Wet van 1 juli 1998 tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Gemeentewet, de Provinciewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen te wijzigen in verband met een uitbreiding van de verboden handelingen voor gemeenteraadsleden, leden van provinciale staten en leden van een openbaar lichaam en voorts enkele wijzigingen van technische aard aan te brengen.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

2. Onderdeel d, onder 3e, komt te luiden:

3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;.

B

In artikel 156, vijfde lid, wordt «het tweede lid onder d, » vervangen door: het tweede lid onder c,.

ARTIKEL II

De Provinciewet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de provincie aangaan van:

1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de provincie;

2. Onderdeel d, onder 3e, komt te luiden:

3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de provincie;.

B

In artikel 152, zesde lid, wordt «het tweede lid, onderdeel e,» vervangen door: het tweede lid, onderdeel d,.

ARTIKEL III

Artikel 20, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. niet als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het openbaar lichaam aangaan van:

1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel c;

2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het openbaar lichaam;

2. Onderdeel c, onder 3e, komt te luiden:

3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het openbaar lichaam;.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 juli 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de eenentwintigste juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 mei 1998, Stb. 317.

XNoot
2

Stb. 1998, 276.

XNoot
3

Stb. 1991, 242, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 766.

Handelingen II 1997/98, blz. 5842.

Kamerstukken I 1997/98, 25 766 (354, 354a).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 29 juni 1998.

Naar boven