Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 1998, 351 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 1998, 351 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 oktober 1997, nr. GZB/VVB/975553, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op beschikking nr. 97/534/EG van de Commissie van 30 juli 1997 houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal (PbEG L 216), op artikel 11, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet, alsmede op artikel 4, eerste lid, onder a, artikel 8, onder b en c, artikel 12 en artikel 14 van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 18 december 1997, no. W13.97.0642);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 juni 1998 met nummer GZB/VVB/982331, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
a. slachtdier: runderen (de soorten Bubalus bubalis en Bison bison daaronder begrepen), varkens, schapen, geiten en eenhoevigen en niet gedomesticeerde landzoogdieren, niet zijnde lagomorfen, die in gevangenschap zijn gekweekt, gehouden en geslacht;
b. vlees: alle voor menselijke consumptie geschikte delen van als landbouwhuisdier gehouden slachtdieren;
c. separatorvlees: vlees dat machinaal is afgescheiden van beenderen met daaraan vastzittend vlees, met uitzondering van kopbeenderen, poten onder het kniegewricht of onder het spronggewricht, en varkensstaarten;
d. gehakt: al dan niet toebereid vlees, afkomstig van een of meer slachtdieren, dat:
– door hakken, malen of op andere wijze min of meer sterk verkleind is,
– zodanig kneedbaar is dat het tot verschillende vormen te bewerken is, en
– geen vleesvreemd eiwit bevat,
– met uitzondering van separatorvlees;
e. vleesproduct: product vervaardigd van of met zodanig behandeld vlees dat, aan de hand van het snijvlak van de hartdoorsnijding, de verdwijning van de kenmerken van vers vlees kan worden geconstateerd, met uitzondering van:
– vlees dat alleen een koudebehandeling heeft ondergaan, en
– producten die vallen onder richtlijn nr. 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (PbEG L 368);
f. zetmeelgehalte: gehalte aan watervrij zetmeel;
g. procentueel gehalte aan organisch niet-vet: het percentage dat wordt verkregen door het percentage 100 te verminderen met het procentuele water-, vet-, zetmeel- en asgehalte van de waar;
h. Federgetal: het quotiënt van het procentuele watergehalte en het procentuele gehalte aan organisch niet-vet van de waar;
i. startercultuur: reincultuur van één type micro-organisme of een mengsel van meer dan één type micro-organismen, beide bedoeld om een fermentatieproces te sturen en te versnellen;
j. %: massaprocent;
k. richtlijn 9 7/4/EG: richtlijn nr. 97/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 (PbEG L 43) houdende wijziging van Richtlijn 79/112/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame.
2. De darm of het darmvervangend omhulsel van in dit besluit bedoelde waren is geen verpakking in de zin van artikel 1, eerste lid, onder b, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen.
3. Voor vlees, gehakt en vleesproducten wordt een startercultuur aangemerkt als technisch hulpmiddel, bedoeld in artikel 1, zevende lid, van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen.
4. Artikel 4 en de artikelen 6 tot en met 12 zijn niet van toepassing op een eetwaar die met een in dit besluit bedoelde aanduiding rechtmatig in het verkeer is gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, voor zover die aanduiding vergezeld gaat van beschrijvende vermeldingen die dicht bij die aanduiding staan, zodat de koper in staat is de aldus geëtiketteerde waar te onderscheiden van in Nederland in het verkeer gebrachte eetwaren waarvoor die aanduiding uitsluitend gebezigd mag worden.
1. Het is verboden de in artikel 1, eerste lid, onder b tot en met e, bedoelde waren te bereiden of te verhandelen die niet voldoen aan de eisen, bij dit besluit gesteld, met betrekking tot hun samenstelling.
2. Het is verboden met gebruikmaking van de bij dit besluit aangegeven aanduidingen andere waren te verhandelen dan die waaraan die aanduidingen bij dit besluit zijn voorbehouden.
3. Het is verboden vlees, gehakt of vleesproducten te verhandelen anders dan met inachtneming van artikel 12.
Bij de bereiding van eetwaren wordt geen gebruik gemaakt van:
a. fijnverdeelde beenderen;
b. fijnverdeeld kraakbeen;
c. uit beenderen of uit kraakbeen bereide producten, met uitzondering van gelatine of bouillon;
d. darmen die ten gevolge van een bewerking kleurstoffen en andere stoffen dan die, eigen aan vlees of vleesproducten, aan de waar kunnen afgeven;
e. bloed en daarvan afgeleide producten waaraan andere levensmiddelenadditieven zijn toegevoegd dan die welke ter zake zijn toegelaten krachtens het Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven onder de daarbij vermelde voorwaarden;
f. schildklierweefsel; en
g. separatorvlees van de wervelkolom van runderen, schapen en geiten.
Het zetmeelgehalte van een op de voet van artikel 6, 7, 8, 9 of 10 aangeduide, gepaneerde waar bedraagt ten hoogste 6%.
1. Het Federgetal van gehakt, en van een andere eetwaar met ten minste 80% vlees, is ten hoogste 4,0.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de daar bedoelde waar:
a. zich bevindt in azijn, in een waterige keukenzoutoplossing, of in een andere waterige oplossing; of
b. bereid is met gelei.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op een als bloedworst, balkenbrij, bakleverworst, hoofdkaas, beuling, preskop of zure zult aangeduide eetwaar.
4. In afwijking van het eerste lid mag gehakt, of een andere eetwaar met ten minste 80% vlees, een hoger Federgetal dan 4,0 hebben, voor zover de aanduiding van die waar vergezeld gaat van beschrijvende vermeldingen waardoor de consument in staat is die waar te onderscheiden van een in het eerste lid bedoelde waar met een Federgetal van ten hoogste 4,0.
De aanduiding vlees mag uitsluitend worden gebezigd voor vlees, niet zijnde bloed, voor zover die aanduiding vergezeld gaat van de naam van het soort slachtdier waarvan het vlees afkomstig is.
De aanduiding gehakt mag uitsluitend worden gebezigd voor gehakt met een vetgehalte van ten hoogste 35%, voor zover die aanduiding vergezeld gaat van:
– de naam van het soort slachtdier; of
– in volgorde van afnemend gewicht, de namen van de soorten slachtdieren; waarvan het vlees afkomstig is.
De aanduiding half om half mag uitsluitend worden gebezigd voor gehakt dat voor de ene helft van runderen en voor de andere helft van varkens afkomstig is, waarbij in de onderlinge verhouding een afwijking van 10% absoluut is toegestaan.
De aanduiding tartaar mag uitsluitend worden gebezigd voor gehakt dat afkomstig is van runderen, met een vetgehalte van ten hoogste 10%.
De aanduiding gehakte biefstuk mag uitsluitend worden gebezigd voor gehakt dat afkomstig is van runderen, met een vetgehalte van ten hoogste 6%.
1. De aanduiding product met x % vlees, waarin de x is vervangen door een getal dat overeenkomt met het percentage vlees dat in de waar verwerkt is, moet worden gebezigd voor:
a. gepaneerd vlees met een hoger zetmeelgehalte dan 6%;
b. voor zover artikel 5, tweede lid, niet van toepassing is, voor gehakt met een Federgetal van meer dan 4,0;
c. gepaneerd gehakt met een hoger zetmeelgehalte dan 6%;
d. een eetwaar, samengesteld uit vlees en een of meer andere eet- of drinkwaren, met:
– voor zover de waar kennelijk nog het karakter van vleesproduct bezit, een gehalte aan vlees van minder dan 80%;
– voor zover artikel 5, tweede lid, niet van toepassing is, een hoger Federgetal dan 4,0; of
– voor zover de waar gepaneerd is, een hoger zetmeelgehalte dan 6,0%.
2. Bij een onverpakte waar moet het woord «vlees» in de in het eerste lid bedoelde aanduiding onmiddellijk worden voorafgegaan of worden gevolgd door de naam of de namen van de soort slachtdier onderscheidenlijk de soorten slachtdieren waarvan het vlees is verkregen.
3. Bij een voorverpakte waar mag het woord «vlees» in de in het eerste lid bedoelde aanduiding onmiddellijk worden voorafgegaan of worden gevolgd door de naam of de namen van de soort slachtdier onderscheidenlijk de soorten slachtdieren waarvan het vlees is verkregen.
4. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. een als bloedworst, balkenbrij, bak/everworst, beuling, preskop of zure zult aangeduide waar;
b. een waar die in hoofdzaak ingrediënten afkomstig van vis, wild of gevogelte bevat.
De vermelding mager of magere mag worden gebezigd bij:
a. vlees en vleesproducten, uitsluitend voorzover het vetgehalte van de waar ten hoogste 20% bedraagt;
b. gehakt van mager vlees, uitsluitend voorzover het vetgehalte van de waar ten hoogste 7% bedraagt.
1. Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of al dan niet is voldaan aan de bij dit besluit gestelde regels, worden aangewezen chromatografische, fysische, chemische en andere scheidingsmethoden, organoleptische bepalingsmethoden en detectiemethoden, alsmede de daartoe door een andere lid-staat van de Europese Unie aangewezen methoden.
