Wet van 15 januari 1998 tot wijziging van de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting (aanvullende bijdrage)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting de regeling van de aanvullende bijdrage te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid en van het vierde tot en met achtste lid in vijfde tot en met negende lid komen het eerste tot en met derde lid te luiden:

  • 1. Onze Minister verleent aan elke gemeente en aan elke in een gemeente werkzame toegelaten instelling, die aan de in het tweede lid gestelde eis omtrent eerder verleende geldelijke steun voldoet, een aanvullende bijdrage voor woningen die:

    a. op 1 januari 1995 in eigendom aan een gemeente of toegelaten instelling toebehoorden, dan wel op 1 januari 1997 aan een toegelaten instelling in eigendom toebehoorden en die overgenomen zijn van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarvoor het in dat lid bepaalde van toepassing is,

    b. zijn tot stand gekomen met geldelijke steun, verleend met toepassing van de Beschikking geldelijke steun huurwoningen 1975, de Regeling geldelijke steun huurwoningen in proefgemeenten normkostensysteem 1986 of de Regeling geldelijke steun huurwoningen normkostensysteem 1988 en

    c. op 1 januari 1993 in eigendom toebehoorden aan een gemeente of een toegelaten instelling, dan wel aan een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. De aanvullende bijdrage wordt verleend, indien van het totaal van de woningen die op 1 januari 1993 aan de gemeente of de toegelaten instelling dan wel de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, in eigendom toebehoorden, 40 procent of meer tot stand is gekomen met geldelijke steun, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden in afwijking in zoverre van die leden op een vóór een door Onze Minister te bepalen tijdstip in te dienen aanvraag mede in aanmerking genomen alle woningen die op 1 januari 1993:

    a. in eigendom aan een toegelaten instelling of gemeente toebehoorden, en

    b. door de gemeente of toegelaten instelling die de aanvraag indient voor haar risico en rekening werden beheerd als ware zij eigenaar van die woningen.

    Daarbij worden in afwijking van de eerste volzin niet in aanmerking genomen woningen:

    1°. die op 1 januari 1993 in eigendom toebehoorden aan de aanvrager, maar op die datum voor risico en rekening van een derde werden beheerd als ware die derde eigenaar van de woningen, of

    2°. waarvoor de gemeente niet vóór 1 januari 1993, vooruitlopend op de overdracht in eigendom door de gemeente of een toegelaten instelling aan de toegelaten instelling die de aanvraag indient, aan laatstbedoelde instelling de geldelijke steun, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft verleend, of

    3°. waarvoor op grond van het eerste lid aan een ander een aanvullende bijdrage is of kan worden verleend, voor zover die ander niet schriftelijk aan Onze Minister te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen herziening van het bij hem in aanmerking te nemen percentage woningen met geldelijke steun, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor de aan de aanvrager ingevolge dit lid toe te rekenen woningen.

2. In het vierde lid (nieuw) vervalt: eerste zinsnede,.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor een vaststelling met toepassing van het derde lid een aanvraag vereist is.

B

In artikel 8, tweede lid, wordt «en 7, zevende lid,» vervangen door: en 7, achtste lid,.

C

In artikel 16, onderdelen e en f, wordt «artikel 7, tweede lid,» telkens vervangen door: artikel 7, vierde lid,.

D

De Bijlage bij de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting wordt onder Toepassing van de schaal gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel A, wordt «artikel 7, tweede lid, onderdeel b,» vervangen door: artikel 7, vierde lid, onderdeel b,.

2. In de slotalinea wordt «artikel 7, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 7, eerste, tweede en vierde lid.

ARTIKEL II

  • 1. In gevallen waarin voor een aanvullende bijdrage, als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting, zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, van de woningen die voor risico en rekening van een ander dan de eigenaar werden beheerd, slechts de woningen in aanmerking worden genomen waarvan de eigendom niet is aanvaard in verband met verontreiniging van de bodem waarop die woningen zijn gebouwd, is in afwijking van artikel 7 van genoemde wet, zoals dat luidde, het tweede lid van toepassing.

  • 2. Bij de vaststelling of nadere vaststelling van de in het eerste lid bedoelde bijdrage worden voor de bepaling van het percentage woningen, dat is tot stand gekomen met geldelijke steun, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, van genoemde wet, alle woningen in aanmerking genomen waarvoor is voldaan aan de in artikel 7, derde lid, zoals dat luidde, genoemde eisen ten aanzien van beheer en bodemverontreiniging.

ARTIKEL III

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II werkt terug tot en met 13 juli 1995.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 15 januari 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de derde februari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1995, 313, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 maart 1997, Stb. 130.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 1997/98, 24 514.

Handelingen II 1996/97, blz. 3517–353 9; 1997/98, blz. 3116–3119; 3212.

Kamerstukken I 1997/98, 24 514 (207, 207a).

Handelingen I 1997/98, blz. 669.

Naar boven