet zijn opgenomen in inrichtingen | 9,25 | 17 | – | 12 | 12,5 | 3,25 | 5,5 | 1,75 | 2 | – | 298 | – |
i. moeilijk lerende kinderen (vervallen) | ||||||||||||
j. zeer moeilijk lerende kinderen | 10 | 18 | – | – | 12,5 | 3 | 6 | 2 | – | – | 105 | – |
k. zeer moeilijk opvoedbare kinderen | 10 | 18 | 12 | – | 12,5 | 9 | 7,5 | 2,5 | – | – | – | – |
l. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (vervallen) | ||||||||||||
m. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten | 12 | 22 | 12 | – | 26,5 | 12,25 | 13,5 | 4,5 | – | – | 201 | – |
n. meervoudig gehandicapte kinderen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
2. Onderwijs aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan: | ||||||||||||
a. dove kinderen | 20,25 | 36 | – | – | – | 3,5 | 8 | 3 | 2 | 6 | – | – |
b. slechthorende kinderen | 17,25 | 31 | – | – | 45 | 3,5 | 5,75 | 2,25 | 2 | 6 | – | – |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen | 17,25 | 31 | – | – | 45 | 3,5 | 5,75 | 2,25 | 2 | 6 | – | – |
d. vervallen | ||||||||||||
e. vervallen | ||||||||||||
f. lichamelijk gehandicapte kinderen | 17,25 | 31 | 12 | 60 | 45 | 3,5 | 6,5 | 2,5 | 2 | – | 176 | – |
g. kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen | 17,25 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
h. langdurig zieke kinderen | ||||||||||||
– die zijn opgenomen in inrichtingen | 17,25 | 31 | – | – | 12,5 | 3,5 | 5,75 | 2,25 | 2 | – | – | – |
– die niet zijn opgenomen in inrichtingen | 17,25 | 31 | – | 12 | 12,5 | 3,5 | 5,75 | 2,25 | 2 | – | – | – |
i. moeilijk lerende kinderen (vervallen) | ||||||||||||
j. zeer moeilijk lerende kinderen | 10,25 | 18 | – | – | 12,5 | 3,5 | 6,5 | 2,5 | – | – | 60 | – |
k. zeer moeilijk opvoedbare kinderen | 17,25 | 31 | 12 | – | 12,5 | 9,5 | 8 | 3 | – | – | – | – |
l. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (vervallen) | ||||||||||||
m. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten | 17,25 | 31 | 12 | – | 26,5 | 12,5 | 14 | 5 | – | – | – | – |
n. meervoudig gehandicapte kinderen |
a* = administratief medewerker
b* = conciërge
c* = creatieve therapeut,
d* = ergotherapeut,
e* = speltherapeut
f* = fysiotherapeut,
g* = logopedist,
h* = maatschappelijk deskundige,
i* = orthopedagoog,
j* = psycholoog,
k* = psychologisch assistent,
l* = medisch specialist,
m* = audioloog,
n* = klasse-assistent,
o* = akoepedist,
p* = instructeur mobiliteit.
Onze Minister stelt bij beschikking de tabellen vast, genoemd in de artikelen 14 en 18, ten behoeve van de formatie voor een school voor meervoudig gehandicapte kinderen.
De opslag in verband met rechtspositionele aanspraken van personeel bij vermindering van de formatie bedraagt voor de school 18 formatierekeneenheden.
1. De aantallen formatierekeneenheden voor het onderwijzend personeel en schoolleiding en de aantallen formatierekeneenheden voor speciale doeleinden, berekend op grond van artikel 23, eerste lid, worden verhoogd met 3,57% vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting.
2. De aantallen formatierekeneenheden voor onderwijsondersteunend personeel, berekend op grond van artikel 23, tweede lid, worden verhoogd met 2,42% vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting.
3. De uitkomst van het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van het eerste en tweede lid, wordt telkens afgerond.
1. In verband met uitbreiding van de arbeidsduurverkorting wordt een verhoging van de aantallen formatierekeneenheden berekend en vastgesteld met inachtneming van de volgende leden.
2. De percentages, genoemd in artikel 20a, eerste en tweede lid, worden verhoogd met:
a. wat betreft het onderwijzend personeel en de schoolleiding: 1,69%, en
b. wat betreft het onderwijsondersteunend personeel: 1,05%.
3. De aantallen formatierekeneenheden worden verhoogd met 60% van het aantal formatierekeneenheden dat overeenkomt met de verhogingen, genoemd in het tweede lid.
4. Onverminderd het derde lid, heeft het bevoegd gezag op een daartoe strekkende aanvraag aanspraak op een verhoging met ten hoogste 40% van het aantal formatierekeneenheden dat overeenkomt met de verhogingen, genoemd in het tweede lid, voor zover het bevoegd gezag voor het desbetreffende aantal formatierekeneenheden ten minste tot en met 31 juli van het lopende schooljaar dan wel, indien het onderwijsgevend personeel betreft en de benoeming ingaat op of na 1 maart van het lopende schooljaar, ten minste tot en met de laatste dag voor de zomervakantie personeel benoemt dat ten minste een maand in het genot is van een ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen komende werkloosheidsuitkering of herplaatsingswachtgeld, en dat nog ten minste een half jaar recht op een dergelijke uitkering of wachtgeld zou hebben. De in de eerste volzin bedoelde aanvraag wordt ingediend uiterlijk op 31 juli van het lopende schooljaar.
4a. De in het vierde lid bedoelde aanspraak bestaat eveneens indien het bevoegd gezag door herbezetting van het desbetreffende aantal formatierekeneenheden een ontslag voorkomt in het geval waarin zich een negatieve mutatie van de formatieve ontwikkeling voordoet die groter is dan de omvang van het natuurlijk verloop. Voorwaarden voor de toepassing van de eerste volzin zijn dat:
a. het ontslag volledig en onvermijdelijk voortvloeit uit de daling van het aantal formatierekeneenheden, verminderd met de daling wegens natuurlijk verloop en andere ontslagen,
b. het bevoegd gezag verklaart dat de betrokkene bij vrijkomende formatieruimte wordt geplaatst in het in artikel I-P76, tweede lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel bedoelde deel van de formatie,
c. het bevoegd gezag verklaart over te gaan tot melding aan het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Arbeidsvoorzieningswet, van elke gehele of gedeeltelijke formatieplaats die in de loop van het schooljaar bij de school of scholen van het bevoegd gezag beschikbaar komt en voor de vervulling waarvan bemiddeling door het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening wenselijk is.
5. Onze Minister kan, voor zover de begrotingswetgever daartoe de middelen ter beschikking heeft gesteld, van de voorwaarde, bedoeld in het vierde lid, ontheffing verlenen indien:
a.
1°. het desbetreffende aantal formatierekeneenheden dat het bevoegd gezag kan herbezetten, overeenkomt met 4 uren of minder,
2°. geen werkloosheidsuitkering of herplaatsingswachtgeld als bedoeld in het vierde lid, wordt genoten door een personeelslid van het bevoegd gezag, en
3°. het bevoegd gezag geen beslissing neemt als bedoeld in artikel 26, eerste lid, voor het laagste tarief, genoemd in de in artikel 120, derde lid, van de wet bedoelde ministeriële regeling, of
b. voor het met het desbetreffende aantal formatierekeneenheden dat het bevoegd gezag kan herbezetten overeenkomende aantal uren geen personeelslid in het werkgebied van een Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening kan worden benoemd dat in het genot is van een werkloosheidsuitkering of herplaatsingswachtgeld als bedoeld in het vierde lid, of
c. de benoeming van het personeelslid niet in overeenstemming is met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt.
6. Onze Minister stelt, op voordracht van de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheids- en onderwijspersoneel en organisaties van gemeente- en schoolbesturen, een commissie in, die hem adviseert omtrent een aanvraag van het bevoegd gezag tot toepassing van het vijfde lid. De commissie bestaat uit vier leden. Het bevoegd gezag dient het in de eerste volzin bedoelde aanvraag in tussen 15 juli van het voorafgaande schooljaar en 15 augustus daaropvolgend.
7. Onze Minister besluit binnen zes weken na ontvangst van een aanvraag van het bevoegd gezag, dan wel binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie, bedoeld in het zesde lid. Indien de beschikking niet binnen de in de eerste volzin genoemde termijnen kan worden gegeven, stelt Onze Minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
8. Artikel 20a, derde lid, is van toepassing.
1. Het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van de artikelen 20a en 23, wordt verhoogd met 60% van het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij het gedeelte van de betrekkingsomvang dat kan worden herbezet in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, bedoeld in hoofdstuk I-V van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.
2. Onverminderd het eerste lid, heeft een bevoegd gezag op een daartoe strekkende aanvraag aanspraak op ten hoogste 40% van het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij het gedeelte van de betrekkingsomvang dat kan worden herbezet in verband met toepassing van de in het eerste lid genoemde regeling.
3. Artikel 20b, vierde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
De formatie voor speciale doeleinden omvat:
a. de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie, en
b. de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, bedoeld in artikel 117 van de wet.
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door de som van de aantallen formatierekeneenheden berekend op grond van de artikelen 7 en 22b te vermenigvuldigen met 2,3%.
2. De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond.
3. De artikelen 8 en 9 zijn niet van toepassing.
Voor de bestrijding van onderwijsachterstanden wordt voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond een aantal minuten formatie berekend aan de hand van het schema:
Aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond | aantal minuten per week |
---|---|
1 tot en met 4 | 0 |
5 | 84 |
en vervolgens voor elke leerling boven het aantal van 5, 84 minuten per week. |
1. Voor de omrekening in formatierekeneenheden van de formatie voor onderwijzend personeel en schoolleiding en de formatie voor speciale doeleinden, wordt het aantal minuten formatie gedeeld door 2400 en wordt de uitkomst daarvan vermenigvuldigd met 200.
2. Voor de omrekening in formatierekeneenheden van de formatie voor onderwijsondersteunend personeel wordt het aantal minuten formatie gedeeld door 2400 en wordt de uitkomst daarvan vermenigvuldigd met het getal, behorend bij de desbetreffende categorie, opgenomen in de tabel in artikel 24, derde lid, onderdeel b. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin is voor de administratief medewerker met een functie, waarbij de maximumschaal 3 behoort alsmede voor de klassenassistent met een functie, waarbij de maximumschaal 3 behoort, het getal 144.
3. De uitkomst van de som van het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van het eerste en tweede lid wordt telkens afgerond.
1. Bij het opnemen van functies in de formatie van de school, wordt voor de functies die zijn opgenomen in de tabel in het derde lid, op basis van de bij de onderscheiden functies behorende maximumschaal het aantal formatierekeneenheden verbruikt dat is aangegeven in die tabel.
2. Indien een functie waarvan de omvang kleiner is dan die van een normbetrekking, wordt opgenomen in de formatie van de school, wordt het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid verminderd en op rekenkundige wijze afgerond op 2 decimalen.
3. Verbruikstabel functies schoolleiding, leraren en onderwijsondersteunend personeel
functie (normbetrekking) | maximumschaal behorend bij een functie* | verbruik van formatierekeneenheden |
---|---|---|
a. schoolleiding en leraren | ||
1. directeur | 11 | 265 |
2. directeur | 12 | 306 |
3. adjunct-directeur | 10 | 233 |
4. adjunct-directeur | 11 | 265 |
5. leraar | 10 | 200 |
b. onderwijsondersteunend personeel | ||
1. administratief medewerker | 3 | 137 |
1a. administratief medewerker | 4 | 144 |
2. psychologisch assistent | 4 | 144 |
3. conciërge | 3 | 137 |
4. technisch assistent | 5 | 150 |
5. klassenassistent | 3 | 137 |
5a. klassenassistent | 4 | 144 |
6. instructeur mobiliteit | 7 | 172 |
7. speltherapeut/creatieve therapeut | 8 | 188 |
8. ergotherapeut | 8 | 188 |
9. fysiotherapeut | 8 | 188 |
10. logopedist/akoepedist | 8 | 188 |
11. maatschappelijk deskundige | 8 | 188 |
12. orthopedagoog/psycholoog | 11 | 265 |
13. audioloog | 11 | 265 |
14. medisch specialist | 13 | 326 |
15. technicus | 4 | 144 |
* maximumschaal als bedoeld in artikel I-P1 onderdeel d van hoofdstuk I-P van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (Stb. 1985, 110)
4. Bij het opnemen van andere functies in de formatie van de school dan genoemd in de tabel in het derde lid, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de tabel in artikel I-P78 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel van toepassing is.
5. Het totale verbruik van formatierekeneenheden van de school wordt berekend door de som te bepalen van het verbruik van formatierekeneenheden per functie die in de formatie is opgenomen en de uitkomst daarvan af te ronden.
Wijziging in de besteding van de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie mag niet leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
Indien het verbruik van het aantal formatierekeneenheden in een maand afwijkt van het aantal formatierekeneenheden, dat op grond van het formatiebudget beschikbaar is voor de school, kan een bevoegd gezag het te weinig of te veel verbruikte aantal formatierekeneenheden van die maand besteden onderscheidenlijk minder besteden in een of meer andere maanden van het schooljaar.
1. Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar van het beschikbare formatiebudget formatierekeneenheden overdragen aan een andere school, een instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de wet, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs van hetzelfde bevoegd gezag of van een ander bevoegd gezag.
2. Indien overdracht van formatierekeneenheden als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, delen het bevoegd gezag van de overdragende school en dat van de ontvangende school of de ontvangende instelling als bedoeld in het eerste lid deze overdracht en het aantal formatierekeneenheden dat het betreft voor 15 mei voorafgaand aan het desbetreffende schooljaar mee aan Onze Minister. Het bevoegd gezag kan voor 1 oktober van een schooljaar een nadere beslissing als bedoeld in het eerste lid nemen en voor die datum aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden worden overgedragen.
3. Indien het bevoegd gezag van een school ingevolge artikel 8 op 1 januari van een schooljaar aanspraak kan maken op verhoging van de formatie, kan het bevoegd gezag in afwijking van het eerste lid voor de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het desbetreffende schooljaar de toename in formatierekeneenheden overdragen aan een andere school, een instelling als bedoeld in het eerste lid, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs van hetzelfde bevoegd gezag of van een ander bevoegd gezag.
4. Indien overdracht van formatierekeneenheden als bedoeld in het derde lid plaatsvindt, delen het bevoegd gezag van de overdragende school en dat van de ontvangende school of de ontvangende instelling als bedoeld in het eerste lid deze overdracht en het aantal formatierekeneenheden dat het betreft voor 1 november van het desbetreffende schooljaar mee aan Onze Minister.
5. Overdracht van formatierekeneenheden mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
1. Het bevoegd gezag van een school kan telkens voor de periode van een schooljaar beslissen minder formatierekeneenheden te besteden dan voor die school mogelijk zou zijn op grond van het beschikbare formatiebudget, tot ten hoogste:
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget daaronder niet begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie en het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging van het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel I-C41, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel,
b. de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie, en
c. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor het betalen van vergoedingen aan een school voor voortgezet onderwijs voor de inzet van personeel, en
d. het aantal formatierekeneenheden dat nodig is voor de bekostiging van de vervanging van het personeel dat gebruik maakt van het verlof op grond van artikel I-C41, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.
In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van de school een bedrag uit dat overeenkomt met de geldswaarde van de gedurende het schooljaar niet verbruikte formatierekeneenheden.
2. Het verzilveren van formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
3. Het bevoegd gezag neemt een besluit als bedoeld in het eerste lid voor 15 mei voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar en deelt dit voor die datum mee aan Onze Minister. Bij die mededeling wordt tevens vermeld, hoeveel formatierekeneenheden het betreft. Het bevoegd gezag kan voor 1 oktober van een schooljaar een nader besluit als bedoeld in het eerste lid nemen en voor die datum aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden worden verzilverd, met dien verstande dat dit nader besluit niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden verzilverd dan overeenkomstig de eerste en tweede volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
4. Indien het bevoegd gezag van een school ingevolge artikel 8 op 1 januari van een schooljaar aanspraak kan maken op verhoging van de formatie, kan het bevoegd gezag besluiten de toename in formatierekeneenheden niet te besteden, tot ten hoogste het aantal formatierekeneenheden dat wordt verkregen door de toename te vermenigvuldigen met het percentage dat resulteerde in de mededeling bedoeld in het tweede lid daaronder niet begrepen de formatie genoemd in het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, en de uitkomst daarvan af te ronden. In dat geval keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van de school een bedrag uit dat overeenkomt met de geldswaarde van deze niet verbruikte formatierekeneenheden.
5. Het bevoegd gezag neemt een besluit als bedoeld in het vierde lid voor 1 november van het desbetreffende schooljaar en deelt dit besluit en het aantal formatierekeneenheden dat het betreft voor die datum mee aan Onze Minister.
6. De geldswaarde van de formatierekeneenheden voor speciale doeleinden die zijn verzilverd, wordt besteed aan de speciale doeleinden waarvoor die rekeneenheden waren bestemd.
1. De formatie van een instelling als bedoeld in artikel 117, eerste lid onderdeel a 2°, van de wet, wordt berekend aan de hand van de formule A = B x 128
2. In de formule, genoemd in dit artikel is:
A de formatie, uitgedrukt in minuten en afgerond op een veelvoud van 480 minuten;
B het aantal leerlingen op de teldatum.
3. Voor de omrekening in formatierekeneenheden van de formatie berekend op grond van het eerste en tweede lid wordt het aantal minuten formatie gedeeld door 2400 en wordt de uitkomst daarvan vermenigvuldigd met 200.
Acht weken voor de opening van een nieuwe instelling worden ten behoeve van de werkzaamheden voor de start van de instelling 1.025 formatierekeneenheden toegekend.
De artikelen 24, 24a en 24b zijn van overeenkomstige toepassing op instellingen.
1. Van de voor de instelling op grond van artikel 26a van dit besluit en artikel 117, vijfde lid, van de wet, beschikbare formatierekeneenheden, kan het bevoegd gezag van een instelling telkens voor de periode van een schooljaar formatierekeneenheden overdragen aan een school, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een andere instelling, of een basisschool van hetzelfde bevoegd gezag of van een ander bevoegd gezag.
2. Indien overdracht van formatierekeneenheden als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, delen het bevoegd gezag van de overdragende instelling en dat van de ontvangende school of instelling deze overdracht en het aantal formatierekeneenheden dat het betreft voor 15 mei voorafgaand aan het desbetreffende schooljaar mee aan Onze Minister. Het bevoegd gezag van de overdragende instelling kan voor 1 oktober van een schooljaar een nadere beslissing als bedoeld in het eerste lid nemen en voor die datum aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden worden overgedragen.
3. Overdracht van formatierekeneenheden mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
1. Het bevoegd gezag van een instelling kan telkens voor de periode van een schooljaar besluiten om ten hoogste 10% van de beschikbare formatierekeneenheden minder te besteden dan voor die instelling mogelijk zou zijn op grond van artikel 26a van dit besluit en op grond van artikel 117, vijfde lid, van de wet.
2. Het bevoegd gezag neemt een besluit als bedoeld in het eerste lid voor 15 mei voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar en deelt dit besluit en het aantal formatierekeneenheden dat het betreft voor die datum mee aan Onze Minister. Het bevoegd gezag kan voor 1 oktober van een schooljaar een nadere beslissing als bedoeld in het eerste lid nemen en voor die datum aan Onze Minister meedelen hoeveel formatierekeneenheden worden verzilverd, met dien verstande dat deze nadere beslissing niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden verzilverd dan overeenkomstig de eerste volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
3. Voor zover toepassing is gegeven aan het eerste en tweede lid keert Onze Minister aan het bevoegd gezag van een instelling een bedrag uit dat overeenkomt met de geldswaarde van de gedurende het schooljaar niet verbruikte formatierekeneenheden.
In afwijking van artikel 20a, eerste lid, geldt voor het schooljaar 1992–1993 een percentage van 2,6.
In afwijking van artikel 20b geldt:
a. voor het schooljaar 1993–1994 een percentage van 0,644%, en
b. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,085%.
Ten aanzien van het schooljaar 1992–1993 is de termijnstelling, bedoeld in artikel 26, vierde lid, niet van toepassing.
In afwijking van de artikelen 25, vierde lid, en 26, vierde lid, doen de bevoegde gezagsorganen voor het schooljaar 1993–1994 de mededelingen als bedoeld in die artikelleden voor 1 april 1994.
In afwijking van artikel 22a, eerste lid, geldt:
a. voor het schooljaar 1994–1995 een percentage van 1,2%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel 22a, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de uitkomst van de berekening op grond van artikel 20b juncto artikel 26b, onderdeel b,
b. voor het schooljaar 1995–1996 een percentage van 1,7%, en
c. voor het schooljaar 1996–1997 een percentage van 2,2%.
Voor de vaststelling van de formatie voor het schooljaar 1995–1996 wordt het getal 128, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, vervangen door 126.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-576.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.