Besluit van 30 juni 1998 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 375)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 26 juni 1998, nr. 704710/98/6;

Gelet op artikel V van de wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 375);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen I, onderdelen B en E, II en III van de wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 375) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 2

De artikelen I, onderdelen A, C, D en F, en IV van de wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 375) treden in werking met ingang van 1 oktober 1998.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 juni 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de tweede juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 375) bevat enkele aanscherpingen en verbeteringen van het sanctie-instrumentarium ten aanzien van ernstige verkeersdelicten. Het aan deze wet ten grondslag liggende wetsvoorstel is nog in een laat stadium van de behandeling in de Tweede Kamer ingrijpend gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat enkele van de benodigde uitvoeringsmaatregelen (in het bijzonder de aanpassing van de geautomatiseerde systemen en van de relevante richtlijnen van het openbaar ministerie) thans nog niet gereed zijn, waardoor onder andere de verplichte invordering van het rijbewijs bij ernstige snelheidsdelicten en de wijzigingen van de regeling van de ontzegging van de rijbevoegdheid eerst op 1 oktober 1998 in werking zullen kunnen treden (zie artikel 2 van dit besluit). Dit geldt echter niet voor de in genoemde wet voorziene verhoging van de maximumstraffen voor ernstige vormen van roekeloos rijgedrag (art. 175 WVW 1994 nieuw) en voor de mogelijkheid om bij veroordeling wegens bepaalde commune delicten gepleegd met een motorrijtuig een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen (art. 179a nieuw). De desbetreffende bepalingen kunnen dan ook onmiddellijk in werking treden (artikel 1 van het besluit).

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven