Wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling in de loonbelasting en vennootschapsbelasting ter zake van aandelenoptierechten welke in het kader van de dienstbetrekking zijn verkregen, aan te passen en een aanpassing in de Coördinatiewet Sociale Verzekering aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de loonbelasting 19641 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. Na artikel 10 wordt ingevoegd:

Artikel 10a

  • 1. Ingeval in het kader van de dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met de werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort mede tot het loon hetgeen door hem wordt genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht boven hetgeen in verband met dat recht reeds als loon in aanmerking is genomen, ingeval de uitoefening of vervreemding geschiedt binnen drie jaren na het overeenkomen van dat recht. Onder vervreemding wordt begrepen het formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid worden, het brengen in het vermogen van een onderneming, alsmede het ontvangen van een schadeloosstelling in de zin van artikel 334p, eerste lid, of artikel 320, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De overgang onder algemene titel van een aandelenoptierecht wordt niet als een vervreemding aangemerkt.

  • 2. Ingeval bij vervreemding van een aandelenoptierecht de tegenprestatie ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst, wordt als genoten bedrag aangemerkt de waarde in het economische verkeer welke ten tijde van de vervreemding aan het recht kan worden toegekend.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aandelenoptierecht verstaan een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven in de inhoudingsplichtige vennootschap of in een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, of een daarmee gelijk te stellen recht.

  • 4. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap verstaan:

    a. een vennootschap waarin de inhoudingsplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;

    b. een vennootschap die voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige;

    c. een vennootschap waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de inhoudingsplichtige.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt, indien een inhoudingsplichtige vennootschap of een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap is betrokken bij een splitsing of een fusie op de voet van artikel 334a onderscheidenlijk artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, onder die vennootschap mede verstaan de verkrijgende vennootschap in de zin van die artikelen alsmede de vennootschap die vóór de splitsing onderscheidenlijk fusie werd aangemerkt als een met de inhoudingsplichtige vennootschap verbonden vennootschap.

B. Aan artikel 13, tweede lid, wordt toegevoegd: Met betrekking tot de waardering van niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

C. In artikel 31 wordt, onder vernummering van het achtste lid in negende lid, na het zevende lid ingevoegd:

  • 8. Ingeval loon als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, wordt genoten in de vorm van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, derde lid, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel f verhoogd. De verhoging bedraagt het in het tweede lid, onderdeel f, genoemde bedrag voor de toepassing van de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten gespaarde bedrag.

D. In artikel 32 vervalt het derde lid. Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid worden vernummerd in onderscheidenlijk derde, vierde, vijfde en zesde lid.

ARTIKEL II

In artikel 9 van de Wet op de vennootschapsbelasting 19692 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In het eerste lid, onderdeel i, vervalt «zodanige». Voorts wordt «artikel 34a» vervangen door: artikel 10a, vierde lid. Tenslotte vervalt «, een en ander voor het bedrag dat bij het personeel ter zake van die toekenning als loon in aanmerking wordt genomen of is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964».

2. Aan het artikel wordt toegevoegd:

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel i, komt in aftrek het bedrag dat bij de werknemer ter zake van die toekenning als loon in aanmerking wordt genomen of is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 op het tijdstip waarop dit loon voor de loonbelasting is genoten of is vrijgesteld, daaronder niet begrepen het bedrag dat in aanmerking wordt genomen op grond van artikel 10a, eerste lid, van die wet.

ARTIKEL III

Aan artikel 8, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering3 wordt toegevoegd: Met betrekking tot de waardering van niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Met betrekking tot aandelenoptierechten die zijn overeengekomen vóór de dag waarop deze wet in werking treedt, blijven:

    a. de regels met betrekking tot aandelenoptierechten van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze wet in werking treedt, van kracht;

    b. de regels met betrekking tot aandelenoptierechten krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze wet in werking treedt, van kracht voor de duur van vijf jaren met ingang van de dag waarop deze wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 juni 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 104, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 175.

XNoot
2

Stb. 1969, 469, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juni 1998, Stb. 350.

XNoot
3

Stb. 1987, 552, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 mei 1998, Stb. 306.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 721.

Handelingen II 1997/98, blz. 4737–4749; 4775–4785; 4984.

Kamerstukken I 1997/98, 25 721 (303, 303a, 303b, 303c, 303d).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 23 juni 1998.

Naar boven