Besluit van 24 augustus 1998 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor de sector podiumkunsten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 18 augustus 1998, nr. WV 98/336M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;

Gelet op artikel IX, derde lid, van de Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw) (Stb. 660);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel II, onderdeel C.2, van de Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel-btw) (Stb. 660), treedt in werking met ingang van 1 september 1998 met betrekking tot het aldaar opgenomen onderdeel d van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I, onderdeel b, post 14.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 augustus 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de zevenentwintigste augustus 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

In de Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel- BTW, Stb. 660) (hierna: terugsluiswet) zijn fiscale maatregelen – waaronder BTW-maatregelen – opgenomen om de opbrengst van wat wel wordt genoemd de Wet inzake constructiebestrijding onroerende zaken1 terug te sluizen. Een van de BTW-maatregelen is het onder het verlaagde BTW-tarief brengen van het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets. Daartoe wordt een wijziging aangebracht in de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel I, onderdeel b, post 14. De maatregel is opgenomen in artikel II, onderdeel C.2 van de terugsluiswet. In artikel IX, derde lid, van die wet is bepaald dat deze maatregel in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Genoemd artikel IX, derde lid, is in de terugsluiswet opgenomen bij amendement van het lid Giskes c.s. (Kamerstukken II 1995/96, 24 428, nr. 9). In de toelichting op het amendement is aangegeven dat het amendement ertoe strekt om de ingangsdatum van de BTW-verlaging voor podiumkunsten afhankelijk te stellen van het moment waarop naar de mening van het kabinet de als wenselijk beoordeelde voorgenomen afspraken tussen de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de onderscheidene cultuursectoren, inhoudende het afdragen van de helft van het voordeel van de BTW-verlaging van 17,5% naar 6% aan de Cultuurfondsen, in voldoende mate is geëffectueerd.

Hoewel bedoelde afspraken niet tot stand zijn gekomen, acht het kabinet het gewenst dat de tariefverlaging ingaat op 1 september 1998, omdat zich daarmee voor de sector een mogelijkheid voordoet om het financiële voordeel van de tariefverlaging aan te wenden voor het wegnemen van een tweetal knelpunten in de sector, namelijk de kosten van de Arbeidstijdenwet en van de vergrijzing in de sector. Het kabinet heeft dit besluit genomen in het kader van de begrotingsbesprekingen voor 1998 en kenbaar gemaakt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale structuurversterking) (Kamerstukken II 1997/98, 25 688, nr. 3, blz. 11). Dit wetsvoorstel is tot wet verheven bij wet van 18 december 1997 (Stb. 731). In mijn brief van 10 maart 1998 (nr. WV98/118M) aan de Voorzitters van de vaste Commissies voor Financiën en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heb ik meegedeeld dat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met de betrokkenen overeenstemming heeft bereikt over de aanwending van het voordeel van de BTW-tariefverlaging voor podiumkunsten en dat ik zal bevorderen dat een koninklijk besluit tot stand komt, waarin wordt bepaald dat de BTW-tariefverlaging voor het verlenen van toegang tot podiumkunsten op 1 september 1998 in werking treedt. Het onderhavige besluit strekt hiertoe.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken (Stb. 659).

Naar boven