Besluit van 24 december 1997, houdende wijziging van het Besluit heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden bij de overheid in verband met de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 10 november 1997, AB97/U1468, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Arbeidsverhoudingen en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 46d, onderdeel g, van de Wet op de ondernemingsraden;

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1997, no. W04.97.0736);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 december 1997, nr. AB97/1732, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, afdeling Arbeidsverhoudingen en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden bij de overheid1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. in onderdeel c wordt de zinsnede «in artikel 1, onderdeel m, van de Wet privatisering ABP» vervangen door: in artikel 1, onderdeel k, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen,

2. onderdeel d komt te luiden:

d. het Lisv: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;,

3. onderdeel e komt te luiden:

e. de uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 die een of meer uitkeringsregelingen ter zake van ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van overheidswerknemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen uitvoert;,

4. onderdeel f vervalt,

5. onderdeel g wordt geletterd tot f.

B

Artikel 3 komt als volgt te luiden:

Artikel 3

De heffingsgrondslag bestaat uit het loon dat voor de overheidswerkgevers voor de premieberekening krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in aanmerking komt.

C

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

Ter uitvoering van de inning maakt het Lisv, overeenkomstig artikel 41 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, gebruik van de diensten van de uitvoeringsinstelling.

D

Artikel 5 komt als volgt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De uitvoeringsinstelling int de heffing bij de overheidswerkgevers voor wier personeel op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad moet worden ingesteld.

  • 2. Ter inning van de heffing zendt de uitvoeringsinstelling de desbetreffende overheidswerkgevers zo spoedig mogelijk na de aanvang van het kalenderjaar een heffingsaanslag waarin mede zijn aangegeven de grond van de heffing en de hoogte van het percentage, bedoeld in artikel 2.

  • 3. De uitvoeringsinstelling stelt de verschuldigde heffing vast op basis van de door de betrokken overheidswerkgever schriftelijk aangegeven heffingsgrondslag, bedoeld in artikel 3. Na afloop van het kalenderjaar vindt een afrekening plaats op basis van het definitief vastgestelde loon.

E

Artikel 6 komt als volgt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De uitvoeringsinstelling int de verschuldigde heffing maandelijks tezamen met de premie, bedoeld in artikel 76a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 2. De uitvoeringsinstelling draagt de ontvangen heffingen maandelijks, zo spoedig mogelijk na ontvangst, af aan de Raad. Ten aanzien van de aan de Raad afgedragen heffingen is artikel 46b van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Na het verstrijken van elk kalenderjaar legt de uitvoeringsinstelling aan Onze Minister een door een registeraccountant gewaarmerkte rekening en verantwoording over. Deze gewaarmerkte rekening en verantwoording bevat ten minste een opgave van de in het desbetreffende kalenderjaar verzonden heffingsaanslagen, van de ontvangen en afgedragen heffingen, alsmede van de afrekeningen, bedoeld in artikel 5, derde lid.

F

Het opschrift «Paragraaf 4 vergoedingen» vervalt boven artikel 8 en wordt boven artikel 7 geplaatst.

G

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Aan het Lisv wordt door de Raad ter zake van de ter uitvoering van dit besluit verrichte werkzaamheden een vergoeding verleend overeenkomstig artikel 80, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, welke ten laste komt van de heffing.

H

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Aan de Raad wordt ter zake van de door hem ter uitvoering van dit besluit verrichte werkzaamheden een door Onze Minister na overleg met de WOR-kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid nader te bepalen kostendekkende vergoeding verleend, welke ten laste komt van de heffing.

I

In artikel 9 wordt «de Wet FvP/ABP» vervangen door: de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 78 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 78 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met de datum waarop artikel 78 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in werking is getreden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Het Oude Loo, 24 december 1997

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de zeventwintigste januari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met het Besluit heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden bij de overheid (hierna: het Besluit) is, conform de marktsector, voor de overheidssector een heffing ingevoerd ter bevordering van scholing en vorming van ondernemingsraadsleden.

In het Besluit is bepaald dat de heffing wordt geïnd door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP). Ook is bepaald dat de heffingsgrondslag wordt gevormd door het loon dat in aanmerking komt voor de berekening van de zogenoemde FAOP-invaliditeitspremie.

Als gevolg van de invoering van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen houdt het FAOP op te bestaan en vervalt de FAOP-invaliditeitspremie.

Met het onderhavige besluit wordt het Besluit aangepast aan dat gegeven.

De (verenigingen van) werkgevers en centrales van overheidspersoneel, bedoeld in artikel 46e van de Wet op de ondernemingsraden, hebben ingestemd met het onderhavige besluit.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B

De nieuwe heffingsgrondslag wordt gevormd door het loon dat in aanmerking komt voor premieberekening krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

Artikel I, onderdeel C

De zorg voor de inning van de heffing is in artikel 46d, onderdeel g, van de Wet op de ondernemingsraden, zoals deze bepaling luidt na inwerkingtreding van artikel 78 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, opgedragen aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Voor de uitvoering van de inning maakt het Lisv gebruik van de diensten van de uitvoeringsinstelling die een of meer uitkeringsregelingen ter zake van ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van het (gewezen) overheidspersoneel uitvoert. De meest daarvoor in aanmerking komende uitvoeringsinstelling is de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO).

Het Lisv en de USZO handelen ter zake namens de Minister van Binnenlandse Zaken. Tegen de door het Lisv dan wel door de USZO namens de Minister van Binnenlandse Zaken genomen beschikkingen, staat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, na bezwaar, beroep open bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Artikel I, onderdeel D

De heffing wordt geïnd bij de overheidswerkgevers voor wier personeel op grond van de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad moet worden ingesteld.

De heffingsaanslag wordt zo spoedig mogelijk na aanvang van het kalenderjaar opgelegd.

De heffing wordt vastgesteld op basis van het loon dat volgens schriftelijke opgave van de betrokken overheidswerkgever in aanmerking komt voor de berekening van de WAO-premie. Na afloop van elk kalenderjaar vindt een afrekening plaats op basis van het definitief vastgestelde loon.

Artikel I, onderdeel E

De inning vindt plaats door, bij wijze van voorschot, het bedrag dat de betrokken overheidswerkgever aan het Lisv moet betalen ingevolge artikel 76a van de WAO (de WAO-premie) te vermeerderen met de verschuldigde heffing.

De ontvangen heffingen worden maandelijks afgedragen aan de Sociaal-Economische Raad (SER). De SER draagt deze gelden op dezelfde wijze en onder de dezelfde voorwaarden af als de gelden verkregen uit de opbrengst van de heffing voor de marktsector.

In de praktijk stelt de SER de opbrengsten uit de heffing ter beschikking aan het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) te Utrecht.

Het GBIO ondersteunt en begeleidt de werkzaamheden van vormingsinstituten op het gebied van scholing en vorming van ondernemingsraadsleden, in het bijzonder door het verstrekken van een financiële bijdrage in de kosten van scholings- en vormingscursussen die deze instituten aan ondernemingsraadsleden geven.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1997, 319.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven