Wet van 15 juli 1998 tot wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees parlement ter wijziging van de non-activiteitsbepalingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement te wijzigen in verband met de wijziging van de non-activiteitsbepalingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd.

1. In het eerste, tweede en vijfde lid, wordt «lidmaatschap van de Staten-Generaal of dat van het Europees Parlement» telkens vervangen door: lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

2. Een nieuw zesde lid wordt toegevoegd, dat luidt:

  • 6. Degene die een in artikel 1, tweede en derde lid, bedoeld ambt bekleedt en die tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement is toegelaten, wordt in verband daarmee eervol ontslag verleend met ingang van de dag van zijn toelating, dan wel op zijn verzoek met ingang van die dag tijdelijk ontheven van de waarneming van zijn ambt.

B

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Tijdens de non-activiteit wordt, onverminderd het bepaalde in de volgende artikelen, door de betrokkene een non-activiteitswedde genoten ten bedrage van de helft der laatstelijk door hem in zijn ambt genoten bezoldiging.

C

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen nadat hij op non-activiteit is gesteld, worden met de non-activiteitswedde als volgt verrekend: de non-activiteitswedde wordt verminderd met het bedrag waarmee de non-activiteitswedde, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging overschrijdt.

D

In artikel 6 vervalt de zinsnede: , alsmede uit hoofde van het lidmaatschap van de Tweede Kamer of van het Europees Parlement genoten schadeloosstelling, pensioen of uitkering,.

ARTIKEL II

  • 1. Degenen die bij inwerkingtreding van deze wet reeds op non-activiteit zijn gesteld op grond van artikel 3 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, zoals het luidde voor inwerkingtreding van deze wet, behouden de aanspraken als omschreven in de artikelen 4 tot en met 7 van die wet, gedurende de periode dat zij zonder onderbreking lid zijn van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk van het Europees Parlement.

  • 2. Degenen die op grond van het eerste lid de aanspraken als omschreven in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, hebben behouden tot aan de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, worden indien zij opnieuw worden toegelaten tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer omdat een ander lid van de Tweede Kamer minister of staatssecretaris wordt bij de kabinetsformatie, van rechtswege op non-actief gesteld. Zij verkrijgen opnieuw de aanspraken als omschreven in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet.

  • 3. Degenen die een in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement bedoeld ambt bekleden, worden, indien zij na de datum van inwerkingtreding van deze wet op grond van een voor de inwerkingtreding van deze wet gehouden verkiezing worden toegelaten tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van rechtswege op non-actief gesteld. Zij verkrijgen de aanspraken als omschreven in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Bij koninklijk besluit kan een eerder tijdstip worden vastgesteld waarop deze wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Tavarnelle, 15 juli 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de twintigste augustus 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 295, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 789.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1997/98, 24 701.

Handelingen II 1997/98, blz. 3478–3486; 3551–3565; 3613.

Kamerstukken I 1997/98, 24 701 (233, 233a, 233b, 233c).

Handelingen I 1997/98, blz. 1717–1726.

Naar boven