Besluit van 22 juni 1998, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met de ziekenfondsverzekering van personen die onbetaald verlof opnemen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 december 1997, VPZ/F-974352, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b, 5, derde lid, en 18, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

De Raad van State gehoord (advies van 12 februari 1998, No. W13.97.0805);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 juni 1998, VPZ/F-981328, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, onderdeel e, wordt vervangen door:

e. gedurende ten hoogste achttien maanden, degene, die ononderbroken onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel h, van de Ziektewet opneemt en direct voorafgaand aan het verlof verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet. Als ononderbroken onbetaald verlof worden mede aangemerkt perioden van onbetaald verlof die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen;

B

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: vanaf het moment dat hij voltijds ouderschapsverlof opneemt.

2. In het derde lid wordt «voltijds ouderschapsverlof» vervangen door: onbetaald verlof.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 1997 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten bij het opnemen van onbetaald verlof (kamerstukken II 1997/98, 25 618) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdeel A, en artikel IV van die wet in werking treden, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 juni 1998

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de negende juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Teneinde betaalde arbeid gemakkelijker te kunnen combineren met andere verantwoordelijkheden zoals zorgtaken, educatie, maatschappelijke participatie is onder andere bij de Wet tot wijziging van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het ouderschapsverlof (Stb. 1997, 266) voor werknemers de mogelijkheid opgenomen om gedurende maximaal een half jaar voltijds ouderschapsverlof op te nemen. De Wet houdende wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten bij het opnemen van onbetaald verlof (kamerstukken II, 1997/98, 25 618, nrs. 1–3), voorziet in de mogelijkheid gedurende maximaal achttien maanden onbetaald verlof op te nemen.

De verlofganger is gedurende de periode van onbetaald verlof niet verzekerd voor de Ziektewet (ZW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en er vindt geen opbouw plaats van sociale-zekerheidsrechten. Bij ziekte of arbeidsongeschiktheid van de verlofganger bestaat er geen recht op uitkering, aangezien in bedoelde periode geen loon wordt ontvangen, zodat er geen sprake kan zijn van loonderving.

Doordat voor werknemers het verzekerd zijn voor de Ziekenfondswet (ZFW) is gekoppeld aan het werknemer zijn in de zin van de Ziektewet, zou zonder nadere regeling de ziekenfondsverzekering van verlofgangers komen te vervallen. Om te voorkomen dat werknemers als gevolg hiervan afzien van het opnemen van ouderschaps- of onbetaald verlof, heeft het kabinet ervoor gekozen deze mogelijke belemmering weg te nemen door, ingeval een werknemer gedurende de dienstbetrekking ziekenfondsverzekerd was, de ziekenfondsverzekering gedurende de verlofperiode te continueren.

Bij wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet van 5 juli 1997 (Stb. 1997, 315) was dit al geregeld in het geval van voltijds ouderschapsverlof. Onderhavig besluit realiseert continuering van de ziekenfondsverzekering in de situatie van onbetaald verlof.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onder A

Aangezien degene die onbetaald verlof opneemt niet langer als werknemer zal worden beschouwd in de zin van de Ziektewet, komt daarmee de rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering te vervallen. Op grond van artikel 6, tweede lid, onder c, van de Ziektewet (oud) geldt dan nog een periode van een maand gedurende welke de verzekering voor de Ziektewet wordt voortgezet. Met bovenbedoelde wijziging van de Ziektewet komt deze periode van een maand te vervallen, zodat de aanwijzing als ziekenfondsverzekerde geldt voor een ononderbroken verlofperiode van ten hoogste achttien maanden. Als ononderbroken verlof worden mede aangemerkt perioden van onbetaald verlof die elkaar met een onderbreking van minder dan een maand opvolgen.

Artikel 1, onderdeel e, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet voorziet in een rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering van degene van wie door het opnemen van onbetaald verlof het werknemerschap in de zin van de Ziektewet komt te vervallen. Aangezien het voltijds ouderschapsverlof onder de definitie van onbetaald verlof valt, is het niet nodig het voltijds ouderschapsverlof expliciet te vermelden.

Het is de bedoeling alleen een reeds bestaande ziekenfondsverzekering te continueren.

Daarom wordt de voorwaarde gesteld dat betrokkene direct voorafgaand aan het verlof verzekerd was ingevolge de ZFW.

Nu betrokken verlofgangers door het onderhavige artikel van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet worden voorzien van een eigen titel tot ziekenfondsverzekering, vloeit daar onder toepassing van artikel 4, zestiende lid, onder a, van de Ziekenfondswet uit voort, dat zij niet als medeverzekerde worden aangemerkt in de zin van de Ziekenfondswet.

Artikel I, onder B

Met dit artikel worden de bepalingen betreffende de verschuldigde premie, wie de premie int alsmede wie als werkgever wordt beschouwd, zoals die golden voor personen die voltijds ouderschapsverlof opnemen, van toepassing op degenen die onbetaald verlof opnemen.

Hiermee zijn betrokkenen, naast de nominale premie, een forfaitaire premie verschuldigd. De premie, die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, is gebaseerd op het werknemersdeel van de procentuele ziekenfondspremie over het minimumloon, als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag, dat geldt voor een persoon van 23 jaar en ouder.

Hoewel de hoogte van bedoeld minimumloon jaarlijks per 1 juli wordt aangepast, zal de forfaitaire ziekenfondspremie telkens per 1 januari worden vastgesteld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1996, 66, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 mei 1998, Stb. 292.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven