vaststelling van het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen

VERBETERING

Op blz. 5, Artikel 3.1.1, wordt in het tweede lid, derde regel, het woord «onaanvaardbare» vervangen door: onaanvaardbaar.

Artikel 3.1.2, eerste lid dient te luiden:

1. Geen toelating wordt verleend voor een niet-landbouwbestrijdingsmiddel indien, bij gebruik van een werkzame stof of van een andere, tot bezorgdheid aanleiding gevende stof van dat middel dan wel van relevante metabolieten, afbraak- of omzettingsproducten in het grondwater, de maximaal toelaatbare concentratie overschrijdt die is vastgesteld in Richtlijn nr. 80/778/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 229) of in een richtlijn van de Raad van de Europese Unie tot wijziging van die richtlijn vanaf de dag volgend op de dag waarop die wijziging had behoren te zijn verwerkt.

Artikel 4.2, tweede lid, dient te luiden:

2. Indien na de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag om verlenging van de toelating van een niet-landbouwbestrijdingsmiddel wordt ingediend, welke toelating is gebaseerd op de vóór de inwerkingtreding van dit besluit geldende eisen, en op grond van dit besluit aanvullende gegevens vereist zijn om te beoordelen of het middel aan de toelatingseisen van dit besluit voldoet, wordt de toelating van het middel verlengd voor een periode die noodzakelijk is om de vereiste aanvulllende gegevens te leveren en te beoordelen of het middel aan de toelatingseisen van dit besluit voldoet, wordt de toelating van het middel verlengd voor een periode die noodzakelijk is om de vereiste aanvullende gegevens te leveren en te beoordelen.

's-Gravenhage, 30 maart 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven