Besluit van 24 juni 1998, houdende regels inzake de vergunning tot arbeidsbemiddeling (Besluit arbeidsbemiddeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 maart 1998, Directie Arbeidsmarkt, nr. AM/ARV/98/575;

Gelet op artikel 4 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

De Raad van State gehoord (advies van 19 maart 1998, no. W12.98.0086);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 juni 1998, Directie Arbeidsmarkt, nr. AM/ARV/98/865;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

b. de vergunninghouder: houder van een vergunning voor niet-openbare arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;

c. de beroepsbeoefenaar: beroepsbeoefenaar op de gebieden genoemd in artikel 1, vierde lid, van de wet die

1° op het gebied van kunsten of amusement: individueel of in groepsverband tegen bedongen betaling deelneemt aan voorstellingen, concerten of uitvoeringen, die direct door het publiek kunnen worden waargenomen, of die worden geregistreerd ten behoeve van openbaarmaking, tegen bedongen betaling directe technische of artistieke bijstand verleent ten behoeve van die voorstellingen, concerten of uitvoeringen of tegen een bedongen prijs voor een opdrachtgever een stoffelijk werk met een kunstzinnige waarde tot stand brengt;

2° die op het gebied van de beroepssport:

individueel of in groepsverband tegen bedongen betaling deelneemt aan sportwedstrijden,

tegen bedongen betaling training of begeleiding geeft aan hen die sport beoefenen of

tegen bedongen betaling directe technische bijstand verlenen ten behoeve van die sportwedstrijden.

HOOFDSTUK 2. VERPLICHTINGEN VERGUNNINGHOUDER VOOR ARBEIDSBEMIDDELING TEN BEHOEVE VAN BEROEPSBEOEFENAARS

Artikel 2. Informatieplicht

De vergunninghouder verstrekt aan de beroepsbeoefenaar in ieder geval informatie over:

a. de aard van het evenement,

b. de locatie en andere met arbeid verband houdende technische en organisatorische aspecten,

c. het bedrag van de geldelijke tegenprestatie inclusief de door de opdrachtgever af te dragen belastingen en premies of de vergoeding voor de te verrichten arbeid,

d. de te vergoeden onkosten,

e. de wijze van betaling van de geldelijke tegenprestatie inclusief de door de opdrachtgever af te dragen belastingen en premies, en van de onkostenvergoeding,

f. het door de vergunninghouder in rekening te brengen bemiddelingstarief, de hoogte van de transfersom, handgeld of soortgelijke vergoeding.

Artikel 3. Schriftelijke overeenkomsten

  • 1. De vergunninghouder gaat de overeenkomsten met de beroepsbeoefenaar, de overeenkomsten namens of ten behoeve van de beroepsbeoefenaar met derden, en de overeenkomsten terzake van de bemiddeling van de beroepsbeoefenaar schriftelijk aan.

  • 2. De vergunninghouder verstrekt aan de beroepsbeoefenaar afschriften van de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4. Maximale bemiddelingsprovisie

  • 1. De vergunninghouder brengt voor de arbeidsbemiddeling aan een opdrachtgever de prijzen in rekening overeenkomstig de tarieven, die hij aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft overlegd.

  • 2. De vergunninghouder die in samenwerking met een of meer andere vergunninghouders arbeidsbemiddeling aan een beroepsbeoefenaar verleent, brengt aan een opdrachtgever voor deze gezamenlijke dienstverlening maximaal een prijs in rekening, die de prijs, gebaseerd op het hoogste tarief dat één van de betrokken vergunninghouders voor die dienstverlening aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft overlegd, niet te boven gaat.

HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN VERGUNNINGHOUDER VOOR ARBEIDSBEMIDDELING IN DE ZEESCHEEPVAART

Artikel 5. Geen winstoogmerk

De vergunninghouder verleent in de zeescheepvaart slechts arbeidsbemiddeling zonder winstoogmerk.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit arbeidsbemiddeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 juni 1998

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de dertigste juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs bepaalt in artikel 4 dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld voor de vergunning tot arbeidsbemiddeling van bepaalde categorieën werkzoekenden of werkgevers. Voorts wordt bepaald dat deze regels in ieder geval betrekking hebben op arbeidsbemiddeling als bedoeld in artikel 1, vierde lid. Dit is de met arbeidsbemiddeling gelijkgestelde dienstverlening met het doel de totstandkoming van overeenkomsten tot het verrichten van arbeid, niet zijnde arbeidsovereenkomsten, te bevorderen ten behoeve van beroepsbeoefenaars op het gebied van kunsten, amusement en beroepssport. Door regels te stellen die de arbeidsbemiddeling in de zeescheepvaart beperken tot arbeidsbemiddeling zonder winstoogmerk wordt door middel van een specifieke bepaling in dit besluit voldaan aan de verplichtingen uit het Verdrag inzake plaatsing van zeelieden (IAO-verdrag, nr. 9).

Op grond van artikel 86 van de Arbeidsvoorzieningswet 1990 bezat het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bedoeld in artikel 8 van die wet, de bevoegdheid regels te stellen die door de houders van een vergunning tot arbeidsbemiddeling in acht moeten worden genomen. Deze Regeling voor de Arbeidsbemiddeling door derden is het laatst gewijzigd bij besluit van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening van 11 maart 1993 (Stcrt. 1993, 63). Deze regeling bevat enkele bijzondere bepalingen specifiek betrekking hebbende op de dienstverlening ten behoeve van beroepsbeoefenaars op het gebied van kunsten, amusement en beroepssport en de arbeidsbemiddeling in de zeescheepvaart. Deze specifieke bepalingen ten behoeve van de beroepsbeoefenaars op het gebied van kunsten, amusement en beroepssport zijn in de regeling opgenomen op advies van de organisaties van werkgevers en werknemers werkzaam in de betrokken sectoren.

Bij het in werkingtreden van de wet is de bevoegdheid van het Centraal Bestuur om regels op dit punt te stellen komen te vervallen. Een van de uitgangspunten van de wet is dat voor wat betreft arbeidsbemiddeling de situatie zoveel mogelijk ongewijzigd wordt gecontinueerd totdat de verplichting op grond van het Verdrag inzake de bureaus voor de arbeidsbemiddeling, welke voor hun bemiddeling betaling vragen (herzien, 1949) (IAO-verdrag, nr. 96) om een systeem van vergunningen te hanteren zal zijn vervallen met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende private arbeidsbemiddeling (IAO-verdrag, nr. 181). Daarom zijn in dit besluit de bepalingen uit de genoemde regeling betrekking hebbende op de dienstverlening bedoeld in het vierde lid van artikel 1 van de wet overgenomen.

Regels voor arbeidsbemiddeling door beroepsbeoefenaars

In artikel 1 wordt het begrip beroepsbeoefenaar gedefinieerd. De omschrijvingen voor de beroepsbeoefenaar zijn ontleend aan het koninklijk besluit van 11 december 1992 tot gelijkstelling van de dienstverlening gericht op het tot stand komen van overeenkomsten tot verrichten van arbeid, niet zijnde arbeidsovereenkomsten, ten behoeve van beroepsbeoefenaars op het gebied van kunsten, amusement en beroepssport, met arbeidsbemiddeling (Stb.1992, 668), dat met de inwerkingtreding van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 en van de wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs is komen te vervallen.

De artikelen 2 tot en met 4 zijn ontleend aan de CBA regels.

In artikel 2 is bepaald dat de dienstverlener verplicht is tenminste de hiergenoemde informatie aan de werkzoekende te verstrekken. Het komt, met name in de sector amusement, herhaaldelijk voor dat het contact tussen opdrachtgever en beroepsbeoefenaar slechts van korte duur is. Teneinde te vermijden dat de beroepsbeoefenaar zich zonder voldoende voorbereiding bij de opdrachtgever aanmeldt is deze bepaling opgenomen. De verplichting om aan de beroepsbeoefenaar de provisie en dergelijke mee te delen hangt samen met de omstandigheid dat de beroepsbeoefenaar door de opdrachtgever geconfronteerd kan worden met de totale kosten van het optreden, terwijl de gage van de beroepsbeoefenaar slechts een gedeelte daarvan uitmaakt. Deze bepaling is opgenomen om de markt van bemiddelingsdiensten transparanter te maken.

Artikel 3 stelt de schriftelijke vastlegging verplicht van de overeenkomsten zowel tussen intermediair en beroepsbeoefenaar als tussen intermediair en opdrachtgever. Deze bepaling vormt enerzijds een rem tegen het door de beroepsbeoefenaar lichtvaardig aangaan van langdurige binding met de intermediair. Anderzijds is deze bepaling in deze sectoren met vele kortdurende arbeidsverhoudingen met steeds wisselende opdrachtgevers nodig voor een effectieve controle van de geldende regels.

Artikel 4 sluit aan bij een met name in de sector kunsten en amusement voorkomend gebruik om bij een bemiddeling waar meerdere intermediairs bij betrokken zijn een korting op de tarieven toe te passen. In het algemeen geldt, dat de vergunninghouder de tarieven overlegt (het eerste lid). Voor de arbeidsbemiddeling van beroepsbeoefenaars wordt geregeld, dat bij meerdere intermediairs de gezamenlijk prijs niet het hoogste tarief van één van de betrokken arbeidsbemiddelaars mag overtreffen. Die tarieven zijn via de overlegging bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bekend. Doel van deze bepaling (het tweede lid) is te voorkomen dat het loon of de vergoeding van de beroepsbeoefenaars onder druk komt doordat van het door de opdrachtgever beschikbaar gestelde bedrag meerdere door de intermediairs berekende tarieven worden afgetrokken.

Arbeidsbemiddeling in de zeescheepvaart

De specifieke bepaling (artikel 5) ten aanzien van de arbeidsbemiddeling in de zeescheepvaart is opgenomen om te kunnen voldoen aan artikel 2 van het Verdrag inzake plaatsing van zeelieden (IAO-verdrag, nr. 9):

arbeidsbemiddeling voor zeelieden mag door geen persoon, vennootschap of instelling als bedrijf uitgeoefend worden met het doel winst te maken. Het Centraal Arbeidsbureau Scheepvaart (CAS) dat samen met de Stichting Start uitsluitend de arbeidsbemiddeling in deze sector verzorgt is een onderdeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en voldoet aan de genoemde eisen van dit verdrag. Op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie als openbare arbeidsbemiddelaar heeft de vergunningsplicht geen betrekking. De functie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie vloeit voort uit haar wettelijke taak. De Stichting Start verricht geen arbeidsbemiddeling met een winstoogmerk. Deze bepaling heeft in de praktijk dus slechts betekenis voor de Stichting Start.

Het op 22 oktober 1996 overeengekomen Verdrag inzake het werven en plaatsen van zeevarenden (IAO-verdrag, nr. 179) spreekt niet meer over een verbod van arbeidsbemiddeling met winstoogmerk in de zeescheepvaart. Dit verdrag bevat wel een aantal inhoudelijke eisen die specifiek voor de arbeidsbemiddeling van zeelieden gelden. Zolang dit herziene verdrag door Nederland nog niet geratificeerd is, is Nederland nog gebonden aan het oude verdrag (IAO-verdrag, nr. 9).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven