Besluit van 16 januari 1998, houdende regels over de veiligheid en de deugdelijkheid van draagbare blustoestellen (Besluit draagbare blustoestellen 1997)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 1 september 1997, nr. EB97/1121;

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;

De Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 1997, nr. W04.97.0579);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Brandweer en Rampenbestrijding, van 12 januari 1998, nr. EB97/2134;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

b. bewijs: bewijs van typekeuring;

c. houder: houder van een bewijs;

d. draagbaar blustoestel: een tot het bestrijden van brand bestemd voorwerp dat door middel van eenvoudige handgrepen in werking wordt gesteld en gehouden, waarvan de inrichting zodanig is dat de bestrijding van brand geschiedt door middel van een zich in het blustoestel bevindende vulling en waarvan de massa gebruiksklaar niet meer bedraagt dan 20 kg;

e. vulling: de voor een draagbaar blustoestel bestemde blusstof en de stof of de stoffen, bestemd tot uitdrijving van de blusstof uit het draagbare blustoestel;

f. onafhankelijk keuringsinstituut: een instituut tot wiens normale takenpakket het keuren van draagbare blustoestellen behoort en dat voldoet aan de criteria, genoemd in onderdeel 1 van bijlage IV van de richtlijn nr. 97/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181);

g. NEN-EN 3-1: Draagbare brandblustoestellen, Deel 1, Beschrijving, spuitduur, beproeving van het blusvermogen voor brandklasse A en B, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in maart 1996;

h. NEN-EN 3-2: Draagbare brandblustoestellen, Deel 2, Beproeving van de dichtheid, beproeving van het elektrisch geleidingsvermogen, beproeving op inklinken, bijzondere bepalingen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in maart 1996;

i. NEN-EN 3-3: Brandbestrijding, Draagbare brandblustoestellen, Deel 3, Constructie, drukbestandheid, mechanische beproevingen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in december 1994;

j. NEN-EN 3-4: Draagbare brandblustoestellen, Deel 4, Vullingen, minimumblusvermogen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in maart 1996;

k. NEN-EN 3-5: Draagbare blustoestellen, Deel 5, Aanvullende eisen en beproevingen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in april 1997;

l. NEN-EN 3-6: Brandbestrijding, Draagbare blustoestellen, Deel 6, Voorwaarden voor de vaststelling van de conformiteit van draagbare blustoestellen volgens EN 3 delen 1 tot en met 5, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals dit luidde in maart 1995.

§ 2 Bewijs van typekeuring

Artikel 2

Het is verboden draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen die niet behoren tot een type, waarvoor Onze Minister een bewijs heeft verleend, met het oog op gebruik in Nederland te vervaardigen, in te voeren of te verhandelen.

Artikel 3

Voor elk type draagbaar blustoestel met bijbehorende vulling is een afzonderlijk bewijs vereist. Het type wordt bepaald door de soort vulling en de wijze, waarop het draagbare blustoestel in werking wordt gesteld en gehouden.

Artikel 4

  • 1. In afwijking van artikel 2 is het toegestaan met een machtiging van Onze Minister draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen in te voeren, indien de draagbare blustoestellen uitsluitend:

    a. zijn bestemd voor experimentele doeleinden,

    b. zijn bestemd voor exposities,

    c. zijn bestemd voor gebruik als monster bij een ingevolge dit besluit te verrichten keuring, of

    d. tijdelijk in Nederland verblijven zonder dat het oogmerk aanwezig is deze met het oog op gebruik in Nederland te verhandelen.

  • 2. Bij de aanvraag voor een machtiging worden overgelegd:

    a. een aanduiding van het type draagbare blustoestel met bijbehorende vulling;

    b. het adres van de fabrikant van het draagbare blustoestel en van de fabrikant van de vulling;

    c. een vermelding van de reden van invoer.

  • 3. Onze Minister beslist binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag over de afgifte van een machtiging.

Artikel 5

De invoer van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen kan geschieden langs alle plaatsen waar de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen, bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder a, van de verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair douanewetboek (PbEG L 302), mag worden gedaan.

Artikel 6

  • 1. Bij de aanvraag voor een bewijs worden de volgende bescheiden overgelegd:

    a. een gewaarmerkt afschrift van de inschrijving van de indiener van de aanvraag in het handelsregister van de kamer van koophandel en fabrieken in Nederland dan wel in het handelsregister of in een daarmee vergelijkbaar register van zijn land van herkomst, dat niet ouder is dan drie maanden voor dagtekening van de aanvraag;

    b. een technische beschrijving van het draagbare blustoestel;

    c. een door een onafhankelijk keuringsinstituut gewaarmerkte constructietekening van het draagbare blustoestel en de onderdelen daarvan die niet groter is dan A3-formaat;

    d. een fabriekscertificaat van de vulling;

    e. een ontwerp-etiket of een ontwerp-transfer dat ingericht is overeenkomstig en de gegevens bevat, genoemd in de NEN-EN 3-5, dan wel ingericht is op gelijkwaardige wijze en gegevens van gelijke aard bevat;

    f. een rapport van een onafhankelijk keuringsinstituut:

    1°. dat totstandgekomen is overeenkomstig de procedure zoals omschreven is in de NEN-EN 3-6 dan wel een daaraan gelijkwaardige procedure;

    2°. dat opgesteld is overeenkomstig het model zoals opgenomen is in de NEN-EN 3-6 dan wel een model van gelijke aard;

    3°. waaruit blijkt dat het draagbare blustoestel voldoet aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid, genoemd in de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5, dan wel een mate van veiligheid en deugdelijkheid biedt die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5.

  • 2. De bescheiden, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met f, worden in tweevoud overgelegd.

  • 3. Bij de aanvraag wordt aan het Rijk een bedrag van f 1500 betaald.

Artikel 7

  • 1. Onze Minister beslist binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag over de afgifte van een bewijs.

  • 2. Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3. Onze Minister doet van de afgifte van een bewijs mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 8

  • 1. Onze Minister verleent het bewijs voor vijf jaar.

  • 2. Het bewijs omvat:

    a. een etiket of een transfer dat voorzien is van het rijkskeurmerk, bedoeld in de bij dit besluit behorende bijlage, en bestemd is om te worden aangebracht op het draagbare blustoestel;

    b. een door Onze Minister gewaarmerkt exemplaar van de technische beschrijving en de constructietekening van het draagbare blustoestel en de onderdelen daarvan en van het fabriekscertificaat van de vulling.

  • 3. De houder bewaart de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, in ongeschonden staat. Hij is gehouden deze op eerste aanwijzing van Onze Minister te tonen.

Artikel 9

  • 1. Op aanvraag van de houder wijzigt Onze Minister een bewijs.

  • 2. De artikelen 6, eerste lid, onder b tot en met f, tweede en derde lid, 7, eerste lid, en 8, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bewijs, bedoeld in het eerste lid, omvat een door Onze Minister gewaarmerkt exemplaar van de bij de wijzigingsaanvraag overgelegde technische beschrijving en constructietekening van het gewijzigde onderdeel of de gewijzigde onderdelen van het draagbare blustoestel.

  • 4. Onze Minister doet van de wijziging van een bewijs mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 10

  • 1. Op aanvraag van de houder schrijft Onze Minister een bewijs over op naam van een derde, die schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven houder te willen worden.

  • 2. Onze Minister schrijft het bewijs binnen acht weken over.

  • 3. Onze Minister doet van de overschrijving mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 11

De wijziging, bedoeld in artikel 9, en de overschrijving, bedoeld in artikel 10, brengen geen verandering in de termijn waarvoor het bewijs is verleend.

§ 3 Dwang- en strafbepalingen

Artikel 12

  • 1. Onze Minister kan het bewijs van de houder intrekken, indien:

    a. de houder niet overeenkomstig het bewijs draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen met het oog op gebruik in Nederland vervaardigt, invoert of verhandelt;

    b. de houder niet voldoet aan artikel 8, derde lid.

  • 2. Onze Minister doet van de intrekking mededeling in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 13

Als strafbare feiten, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Brandweerwet 1985, worden aangemerkt:

a. het zonder bewijs met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen;

b. het zonder machtiging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, invoeren van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen;

c. het met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen die niet zijn voorzien van de opschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a.

§ 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

De bewijzen die zijn afgegeven vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven geldig gedurende de termijn waarvoor zij zijn verleend.

Artikel 15

Het Besluit draagbare blustoestellen wordt ingetrokken.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit draagbare blustoestellen 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 januari 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de derde februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage, behorende bij artikel 8, tweede lid, onder a, van het Besluit draagbare blustoestellen 1997

Het rijkskeurmerk is ingericht naar het volgende model:

stb-1998-46-1.gif

1. In de binnenste ellips wordt het rangnummer vermeld, met een cijferhoogte van 6 mm.

2. In de buitenste ellips worden de volgende zaken vermeld, met een letter- en cijferhoogte van 3 mm:

– bovenin: het derde en vierde cijfer van het jaar en de maand van afgifte van het bewijs van typekeuring in twee cijfers (bijvoorbeeld 85-04);

– links de «B» van «Besluit draagbare blustoestellen»;

– rechts het jaartal van het Besluit draagbare blustoestellen;

– onderin de letters «BZ» van «Binnenlandse Zaken».

NOTA VAN TOELICHTING

Paragraaf 1. Inleiding

Het Besluit draagbare blustoestellen 1997 strekt tot vervanging van het gelijknamige besluit uit 1986 dat gebaseerd is op artikel 17, eerste lid, van de Brandweerwet 1985. Het besluit is op 29 augustus 1997 in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen gemeld, ter voldoening aan de verplichting tot notificatie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), zoals laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Alhoewel het besluit een volledige omzetting van de Europese norm EN 3 betreft, was notificatie noodzakelijk en kon niet worden volstaan met een eenvoudige vermelding van deze norm aan de Europese Commissie. De reden hiervan is dat het Besluit draagbare blustoestellen 1997 de fabrikanten van draagbare blustoestellen verplicht daarop een rijkskeurmerk aan te brengen zoals omschreven in de bijlage bij dit besluit.

Tevens is het besluit in ontwerp gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech totstandgekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). De melding heeft plaatsgevonden op 13 oktober 1997, notificatienummer 97.667.

In de loop van de jaren is het Besluit draagbare blustoestellen uit 1986 reeds op onderdelen gewijzigd. Nu bestond er weer aanleiding om dat besluit te wijzigen. Deze aanleiding vormde de toezegging die Nederland in 1996 in een vergadering van de Comité Européen de Normalisation heeft gedaan dat de Europese norm EN 3 in 1997 in het Besluit draagbare blustoestellen zou worden geïmplementeerd. Deze norm die uit zes delen bestaat, bevat bepalingen die ertoe strekken de kwaliteit en de standaardisatie van blustoestellen te bevorderen en slechte of sterk afwijkende produkten te elimineren.

De door Nederland gedane toezegging heeft ertoe geleid dat in het onderhavige besluit is bepaald dat draagbare blustoestellen moeten voldoen aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid uit de NEN-EN 3. Overigens komen deze eisen grotendeels overeen met de eisen uit de bijlage die was opgenomen bij het Besluit draagbare blustoestellen uit 1986.

Daarnaast was wijziging van het Besluit draagbare blustoestellen van belang om het aantal gevallen uit te breiden waarin kan worden volstaan met een machtiging van de Minister van Binnenlandse Zaken voor het invoeren van draagbare blustoestellen in plaats van een bewijs van typekeuring. Tot nu toe was ingevolge artikel 4, eerste lid, van het oude Besluit draagbare blustoestellen een machtiging voldoende in de situatie dat een blustoestel is bestemd voor experimentele doeleinden of voor gebruik als monster. In het onderhavige besluit zijn daaraan twee andere situaties toegevoegd, te weten in de situatie dat draagbare blustoestellen bestemd zijn voor een expositie dan wel tijdelijk in Nederland verblijven zonder dat het oogmerk bestaat deze met het oog op gebruik in Nederland te verhandelen.

Omwille van de overzichtelijkheid is ervoor gekozen om de totstandkoming te bevorderen van een nieuw Besluit draagbare blustoestellen onder intrekking van het oude besluit.

Het nieuwe Besluit draagbare blustoestellen 1997 komt vrijwel overeen met het besluit uit 1986. Dat betekent dat uitgangspunt is dat het verboden is draagbare blustoestellen met bijbehorende vullingen met het oog op gebruik in Nederland te vervaardigen, in te voeren of te verhandelen, die niet behoren tot een type, waarvoor de Minister van Binnenlandse Zaken een bewijs van typekeuring heeft verleend. De minister zal een dergelijk bewijs slechts afgeven indien het draagbare blustoestel voldoet aan bepaalde eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid die zijn neergelegd in de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5 dan wel een mate van veiligheid en deugdelijkheid biedt die ten minste gelijk is aan de veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5. Of de toestellen voldoen aan deze eisen moet blijken uit een keuringsrapport van een onafhankelijk keuringsinstituut dat al dan niet in Nederland is gevestigd. Het keuringsrapport dient overeenkomstig de procedure die omschreven is in de NEN-EN 3-6, te zijn totstandgekomen dan wel een daaraan gelijkwaardige procedure.

Op 9 juli 1997 is de richtlijn nr. 97/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181) gepubliceerd. Deze richtlijn dient 29 november 1999 in de Nederlandse wetgeving te zijn geïmplementeerd.

De richtlijn stelt de verplichting dat onder meer draagbare blustoestellen moeten voldoen aan de essentiële veiligheidseisen die in de bij de richtlijn behorende bijlage 1 zijn opgenomen. Deze eisen hebben kort samengevat betrekking op de constructie van draagbare blustoestellen en niet op hun gebruik. De richtlijn doet dientengevolge geen afbreuk aan de bevoegdheid van Nederland om regels vast te stellen over het gebruik van draagbare blustoestellen.

Het vorenstaande heeft tot gevolg dat te zijner tijd de eisen die in het Besluit draagbare blustoestellen 1997 worden gesteld aan de constructie van draagbare blustoestellen moeten komen te vervallen en dat de NEN-EN 3 in overeenstemming moet worden gebracht met de constructie-eisen uit de richtlijn. Tot die tijd is het van belang dat het Besluit draagbare blustoestellen 1997 bepaalt dat geen bewijs van typekeuring wordt afgegeven indien niet is voldaan aan de constructie-eisen uit de NEN-EN 3. Indien dit besluit daarover thans niets zou bepalen, zouden er tijdelijk geen eisen op dat punt aan draagbare blustoestellen kunnen worden gesteld. Dat zou uit een oogpunt van veiligheid en consumentenbescherming zeer onwenselijk zijn.

Volledigheidshalve zij vermeld dat er in de richtlijn nr. 97/23/EG sprake is van een overgangstermijn van dertig maanden. Deze termijn loopt van 29 november 1999 tot 29 mei 2002.

Voor de fabrikant van draagbare blustoestellen betekent deze overgangstermijn dat hij gedurende die termijn, voor zover het de constructie-eisen van draagbare blustoestellen betreft, kan kiezen om deze toestellen te laten voldoen aan de constructie-eisen uit de richtlijn dan wel uit de NEN-EN 3. Indien hij de voorkeur geeft aan de constructie-eisen uit de richtlijn, dienen de desbetreffende blustoestellen te zijn voorzien van een CE-markering teneinde zichtbaar te maken dat zij voldoen aan deze eisen.

Na 29 mei 2002 moeten alle draagbare blustoestellen zonder meer voldoen aan de constructie-eisen uit de richtlijn.

Paragraaf 2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De goedkeuring van een type blustoestel houdt in dat elk draagbaar blustoestel dat overeenkomstig dat type is geconstrueerd onder deze goedkeuring valt.

Een bepaald type kan worden uitgebracht in een groot aantal varianten, in te delen in inhoudsklassen. Hierdoor wordt het mogelijk dat op één bewijs per type meerdere blustoestellen met bijbehorende vullingen zijn toegelaten.

Artikel 6

De minister zal een aanvraag voor een bewijs niet eerder in behandeling nemen dan nadat de aanvrager de bescheiden, bedoeld in artikel 6, eerste lid, heeft overgelegd en aan het Rijk een bedrag van f 1500 heeft betaald.

eerste lid, onder a

Het is sinds jaren gebruikelijk dat een afschrift van het bewijs van inschrijving van een bedrijf in het handelsregister van een andere lidstaat dan Nederland dan wel van een EVA-land als gelijkwaardig wordt beschouwd aan het bewijs van inschrijving in het handelsregister van Nederland. In artikel 6, eerste lid, onder a, is deze praktijk omwille van de rechtszekerheid thans gecodificeerd.

Het doel van het overleggen van een afschrift van een dergelijk bewijs is om na te gaan of de aanvrager van een bewijs van typekeuring voldoet aan de voorwaarden voor het uitoefenen van een bedrijf.

eerste lid, onder f

Om te voorkomen dat het vrije verkeer van goederen wordt belemmerd, bepaalt artikel 6, eerste lid, onder f, onderdeel 3°, dat draagbare blustoestellen die een mate van veiligheid en deugdelijkheid bieden die ten minste gelijk is aan de veiligheid en deugdelijkheid die beoogd is met de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5, net zoals de draagbare blustoestellen die voldoen aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid uit de NEN-EN 3-1 tot en met 3-5, voor een bewijs van typekeuring in aanmerking komen. Hierbij kan worden gedacht aan draagbare blustoestellen die voldoen aan de eisen uit de Duitse DIN-EN 3, de Franse NF-EN 3 of de Britse BS-EN 3. Deze eisen zijn namelijk gelijkwaardig aan de eisen uit de NEN-EN 3.

Artikel 9

Dit artikel is opgenomen voor het geval dat een blustoestel geringe wijzigingen ondergaat, die geen typeverandering betekenen. Het aanvragen van een bewijs van typekeuring zou in zo'n geval te omslachtig zijn. De procedure voor wijziging van een bewijs is gelijk aan die ter verkrijging van het bewijs.

Artikel 11

Wijziging of overschrijving van het bewijs van typekeuring kan niet leiden tot verlenging van de geldigheidsduur van dat bewijs. Daarmee zou immers de doelstelling van dit besluit geweld worden aangedaan.

Artikel 13

In artikel 15, onder b, van het Besluit draagbare blustoestellen uit 1986 was afzonderlijk strafbaar gesteld het met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen die niet voldeden aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid die in de bijlage bij dat besluit waren omschreven. Artikel 13 van het onderhavige besluit stelt deze handelingen niet afzonderlijk strafbaar. Dat is namelijk overbodig omdat ingevolge onderdeel a van dit artikel reeds strafbaar is het zonder bewijs met het oog op gebruik in Nederland vervaardigen, invoeren of verhandelen van draagbare blustoestellen. Indien draagbare blustoestellen niet voldoen aan de eisen inzake veiligheid en deugdelijkheid, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, onderdeel 3°, ontvangt de aanvrager geen bewijs van typekeuring. Indien hij die blustoestellen vervolgens toch zonder bewijs op de markt brengt, handelt hij in strijd met artikel 13, onder a.

In artikel 13 is, in tegenstelling tot artikel 15, onder c, van het vorige Besluit draagbare blustoestellen, afgezien van het strafbaar stellen van overtreding van artikel 8, derde lid, dat de houder van een bewijs van typekeuring de verplichting oplegt om de bescheiden, bedoeld in artikel 8, tweede lid, in ongeschonden staat te bewaren en deze op eerste aanwijzing van de Minister van Binnenlandse Zaken te tonen. De reden hiervoor is dat het strafrecht niet langer als een effectief instrument wordt beschouwd om overtreding van dit artikellid te handhaven. Handhaving langs bestuursrechtelijke weg door middel van het intrekken van het bewijs van typekeuring van de overtredende houder van dat bewijs wordt als een effectievere weg beschouwd om hem te dwingen artikel 8, derde lid, na te leven.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 maart 1998, nr. 47.

Naar boven