2. Onze Minister kan nadere regels vaststellen inzake het eerste lid.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1998, met dien verstande dat voorverpakte eetwaren die zijn aangeduid op de voet van artikel 6, tweede lid, van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 zoals dat luidde onmiddellijk vóór 1 juli 1998, nog verhandeld mogen worden tot 14 februari 2000.
2. Artikel 11 is niet van toepassing voor zover overeenkomstig een ter uitvoering van richtlijn 97/4/EG in het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen getroffen maatregel een kwantitatieve vermelding van ingrediënten wordt gebezigd, en vervalt met ingang van 14 februari 2000.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Op advies van de in het kader van het project Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit ingestelde werkgroep voor de levensmiddelenwetgeving en met instemming van de Tweede Kamer heeft de regering besloten de levensmiddelenwetgeving te vereenvoudigen (Kamerstukken II 1996–1997, 24 036, nrs. 21, 31 en 38). Gebleken is dat geen bezwaar bestaat tegen intrekking van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987, aangezien vele daarin opgenomen onmisbaar geachte bepalingen sinds enkele jaren geregeld zijn bij of krachtens zogenaamde horizontale besluiten die betrekking hebben op alle eet- en drinkwaren, zoals met name het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen (verder: WEL), het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (BBL), en het Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven. In onderstaande tabel is het verband tussen die onmisbaar geachte bepalingen in het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 en de desbetreffende voorschriften in andere besluiten of ministeriële regelingen weergegeven.
Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 | Andere besluiten of ministeriële regelingen |
2.1 | 3.2, 3.3, 4 en 12 BBL, Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen |
4.1 | Warenwetbesluit Levensmiddelenadditieven |
5.b.2° | idem |
8.2 (voorheen 8.3) | 3 WEL |
9 | 3 WEL |
11 | 3.3 en 3.4 BBL, 30 Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen |
12 | 29.1 WEL |
13.4 | Warenwetbesluit Aroma's |
13.5 (voorheen 13.6) | 14 BBL, Warenwetregeling Diepgevroren levensmiddelen |
14 | 23–28 WEL |
Bij dit besluit worden de overige bepalingen inzake vlees, gehakt en vleesproducten gehandhaafd en opnieuw vastgesteld, die noodzakelijk worden geacht met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en de voorlichting van de consument.
Bij de definities van vlees, slachtdier en vleesproduct is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de desbetreffende definities in het op de Vleeskeuringswet gebaseerde Besluit produktie en handel vleesprodukten, zonder daarmee de reikwijdte van dit besluit te verbreden ten opzichte van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987. Deze definities zijn ook gangbaar in verschillende EG-richtlijnen over vlees, gehakt en vleesproducten.
Artikel 1, eerste lid, onder e, bepaalt dat niet als vleesproduct worden beschouwd de producten die vallen onder richtlijn nr. 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (PbEG L 368) (verder: richtlijn 94/65/EG).
Richtlijn 94/65/EG is, voor wat betreft het warenwettelijk deel, voorlopig ten uitvoer gelegd in de Warenwetregeling Productie en verhandeling gehakt vlees en vleesbereidingen.
Artikel 1, vierde lid, is toegevoegd op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. In dat lid is een clausule van wederzijdse erkenning opgenomen ten aanzien van de artikelen 4 en 6 tot en met 12 voor waren die rechtmatig in het verkeer zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.
In artikel 3 worden de bepalingen gehandhaafd die voornamelijk noodzakelijk zijn ter bescherming van de volksgezondheid. In artikel 3 van beschikking nr. 97/534/EG van de Commissie van 30 juli 1997 houdende verbod, in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën, op het gebruik van risicomateriaal (PbEG L 216), is bepaald dat het gebruik van de wervelkolom van runderen, schapen en geiten voor de productie van separatorvlees verboden is. Dit voorschrift is verwerkt in artikel 3, onder g.
Een als vlees, gehakt, half om half, tartaar, of gehakte biefstuk aangeduide waar kan gepaneerd zijn, dat wil zeggen aan de buitenkant van de waar zijn voorzien van paneermeel. Aangezien ook ten aanzien van deze gepaneerde waren op dit moment geen kwantitatieve ingrediëntendeclaratie is voorgeschreven, is het ter voorkoming van misleiding van de consument gewenst voor die waren een ten hoogste toegelaten zetmeelgehalte vast te stellen. Dat gehalte is opgenomen in artikel 4.
Artikel 5, eerste lid, legt het maximaal toelaatbare Federgetal vast van gehakt en van andere eetwaren met ten minste BOT vlees. Deze bepaling is noodzakelijk aangezien de consument alleen op deze wijze beschermd kan worden tegen gehakt of andere eetwaren met ten minste 80% vlees, met een onverwacht hoog watergehalte. Dat gehalte hoeft immers niet uit hoofde van andere voorschriften geëtiketteerd te worden.
Artikel 5, derde lid, regelt dat enkele traditionele producten een Federgetal van meer dan 4,0 mogen hebben.
Artikel 5, vierde lid, geeft aan onder welke voorwaarden het eerste lid niet van toepassing is op gehakt, of andere eetwaren met ten minste 80% vlees. Bij onverpakt gehakt of onverpakte andere eetwaren met ten minste 80% vlees moeten de daar voorgeschreven vermeldingen worden aangebracht dichtbij de in artikel 27 van het WEL bedoelde aanduiding.
Artikel 7 bepaalt wanneer een waar als gehakt mag worden aangeduid. Deze aanduiding mag niet worden gebezigd voor een waar die niet voldoet aan de definitie van gehakt in artikel 1, eerste lid, onder d. In een als gehakt aangeduide waar mag derhalve geen separatorvlees verwerkt zijn.
Vlees, gehakt, halfom half, tartaar, en gehakte biefstuk zijn in brede kring geconsumeerde waren waarbij sprake is van een sterke verwachting bij de consument. De bepalingen die noodzakelijk zijn om zeker te stellen dat een als zodanig aangeduide waar voldoet aan de desbetreffende sterke verwachting van de consument, worden gehandhaafd in de artikelen 6 tot en met 10 van dit besluit. Hierbij is van belang dat ten aanzien van deze waren geen kwantitatieve ingrediëntendeclaratie verplicht is. In tegenstelling tot hetgeen tot de intrekking van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 het geval was, gaat het in dit besluit niet meer om het moeten gebruiken van bepaalde aanduidingen, maar om de voorwaarden waaronder de aanduidingen vlees, gehakt, half om half, tartaar en gehakte biefstuk, desgewenst gebezigd mogen worden. Anders gezegd: er is geen sprake meer van verplichte aanduidingen (artikel 4, eerste lid, aanhef, eerste zin, van het WEL), maar van beschermde (voorbehouden) aanduidingen (artikel 4, eerste lid, onder a, van het WEL).
Tartaar en gehakte biefstuk kunnen afkomstig zijn van paarden, maar dan moet dat blijken uit de gekozen aanduiding, zoals paardentartaar, tartaar (paard), gehakte biefstuk (paard) of gehakte paardenbiefstuk.
Artikel 11 beoogt de in artikel 7, eerste lid, van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 onder bepaalde voorwaarden verplicht gestelde aanduiding «product met x% vlees» te handhaven tot het tijdstip waarop een algemene kwantitatieve vermelding van bepaalde ingrediënten voor levensmiddelen verplicht wordt.
Dit laatste zal het geval zijn zodra richtlijn nr. 97/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 (PbEG L 43) houdende wijziging van Richtlijn 79/112/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (verder: richtlijn 97/4/EG) ten uitvoer is gelegd in het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen. Met het oog hierop is in artikel 15, tweede lid, bepaald dat de werking van artikel 11 slechts tijdelijk zal zijn, rekening houdend met de implementatie van richtlijn 97/4/EG. Voor deze constructie is gekozen, aangezien de consument anders tot het tijdstip waarop kwantitatieve vermelding van bepaalde ingrediënten verplicht is (uiterlijk 14 februari 2000), tijdelijk niet geïnformeerd zou worden over de hoeveelheid vlees in de in artikel 11 bedoelde waren.
De vermelding mager(e) bij vlees, gehakt en vleesproducten wekt een in de loop der tijd gegroeide vaste verwachting bij de consument inzake het lage vetgehalte van de waar. Artikel 12 legt daarom vast onder welke voorwaarde die vermelding desgewenst gebezigd mag worden voor vlees, vleesproducten en gehakt. In tegenstelling tot hetgeen het geval was in het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987, mogen spek en soortgelijke producten als zuurkoolspek, procureurspek en bacon niet meer worden aangeduid als mager. Het gebruik van het woord «mager» dient, mede gezien het voedingsbeleid dat gericht is op een verminderde vetconsumptie, voorbehouden te zijn aan werkelijk magere waren met een vetgehalte van ten hoogste 20% (vlees en vleesproducten) of ten hoogste 7% (gehakt van mager vlees). Spek en soortgelijke producten komen hiervoor niet in aanmerking. Overigens is het ten hoogste toegelaten vetgehalte van mager spek bepaald door bijlage 11, punt 1, van richtlijn 94/65/EG.
Gelet op het voorgaande is in artikel 15, eerste lid, een overgangstermijn opgenomen tot 14 februari 2000 voor het opgebruiken van oude verpakkingen van als mager spek e.d. aangeduide waren. Gekozen is voor 14 februari 2000, aangezien uiterlijk vanaf dat tijdstip ook kwantitatieve vermelding van bepaalde ingrediënten verplicht zal zijn, en verpakkingsmateriaal aldus in één keer aangepast kan worden.
In artikel 11, eerste lid, van het Vlees- en vleeswarenbesluit (Warenwet) 1987 was bepaald dat de bereiding, behandeling, verpakking of bewaring van de in dat besluit bedoelde waren niet mag geschieden in bedrijven waarin kalium- of natriumnitriet in voorraad is anders dan vermengd met keukenzout, tot een kaliumnitrietgehalte of natriumnitrietgehalte van in totaal ten hoogste 0,6%. Op die aldus in voorraad aanwezige waar moest een bepaalde aanduiding en vermelding zijn aangebracht. Krachtens het tweede lid van dat artikel kon de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter zake ontheffing verlenen.
Artikel 11 is niet overgenomen in dit besluit, aangezien er vanuit wordt gegaan dat een inhoudelijk identiek voorschrift onderdeel dient uit te maken van het voedselveiligheidsplan, bedoeld in artikel 30 van de Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen, dat moet worden opgesteld door levensmiddelenbedrijven die de in dit besluit bedoelde waren bereiden, verwerken, behandelen of verpakken. In dat voedselveiligheidsplan dient tevens te zijn aangegeven onder welke omstandigheden het wèl verantwoord is bovengenoemde waar, met een kaliumnitrietgehalte of natriumnitrietgehalte van meer dan 0,6%, in het desbetreffende levensmiddelenbedrijf voorhanden te hebben.
Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109), is het ontwerp van dit besluit op 22 november 1997 genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Naar aanleiding hiervan hebben de Commissie en Frankrijk een uitvoerig gemotiveerde mening uitgebracht, en zijn door Oostenrijk opmerkingen gemaakt.
De Commissie is, evenals Oostenrijk, van oordeel dat het ontwerp-besluit niet op grond van andere productie- en handelsvoorschriften de verhandeling in Nederland mag verbieden van een waar die rechtmatig in het verkeer is gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een ander land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte. Naar aanleiding hiervan is aan artikel 1 een vierde lid toegevoegd met de door de Commissie gevraagde clausule van wederzijdse erkenning, en is de uitzondering van artikel 5, vierde lid, ook van toepassing gemaakt op daar bedoelde niet-voorverpakte waren.
Voorts wijst de Commissie op het feit dat richtlijn nr. 94/65/EG bepaalt dat het vetgehalte van gehakt van mager vlees niet meer mag bedragen dan 7%. Artikel 12 is dienovereenkomstig aangepast.
Tenslotte wenst de Commissie dat het besluit duidelijk moet zijn over het in richtlijn 94/65/EG opgenomen verbod separatorvlees te verwerken in gehakt. In reactie daarop is aan de toelichting bij artikel 7 een passage toegevoegd waarin wordt uitgelegd dat dit verbod voortvloeit uit artikel 7 jo. artikel 1, eerste lid, onder d.
Frankrijk gaat uit van de onjuiste veronderstelling dat het ontwerp-besluit beoogt uitvoering te geven aan richtlijn 94/65/EG. Die richtlijn is evenwel omgezet bij de Warenwetregeling Productie en verhandeling gehakt vlees en vleesbereidingen. Deze regeling is onverminderd van toepassing. De opvattingen van Frankrijk hebben slechts geleid tot aanpassing van de artikelen 9 en 10 van het ontwerp-besluit, aangezien het ontwerp-besluit verder niet in strijd is met richtlijn 94/65/EG.
Oostenrijk en Frankrijk maken bezwaar tegen het feit dat de aanduidingen tartaar en gehakte biefstuk gebezigd zouden mogen worden voor een waar die afkomstig is van paarden. De artikelen 9 en 10 zijn naar aanleiding daarvan zodanig aangepast dat die aanduidingen alleen gebezigd mogen worden voor gehakt met een bepaald vetpercentage, afkomstig van runderen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 juli 1998, nr. 130.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-351.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.