Wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (verhoging van de maximumstraffen voor ernstige vormen van roekeloos rijgedrag en verbetering van de regelingen inzake de invordering en inhouding van rijbewijzen en inzake de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van de bestrijding van ernstige delicten in het verkeer wenselijk is de maximumstraffen voor ernstige vormen van roekeloos rijgedrag te verhogen, alsmede de regelingen inzake de invordering en inhouding van rijbewijzen en inzake de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wegenverkeerswet 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 164 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 159, onderdeel a,» vervangen door: artikel 159, onderdelen a en b,

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vordering wordt gedaan in geval van overtreding van:

    a. artikel 8, indien bij een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, van die bepaling blijkt of, bij ontbreken van een dergelijk onderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan vijfhonderdzeventig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger blijkt te zijn dan 1,3 milligram alcohol per milliliter bloed;

    b. artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid;

    c. overschrijding van een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid met vijftig kilometer of meer, in geval van staandehouding van de bestuurder.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De ingevorderde bewijzen worden tegelijk met het proces-verbaal onverwijld opgezonden aan de officier van justitie. Indien bij het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde onderzoek is gebleken of, bij ontbreken van een dergelijk onderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger was dan zevenhonderdvijfentachtig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger blijkt te zijn dan 1,8 milligram alcohol per milliliter bloed, indien de maximumsnelheid met zeventig kilometer of meer is overschreden, dan wel indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan, is de officier van justitie bevoegd de ingevorderde bewijzen onder zich te houden, totdat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd, tot het tijdstip waarop de ontzegging ingaat. In het laatste geval levert de officier van justitie, na het bovenbedoelde tijdstip, het rijbewijs of de rijbewijzen in bij degene die dat bewijs of die bewijzen heeft afgegeven.

4. In het vijfde en het zesde lid wordt «ambtenaar van het openbaar ministerie» telkens vervangen door: officier van justitie.

B

Artikel 175 wordt vervangen door:

Artikel 175

  • 1. Overtreding van artikel 6 wordt gestraft met:

    a. gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;

    b. gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie, indien het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

  • 2. Indien degene die schuldig is aan een van de in het eerste lid genoemde feiten, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, of indien een van de in het eerste lid genoemde feiten is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, wordt hij gestraft met:

    a. gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    b. gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

C

In artikel 177, eerste lid, onderdeel a, vervallen de woorden «en 180, derde lid,».

D

Artikel 179, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Bij het opleggen van de bijkomende straf, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, wordt de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering gebracht.

E

Na artikel 179 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 179a

  • 1. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 287 of 289 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven kan de schuldige die het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde of deed besturen, de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste tien jaren worden ontzegd.

  • 2. Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 301, 302 of 303 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven kan de schuldige die het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde of deed besturen, de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste vijf jaren worden ontzegd.

F

Artikel 180 komt te luiden:

Artikel 180

  • 1. Voor wat betreft de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is artikel 557, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering op rechterlijke uitspraken niet van toepassing.

  • 2. De rechterlijke uitspraak is voor wat betreft de bijkomende straf niet voor tenuitvoerlegging vatbaar, zolang de termijn waarvoor de veroordeelde bij een andere rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, nog niet is verstreken.

  • 3. Indien de rechterlijke uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, geschiedt de tenuitvoerlegging niet dan nadat aan de veroordeelde in persoon een schrijven is uitgereikt, volgens de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering, waarin het tijdstip van ingang en de duur van de ontzegging, de verplichting tot inlevering van het rijbewijs uiterlijk op dat tijdstip, alsmede het gevolg van niet tijdige inlevering worden medegedeeld.

  • 4. De houder van een rijbewijs is, tenzij het is ingevorderd en niet is teruggegeven, verplicht dat rijbewijs in te leveren op het parket van het openbaar ministerie vanwaar hij het schrijven, bedoeld in het derde lid, heeft ontvangen, uiterlijk op het tijdstip van ingang van de ontzegging.

  • 5. Teruggave van het rijbewijs vindt plaats zodra de termijn van de ontzegging is verstreken.

  • 6. De termijn van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt van rechtswege verlengd met het aantal dagen dat is verstreken tussen het tijdstip waarop het rijbewijs ingevolge het vierde lid had moeten worden ingeleverd en het tijdstip waarop nadien die inlevering heeft plaatsgevonden.

  • 7. De termijn van de ontzegging wordt voorts verlengd met de tijd dat de veroordeelde gedurende de ontzegging rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

  • 8. Voor de toepassing van het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

ARTIKEL II

In artikel 77r van het Wetboek van Strafrecht2 wordt «de artikelen 179 en 180» vervangen door: de artikelen 179, 179a en 180.

ARTIKEL III

In artikel 67, eerste lid, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering3 wordt na «artikel 175, tweede lid,» ingevoegd: onderdeel b,.

ARTIKEL IV

Artikel I, onderdeel A, is niet van toepassing op overtredingen die zijn begaan voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 juni 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de tweede juli 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1996, 396, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 203.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 januari 1998, Stb. 35.

XNoot
3

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 1998, Stb. 250.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II, 1994/95, 1996/97, 1997/98, 24 112.

Handelingen II, 1997/98, blz. 3500–3522; 3587–3596; 3611–3612.

Kamerstukken I, 1997/98, 24 112 (239, 239a, 239b, 239c, 239d).

Handelingen I, 1997/98, zie vergadering d.d. 23 juni 1998.

Naar boven