Besluit van 22 december 1997, houdende wijziging van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 17 november 1997, nr. 97/31519, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 38a, 61 en 76 van de Wet op het voortgezet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; de artikelen 4.5, tweede lid, 9.3, achtste lid, 10.10, derde lid, 11.12, zevende lid, 12.5, 13.1, vijfde lid en 13.3, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; artikel 14 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk Onderzoek; artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1997, nr. W05.97.0741);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 16 december 1997, nr. 1997/38961, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De begripsbepaling onder b, onderdeel 4, wordt vervangen door:

een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling als bedoeld in de artikelen 1.3.1, 1.3.4, 1.5.1, 12.3.8 en 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

2. De begripsbepaling onder b, onderdeel 5, wordt vervangen door:

een instelling van wetenschappelijk theologisch onderwijs, uitgaande van de Stichting Theologische Faculteit, gevestigd te Tilburg, van de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht, van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde kerken in Nederland, gevestigd te Kampen (Oudestraat), dan wel een bijzondere instelling van wetenschappelijk onderwijs, uitgaande van de Stichting Humanistisch Instituut voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te Utrecht, gesubsidieerd ten laste van hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting;

3. In de begripsbepaling onder b, onderdeel 6, wordt «artikel 53a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 53b van de Wet op het voortgezet onderwijs.

4. De begripsbepaling onder b, onderdeel 8, wordt vervangen door:

een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a en d, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

5. De begripsbepaling onder c, onderdeel 1, wordt vervangen door:

een personeelslid als bedoeld in de artikelen 20a en 48 van de Wet op het basisonderwijs;

6. De begripsbepaling onder c, onderdeel 2, wordt vervangen door:

een personeelslid als bedoeld in de artikelen 28a en 56 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

7. De begripsbepaling onder c, onderdeel 3, wordt vervangen door:

een personeelslid als bedoeld in de artikelen 39a en 53b van de Wet op het voorgezet onderwijs, dan wel een personeelslid van een school waarvoor ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Experimentenwet onderwijs, de formatie wordt vastgesteld;

8. De begripsbepaling onder c, onderdeel 4, wordt vervangen door:

een personeelslid van een bekostigde instelling als bedoeld in de artikelen 1.3.1, 1.3.4, 1.5.1, 12.3.8, en 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

9. De begripsbepaling onder c, onderdeel 5, wordt vervangen door:

een door het bevoegd gezag benoemd personeelslid aan één of meer van de onder b in de onderdelen 5, 7, 9 en 10 genoemde instellingen;

10. De begripsbepaling onder c, onderdeel 6, wordt vervangen door:

een personeelslid van een instelling, dan wel in voorkomende gevallen een benoemd lid van het college van bestuur, een lid van het algemeen bestuur of een bezoldigd lid van het algemeen bestuur, van een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a en d, van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek, met uitzondering van de leden van het college van bestuur van een universiteit en de Open Universiteit;

11. De begripsbepaling onder n, wordt vervangen door:

n. Lisv: het Landelijk instituut sociale verzekeringen;

12. De begripsbepaling onder t, wordt vervangen door:

t. WAO uitkering: een op grond van de WAO toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering;

B. In artikel 1, onder h, artikel 3, vijfde lid, artikel 11, negende lid, artikel 12, eerste, tweede en derde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 15, eerste lid, onder b, f, g en h, derde, vierde en vijfde lid en artikel 20, vijfde lid, onder c en in de zin «De conclusie van het onderzoek wordt neergelegd in een rapport, dat wordt opgesteld door de geneeskundige dienst van het FAOP.», zevende lid, achtste lid en negende lid, wordt «FAOP» vervangen door Lisv.

C. 1. In artikel 3, derde lid, artikel 4, tweede en derde lid, artikel 12, eerste lid, artikel 13, derde lid, artikel 15, eerste lid, onder b en c, artikel 23, onder a, artikel 27, eerste en tweede lid, artikel 39, vijfde lid en zevende lid, onder a en artikel 41, eerste en vijfde lid, wordt «WAO-conforme uitkering» vervangen door: WAO uitkering.

2. In het opschrift van artikel 12 wordt «WAO-conforme uitkering» vervangen door: WAO uitkering.

D. Aan artikel 4 wordt een vijfde lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 5. Indien de betrokkene geen machtiging afgeeft om de WAO-uitkering te doen uitbetalen aan zijn bevoegd gezag, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan het betrokken bevoegd gezag.

E. Artikel 5, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. Artikel 4, tweede tot en met het vijfde lid, is van toepassing.

F. Artikel 11, negende lid, wordt vervangen door:

  • 9. Het bevoegd gezag is verplicht er zorg voor te dragen dat uiterlijk 13 weken na het begin van het verlof wegens ziekte de ongeschiktheid van betrokkene wordt gemeld aan het Lisv. Deze melding gaat vergezeld van het reïntegratieplan of de reïntegratieplannen en de resultaten van de uitvoering van dit plan of deze plannen.

G. In artikel 12, eerste lid, vervalt de zinsnede: van overeenkomstige toepassing verklaarde.

H. In de artikelen 11, tweede lid, en 19, vijfde lid, wordt de zinsnede «genoemd in artikel 1, onderdelen b1 tot en met b7» vervangen door: genoemd in artikel 1, onderdelen b1 tot en met b4, b6 en b7.

I. In artikel 25, derde lid, wordt de volgende wijziging aangebracht:

de zinsnede: «alsmede het bedrag aan VUT-bijdrageverhaal, bedoeld in artikel 6 van de regeling financiering van VUT-aanspraken, ex artikel 8 van de Wet Kaderregeling VUT overheidspersoneel» wordt vervangen door: het bedrag aan Vut-fonds bijdrageverhaal, bedoeld in artikel 6 van de regels inzake de financiering van VUT-fonds lasten, ex artikel 9 van de Wet Kaderregeling VUT overheidspersoneel en het verhaal van de verschuldigde pensioenpremie voor flexibel pensioen, bedoeld in artikel 3, tiende lid van de Pensioenovereenkomst.

J. In artikel 30 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid, onder a, wordt vervangen door:

a. aan de langstlevende echtgenoot dan wel aan de langstlevende geregistreerde partner indien de overleden betrokkene niet duurzaam van de andere echtgenoot dan wel geregistreerde partner gescheiden leefde;

2. Aan het derde lid wordt de zinsnede: «worden mede als echtgenoot aangemerkt» vervangen door: worden mede als echtgenoot dan wel geregistreerde partner aangemerkt.

K. Na artikel 48 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48a Reïntegratiemelding aan het Lisv bij invoering van de WAO

Indien op het moment van invoering van de WAO het verlof wegens ziekte van betrokkene reeds langer dan 13 weken heeft geduurd, is het bevoegd gezag verplicht betrokkene vóór 1 februari 1998 te melden bij het Lisv. De melding gaat vergezeld van het reïntegratieplan of de reïntegratieplannen en de resultaten van de uitvoering van dit plan of deze plannen.

ARTIKEL II

In het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. In artikel 4b, eerste lid, onder b, artikel 36a, zesde en zevende lid, artikel 39, vijfde lid, artikel 42, tweede lid en artikel 45, derde lid, wordt «wao-conforme uitkering» vervangen door: wao-uitkering.

B. Na artikel 49 wordt een artikel 49a toegevoegd, luidende:

Artikel 49a Zes-maandstermijn

Indien het niveau van de uitkering krachtens de Werkloosheidswet een algemeen neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, behoudens indien in de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen, als bedoeld in artikel 2 van het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel, overeenstemming wordt bereikt, binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze doorgevoerd ten aanzien van het totaal aan wettelijke en bovenwettelijke aanspraken van betrokkene, vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na datum van het Staatsblad.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, behoudens het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. Artikel I, de onderdelen A1 tot en met A11, B, G, H, I en J werken terug tot en met 1 januari 1998.

  • 3. Artikel I, de onderdelen A12, C, D en E en artikel II, onderdeel A, treden in werking met ingang van de datum waarop de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekering in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 december 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zeventwintigste januari 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit wordt een aantal in hoofdzaak technische wijzigingen aangebracht in het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

Artikelsgewijze toelichting

De wijzigingen genoemd onder artikel I, onderdelen A1 tot en met A10, bevatten wijzigingen in de begripsbepalingen ten aanzien van «de instelling» en «de betrokkene» in de zin van dit besluit. De wijzigingen hangen enerzijds samen met de wijzigingen dan wel de intrekking van diverse wetten in formele zin en zijn anderzijds ingegeven door de wens om te komen tot meer eensluidende begripsbepalingen in het tijdelijke Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel.

De wijzigingen genoemd onder artikelen I, onderdelen A12, C, D, E en II, onderdeel A, zijn het gevolg van het in het kader van de operatie «Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen» (OOW) per 1 januari 1998 beoogde openstelling van de WAO voor het overheidspersoneel. Overheidspersoneel zal bij inwerkingtreding van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen bij arbeidsongeschiktheid niet langer een WAO-conforme uitkering genieten.

De wijzigingen onder artikel I, onderdelen D en E, worden verder noodzakelijk geacht op grond van het volgende.

Tot de invoering van de WAO per 1 januari 1998 worden de WAO-conforme uitkeringen door de uitvoeringsinstelling niet aan de betrokkene uitbetaald maar aan de werkgever, danwel, indien de werkgever is aangesloten bij het Vervangingsfonds, aan dat fonds.

Per 1 januari 1998 wordt de WAO voor onder meer het onderwijspersoneel integraal ingevoerd waardoor op grond van artikel 37a van de Wet OOW de WAO-uitkering niet meer aan de werkgever of het Vervangingsfonds wordt uitbetaald, maar aan de werknemer zelf.

Het BZA evenwel regelt de betaling van de WAO-uitkering aan de betrokkene door de werkgever inclusief de aanvulling tot het niveau dat in het besluit is aangegeven. Er kan derhalve een probleem ontstaan indien zowel de uitvoeringsinstantie als het bevoegd gezag overgaat tot uitbetaling van de uitkering respectievelijk de bezoldiging. De betrokkene krijgt dan tezamen meer dan waar hij recht op heeft. Dat leidt vanzelfsprekend altijd tot een correctie in de vorm van een verrekening of terugvordering.

Teneinde een dergelijke dubbele betaling en de daaruit voortvloeiende verrekeningen of terugvorderingen te vermijden, is in het aanvraagformulier voor een WAO-uitkering dat de uitvoeringsinstelling aan de betrokkene zendt, voor de betrokkene reeds de mogelijkheid gecreëerd om de uitvoeringsorganisatie te machtigen de WAO-uitkering rechtstreeks aan diens werkgever over te maken. De werkgever draagt er zorg voor dat de betrokkene een salaris krijgt overeenkomstig de bepalingen van het BZA.

Indien betrokkene de uitvoeringsinstelling niet machtigt om de WAO-uitkering rechtstreeks naar de werkgever over te maken, moet worden voorkomen dat hij zowel een WAO-uitkering als een volledige bezoldiging ontvangt. Daarom is in het vijfde lid opgenomen dat de betrokkene, zodra de uitkering wordt aangevraagd (in het algemeen de negende maand van ziekte) aan de werkgever moet meedelen dat hij de uitvoeringsorganisatie niet heeft gemachtigd de WAO-uitkering rechtstreeks over te maken. Het bevoegd gezag kan dan bij de vaststelling van de bezoldiging rekening houden met het feit dat betrokkene rechtstreeks een WAO-uitkering ontvangt.

De wijzigingen genoemd onder artikel I, onderdeel A11 en B, zijn het gevolg van de opheffing per 1 januari van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WAO voor het overheidspersoneel berust met ingang van deze datum bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv).

De wijziging onder artikel I, onderdeel F, vloeit voort uit de invoering van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (PEMBA) per 1 januari 1998.

In artikel 71a, eerste lid, van de WAO, juncto artikel 38, eerste lid, van de Ziektewet is bepaald dat een ziektegeval uiterlijk 13 weken na aanvang van de ziekte gemeld dient te worden bij de uitvoeringsinstelling, zulks vergezeld van een reïntegratieplan of reïntegratieplannen.

Hoewel de Ziektewet nog niet is ingevoerd voor het overheids- en onderwijspersoneel is in de OOW hierop te dezer zake reeds vooruitgelopen.

Inzake het reïntegratieplan wordt bij de invoering van de WAO het Besluit minimumeisen reïntegratieplan 1997 (Stcrt. 1997, 140) van het Lisv van toepassing op het overheids- en onderwijspersoneel. De in dit besluit opgenomen voorschriften, betreffen onder andere de omstandigheden waaronder met een voorlopig reïntegratieplan in plaats van een volledig reïntegratieplan kan worden volstaan.

De wijziging onder artikel I, onderdeel H, vloeit voort uit de wijziging van artikel 1, onder b, onderdeel 5, van het tijdelijke Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

De wijziging onder artikel I, onderdeel I, is het gevolg van de per 1 april 1997 van kracht geworden regeling van flexibel pensioen en uittreden (FPU). Deze regeling vervangt vanaf genoemde datum de VUT-regeling.

De wijziging onder artikel I, onderdeel J, is het gevolg van het feit dat de Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor het geregistreerd partnerschap (Stb. 1997, 324) met ingang van 1 januari 1998 de registratie van partnerschap mogelijk maakt. Aangezien het geregistreerd partnerschap vermogensrechtelijk gezien op dezelfde voet staat als het huwelijk, is het noodzakelijk te regelen dat de overlijdensuitkering ook aan de geregistreerde partner kan worden uitgekeerd.

Met de wijziging in artikel I, onderdeel K, wordt in het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel een nieuw artikel, artikel 48a, ingevoerd. Dit artikel houdt een overgangsbepaling in voor de ziektegevallen, die op het moment van invoering van de WAO al langer dan 13 weken hebben voortgeduurd.

In deze gevallen kan niet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11, negende lid. Derhalve is in de OOW bepaald, dat het bevoegd gezag in deze gevallen de betrokkene uiterlijk op 1 februari 1998 bij het Lisv dient te hebben gemeld.

Wel is ook in deze overgangsgevallen het Besluit minimumeisen reïntegratieplan 1997 (Stcrt. 1997, 140) van toepassing.

Door de wijziging onder artikel II, onderdeel B, wordt in een nieuw ingevoegd artikel in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, te weten artikel 49a, vastgelegd dat sociale partners met elkaar in overleg treden indien het niveau van de Werkloosheidswet door redenen anders dan door wijziging als gevolg van individuele feiten en omstandigheden, algemeen neerwaartse wijzigingen ondergaat.

In dat overleg zal dan de vraag centraal staan op welke wijze de sociale partners in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer zullen omgaan met die algemeen neerwaartse wijzigingen.

Voor het geval dat bedoeld overleg niet tot overeenstemming heeft geleid binnen een periode van zes maanden na de datum van publicatie in het Staatsblad van de maatregel, houdende die algemeen neerwaartse wijzigingen, geldt het volgende. In dat geval worden die algemeen neerwaartse wijzigingen effectief ten aanzien van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na de datum van publicatie daarvan in het Staatsblad.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1997, Stb. 796.

XNoot
2

Stb. 1994, 100, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1997, Stb. 796.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven