Besluit van 8 juni 1998, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Zuivel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 maart 1998, nr. GZB/VVB/981152, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op:

– verordening (EG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182),

– verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351), en

– artikel 4, eerste lid, en artikel 8, onder b en c, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 april 1998, no.W13.98 0100);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 juni 1998 met nummer GZB/VVB/982022, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Warenwetbesluit Zuivel1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de eisen gesteld bij de artikelen 2 tot en met 5, en gesteld krachtens artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351).

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is verboden te handelen in strijd met de eisen, gesteld bij of krachtens de artikelen 2, 3, en 4, tweede lid, onder a, van verordening (EG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182). .

B

Artikel 4a vervalt.

C

Aan het slot van artikel 5, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd: Dit lid is niet van toepassing op een voor uitvoer bestemde waar.

D

Artikel 6 vervalt.

E

Artikel 21, tweede lid, onder a, komt te luiden:

a. de artikelen 2 tot en met 5, en artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351); en.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 juni 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Verordening (EEG) 1411/71 en (EG) 2597/97

Handelen in strijd met verordening (EEG) nr 1411/71 van de Raad van 29 juni 1971 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten met betrekking tot melk bestemd voor menselijke consumptie (PbEG L 148), (verder te noemen: verordening (EEG) 1411/71), was strafbaar gesteld bij artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit Zuivel. Voorts was in artikel 4a van het Warenwetbesluit Zuivel een voor Nederland van de verordening afwijkende bepaling opgenomen, terwijl artikel 22, eerste lid, van het besluit de gang van zaken regelde bij een wijziging van verordening (EG) 1411/71. lnmiddels is evenwel vastgesteld en op 1 januari 1998 in werking getreden verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PbEG L 351) (verder te noemen: verordening (EG) 2597/97). Bij artikel 8 van verordening (EG) 2597/97 is verordening (EEG) 1411/71 ingetrokken. In plaats daarvan gelden voor consumptiemelk vanaf 1 januari 1998 de voorschriften bij of krachtens verordening (EG) 2597/97. In verband hiermee zijn bovengenoemde artikelen van het Warenwetbesluit Zuivel aangepast. Artikel l, onderdeel A, punt 1, onderdeel B, en onderdeel E strekken daartoe. Hierbij is het niet noodzakelijk geacht gebruik te maken van de in artikel 3, tweede lid, laatste volzin, van verordening (EG) 2597/97 bedoelde mogelijkheid.

Artikel I, onderdeel A, punt 2

Artikel 4, tweede lid, onder a, van verordening (EG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelprodukten bij het in de handel brengen (PbEG L 182), geeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen de bevoegdheid de toepassingsbepalingen van deze verordening vast te stellen. Bij de vaststelling van het Warenwetbesluit Zuivel is ten onrechte nagelaten handelen in strijd met deze bepalingen te verbieden. Deze nalatigheid wordt hersteld door in artikel 2, tweede lid, ook te verwijzen naar de krachtens artikel 4, tweede lid, onder a, van de verordening vastgestelde bepalingen.

Artikel I, onderdeel C

Bij de bereiding van kaas wordt stremsel gebruikt. Dit stremsel kan van dierlijke oorsprong (lebmaag van het kalf, runderpepsine) of van microbiële oorsprong zijn (Bacillus cereus, Mucor). Ingevolge artikel 9 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen behoeft het gebruik van stremsel niet vermeld te worden in de lijst van ingrediënten. Artikel 5, tweede lid, van het Warenwetbesluit Zuivel eist evenwel dat eventueel gebruik van microbieel stremsel kenbaar moet worden gemaakt met de vermeldingen vegetarische kaas en bereid met microbieel stremsel. Alhoewel deze vermeldingen voor bepaalde groepen consumenten een positief onderscheid geven, is dat bij export naar landen waar de wetgeving geen aparte vermeldingsverplichting geldt juist niet het geval.

De technologie van de kaasbereiding en -rijping is heden ten dage zover gevorderd dat kaas, bereid met microbieel stremsel, kwalitatief niet meer onderdoet voor kaas, bereid met lebstremsel.

Op verzoek van de zuivelindustrie, en met instemming van de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (industrie, handel en consumenten), is gezien het voorgaande besloten artikel 5, tweede lid, van het Warenwetbesluit Zuivel niet van toepassing te laten zijn op voor uitvoer bestemde waren. Artikel l, onderdeel C, brengt de daartoe noodzakelijke wijziging aan in artikel 5, tweede lid, van het Warenwetbesluit Zuivel.

Artikel I, onderdeel D

In verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van de Europese Unie van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetprodukten (PbEG L 316) is bepaald voor welke waren de aanduiding boter gebezigd moet worden. Nationale voorschriften ter zake zijn nu niet meer toegestaan. Artikel 6 van het Warenwetbesluit Zuivel dient derhalve te vervallen.

Notificatie

Artikel I, onder C, is op 20 januari 1998 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatie-procedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1994, 813, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven