Besluit van 26 augustus 1998 tot wijziging van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en het besluit van 17 oktober 1997 tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (herstel van enkele onvolkomenheden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 juni 1998, nr. MJZ98058281, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, gedaan, voor zover het betreft de artikelen I, II, III en V, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 8.5 en 8.40 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 24 juli 1998, nr. W08.98.0300);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 augustus 1998, nr. MJZ 98075975, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving; uitgebracht, voor zover het betreft de artikelen I, II, III en V, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid, onderdeel b, onder 3°, wordt «de onder 2° bedoelde waarde,» vervangen door: de onder 2° bedoelde waarde, of.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, onder 4°, wordt «, of» vervangen door een puntkomma.

3. In het vijfde lid, onder b, vervalt onderdeel 5°.

4. In het vijfde lid wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. voor 1 november 1997 en die een hogere ammoniakemissie veroorzaakt dan de hoogste, door degene die de melkrundveehouderij drijft, aan te tonen waarde van de ammoniakemissie die de melkrundveehouderij voor 1 november 1997 heeft veroorzaakt en overeenkomstig dit besluit, zoals dit voor die datum luidde, mocht veroorzaken, indien de melkrundveehouderij ligt in een gemeente waarin een ammoniakreductieplan geldt als bedoeld in artikel 8 van de Interimwet ammoniak en veehouderij.

5. In het zesde lid wordt «In afwijking van het vijfde lid is dit besluit» vervangen door: Het vijfde lid is.

6. Het negende lid beginnend met de woorden «Bij de toepassing van» wordt vernummerd tot tiende lid.

ARTIKEL II

Artikel 1 van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid, onderdeel b, onder 3°, wordt «de onder 2° bedoelde waarde,» vervangen door: de onder 2° bedoelde waarde, of.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, onder 4°, wordt «, of» vervangen door een puntkomma.

3. In het vijfde lid, onder b, vervalt onderdeel 5°.

4. In het vijfde lid wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. voor 1 november 1997 en dat een hogere ammoniakemissie veroorzaakt dan de hoogste, door degene die de inrichting drijft, aan te tonen waarde van de ammoniakemissie die het akkerbouw- of tuinbouwbedrijf met open grondsteelt voor 1 november 1997 heeft veroorzaakt en overeenkomstig dit besluit, zoals dit voor die datum luidde, mocht veroorzaken, indien het akkerbouw- of tuinbouwbedrijf met open grondsteelt ligt in een gemeente waarin een ammoniakreductieplan geldt als bedoeld in artikel 8 van de Interimwet ammoniak en veehouderij.

5. In het zesde lid wordt «In afwijking van het vijfde lid is dit besluit» vervangen door: Het vijfde lid is.

6. Het negende lid beginnend met de woorden «Bij de toepassing van» wordt vernummerd tot tiende lid.

ARTIKEL III

Artikel 7.2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer3 wordt gewijzigd als volgt.

1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. Onderdeel a vervalt. De onderdelen b tot en met g worden geletterd a tot en met f.

b. In onderdeel d (nieuw) wordt «de onderdelen c of d» vervangen door: de onderdelen b of c.

c. In onderdeel f (nieuw) wordt «de onderdelen b, c of d» vervangen door: de onderdelen a, b of c.

2. In het derde lid wordt «onder f» vervangen door: onder e.

ARTIKEL IV

Artikel II van het besluit van 17 oktober 1997 tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in het bijzonder in verband met de besluitvorming ter zake van marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit, en enkele overige aanpassingen (Stb. 493) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt «Het derde lid» vervangen door: Het tweede lid.

2. In het derde lid wordt «beschiking» vervangen door: beschikking.

Artikel V

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de negenentwintigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst

  • 2. De artikelen I en II werken terug tot en met 1 november 1997.

  • 3. Artikel IV werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 augustus 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de tiende september 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt in hoofdzaak tot herstel van enkele wetgevingstechnische onvolkomenheden. De geconstateerde onvolkomenheden in het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer (Bmv) en het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer (Bab) zijn het gevolg van het wijzigingsbesluit van 15 september 1997 (Stb. 406, in werking getreden met ingang van 1 november 1997). Het gaat om drie onjuistheden in artikel 1 van het Bmv en het Bab:

a. het begrip «ammoniakdepositie» in de aanhef van het vijfde lid, onderdeel b, spoort niet met het begrip «ammoniakemissie» onder 5° van dat onderdeel;

b. uit de formulering van het zesde lid blijkt niet dat dat lid uitsluitend bedoeld is als uitzondering op het vijfde lid;

c. bij de toevoeging van een negende lid aan artikel 1 is over het hoofd gezien dat artikel 1 al een negende lid had.

Ook het besluit van 17 oktober 1997 tot wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in het bijzonder in verband met de besluitvorming ter zake van marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit, en enkele overige aanpassingen (Stb. 493), dat op 1 januari 1998 in werking is getreden, bevat een onvolkomenheid: in artikel II, derde lid, wordt abusievelijk datzelfde derde lid van overeenkomstige toepassing verklaard, in plaats van het tweede lid.

In alle gevallen brengen de correcties de tekst van de besluiten slechts in overeenstemming met de bedoeling ervan. Die blijkt hetzij reeds bij lezing van de desbetreffende onjuistheden in samenhang met de overige tekst van het besluit zelf, hetzij bij lezing van de nota van toelichting bij het desbetreffende wijzigingsbesluit. Dit laatste geldt met name voor de hierboven onder a en b vermelde onjuistheden in artikel 1 van het Bmv en het Bab, zie blz. 10 bovenaan, respectievelijk § 5, van de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit (Stb. 1997, 406). Daaraan kan, wat de hierboven onder b vermelde onjuistheid betreft, nog worden toegevoegd dat de gecorrigeerde tekst van artikel 1, zesde lid, in het voordeel is van de betrokken veehouder of akkerbouwer (aangenomen dat de onjuiste tekst strikt naar de letter zou worden toegepast). Artikel 1, zesde lid, zoals bedoeld, biedt namelijk de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, de inrichting uit te breiden zonder dat de vergunningplicht herleeft. Zou die bepaling echter strikt naar de letter worden toegepast, dan doet zij in die gevallen de vergunningplicht juist herleven.

Behalve de hierboven besproken wetgevingstechnische correcties bevat het onderhavige besluit ook een wijziging van artikel 7.2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Door de wijziging vervalt de aanwijzing van de regionale directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie (thans de regiodirecteur Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) als betrokken bestuursorgaan, bedoeld in de artikelen 8.7, derde lid, van de Wet milieubeheer en 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat om de betrokkenheid bij de voorbereiding van besluiten inzake de verlening van een milieuvergunning voor inrichtingen die vallen onder de categorieën 7.4 (grote mestverwerkers), 19.2 (motorcrossterreinen en dergelijke) en 28.4 tot en met 28.6 (afvalstoffeninrichtingen) van bijlage I bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. In het kader van een door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verricht efficiency-onderzoek is gebleken dat aan deze formele betrokkenheid geen behoefte meer bestaat.

Ingevolge artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer kan dit besluit niet eerder in werking treden dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, dus met ingang van de negenentwintigste dag na die uitgifte. Gelet op de aard van de correcties is aan de artikelen I, II en IV echter terugwerkende kracht verleend tot en met de datum van inwerkingtreding van de geconstateerde onjuistheden.

Een ontwerp van het onderhavige besluit is voorgepubliceerd in de Staatscourant van 23 april 1998 (nr. 77). Daarop zijn geen reacties ontvangen. Verder is het ontwerp toegezonden aan de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal (brieven van 31 maart 1998, kenmerk MJZ 98031547 en MJZ 98031564).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Stb. 1991, 324; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 september 1997, Stb. 406.

XNoot
2

Stb. 1994, 107; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 september 1997, Stb. 406.

XNoot
3

Stb. 1993, 50; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 juni 1998, Stb. 406.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven