Besluit van 13 mei 1998, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 december 1997, nr. DGP/WJZ/V 725 595, Directoraat-Generaal Personenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op:

– Richtlijn 97/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 2 juni 1997 (PbEG L 150);

– Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237);

– de artikelen 111, eerste lid, onderdeel b, en 118, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 3 februari 1998, nr. W09.98.0002);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 mei 1998, nr. DGP/WJZ/V 821 671, Directoraat-Generaal Personenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. motorrijtuigen op twee wielen, waarvan de cilinderinhoud meer dan 50 cm3 en de door de constructie bepaalde maximumsnelheid meer dan 45 km per uur bedraagt, al dan niet met zijspanwagen of aanhangwagen (Rijbewijs A);

B

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door:

b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een niet langer dan een jaar vóór de aanvraag afgegeven verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;

c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een niet langer dan een jaar vóór de aanvraag afgegeven verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft indien:

I. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

II. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschappen;

III. op het moment van indiening van de aanvraag de bij registratie van het overgelegde rijbewijs in het rijbewijzenregister vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland is verstreken dan wel, indien het overgelegde rijbewijs niet is geregistreerd in het rijbewijzenregister of indien de bij registratie vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland korter is dan een jaar, op het moment van indiening van de aanvraag meer dan een jaar is verstreken sedert de dag waarop de aanvrager zich in Nederland heeft gevestigd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn dan wel, indien de geldigheidsduur is verstreken, ingevolge artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd.

C

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door:

b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een niet langer dan een jaar vóór de aanvraag afgegeven verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;

c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een niet langer dan een jaar vóór de aanvraag afgegeven verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft indien:

I. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

II. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Gemeenschappen;

III. op het moment van indiening van de aanvraag de bij registratie van het overgelegde rijbewijs in het rijbewijzenregister vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland is verstreken dan wel, indien het overgelegde rijbewijs niet is geregistreerd in het rijbewijzenregister of indien de bij registratie vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland korter is dan een jaar, op het moment van indiening van de aanvraag meer dan een jaar is verstreken sedert de dag waarop de aanvrager zich in Nederland heeft gevestigd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn dan wel, indien de geldigheidsduur is verstreken, ingevolge artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd.

D

Artikel 100, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de eerste afgifte van een rijbewijs C, D, E bij C of E bij D.

E

In artikel 185 wordt de zinsnede «Voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, onderdeel b onder II,» vervangen door de zinsnede «Voor de toepassing van de artikelen 45, eerste lid, onderdeel b onder II, 47, eerste lid, onderdeel c onder II, en 48, eerste lid, onderdeel c onder II,» .

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 mei 1998

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de zestiende juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Het onderhavige besluit strekt in de eerste plaats tot aanpassing van het Reglement rijbewijzen in verband met de inmiddels tot stand gekomen richtlijn 97/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 2 juni 1997 (PbEG L 150) houdende wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237).

Richtlijn 97/26/EG voorziet in een wijziging van de in artikel 3, derde lid, van richtlijn 91/439/EEG opgenomen definitie van het begrip motorrijwiel.

Naar inmiddels in de praktijk is gebleken, zijn de in het Reglement rijbewijzen vervatte uitvoeringsvoorschriften zoals die ter implementatie van richtlijn 91/439/EEG in de Nederlandse wetgeving zijn vastgesteld, op een tweetal punten niet geheel met die richtlijn in overeenstemming. In de eerste plaats betreft dit de gevallen waarin bij de aanvraag van een Nederlands rijbewijs tegen overlegging van een in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte afgegeven rijbewijs, een verklaring van geschiktheid dient te worden overgelegd. De Nederlandse wetgeving wijkt voorts af van richtlijn 91/439/EEG waar het gaat om de aanwijzing van de gevallen waarin in het kader van de eerste afgifte van een rijbewijs E een geneeskundig verslag dient te worden overgelegd. Voor een nadere uiteenzetting terzake moge worden verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze nota van toelichting. Het onderhavige besluit voorziet erin dat de betrokken voorschriften alsnog in overeenstemming met de richtlijn worden gebracht.

ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

Ter voldoening aan richtlijn 97/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 2 juni 1997 (PbEG L 150) houdende wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) is de in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, vervatte omschrijving van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A aangevuld met de eis dat de cilinderinhoud van de betrokken motorrijtuigen meer dan 50 cm3 dient te bedragen en de door de constructie bepaalde maximumsnelheid meer dan 45 km per uur dient te bedragen.

Artikel I, onderdelen B, C en E

Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) (hierna: de richtlijn) bevat niet een uitdrukkelijke bepaling die de lidstaten de bevoegdheid verleent om, in het geval een onderdaan van een lidstaat zijn gewone verblijfplaats heeft overgebracht naar een andere lidstaat en het aan hem in de lidstaat van herkomst afgegeven rijbewijs wenst om te wisselen in een rijbewijs van de lidstaat van vestiging, in het kader van die omwisseling het overleggen van een verklaring van geschiktheid te verlangen. Zodanige bevoegdheid kan echter worden afgeleid uit het samenstel van de artikelen 1, derde lid, 7, eerste lid, onderdeel a, 8, eerste lid, en bijlage III van de richtlijn. Ingevolge artikel 1, derde lid, van de richtlijn kan, wanneer de houder van een geldig rijbewijs zijn gewone verblijfplaats verwerft in een andere lidstaat dan die welke het rijbewijs heeft afgegeven, het gastland zijn nationale bepalingen inzake de geldigheidsduur van het rijbewijs, medisch onderzoek en belastingen toepassen op de houder van het rijbewijs en de in verband met de administratie noodzakelijke vermeldingen op het rijbewijs aanbrengen. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de richtlijn kan de houder van een door een lidstaat afgegeven geldig rijbewijs, indien hij zijn gewone verblijfplaats naar een andere lidstaat heeft overgebracht, om omwisseling van zijn rijbewijs tegen een gelijkwaardig rijbewijs verzoeken. Gezien artikel 7, eerste lid onderdeel a, van de richtlijn, waarin expliciet is neergelegd dat de afgifte van het rijbewijs onder meer is onderworpen aan de voorwaarde dat de aanvrager voldoet aan de medische normen van bijlage III, is bij de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving uitgegaan van het uitgangspunt dat de houder van het bij de omwisseling overgelegde, door een andere lidstaat of door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte afgegeven, rijbewijs aan die normen voldoet en dat hij in verband daarmede in het kader van die omwisseling geen verklaring van geschiktheid behoeft over te leggen. Indien echter het overgelegde, ter omwisseling aangeboden rijbewijs door het bevoegd gezag van de lidstaat van afgifte is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in die lidstaat gebruikelijke geldigheidsduur of indien het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met, c.q. niet kunnen worden herleid tot de in de richtlijn voorziene communautaire codes, dient bij de omwisseling een verklaring van geschiktheid te worden overgelegd. In al deze gevallen gaat het om beperkingen die verband houden met medische gronden. Voorts is in verband met artikel 8, eerste lid, van de richtlijn, waarin aan omwisseling de voorwaarde wordt verbonden dat het ter omwisseling aangeboden rijbewijs geldig dient te zijn, het overleggen van een verklaring van geschiktheid voorgeschreven indien het ter omwisseling overgelegde rijbewijs in Nederland niet meer geldig is.

Het evengeschetste uitgangspunt is bij de implementatie van de richtlijn wel expliciet neergelegd in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement rijbewijzen, waarin is voorzien in de omwisseling van rijbewijzen die zijn afgegeven in een andere lidstaat of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, doch abusievelijk niet in de artikelen 47 en 48, welke bepalingen specifiek voorzien in de omwisseling van rijbewijzen van personen aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, en hun gezinsleden (artikel 47) en van in het kader van het zgn. NATO Statusverdrag in Nederland gelegerde leden van een buitenlandse krijgsmacht, leden van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst en hun gezinsleden (artikel 48). Teneinde de betrokken voorschriften alsnog in overeenstemming met de richtlijn te brengen, is voor wat betreft de eis van het overleggen van een verklaring van geschiktheid een onderscheid aangebracht tussen rijbewijzen uit zgn. derde landen en rijbewijzen die zijn afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Ingevolge de nieuwe redactie van de betrokken bepalingen dient steeds een verklaring van geschiktheid te worden overgelegd indien het bij de aanvraag overgelegde niet-Nederlandse rijbewijs is afgegeven in een zgn. derde land. Is het overgelegde niet-Nederlandse rijbewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan dient slechts een verklaring van geschiktheid te worden overgelegd indien dat rijbewijs een kortere geldigheidsduur heeft dan de in het land van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid, indien dat rijbewijs niet-herleidbare beperkende aantekeningen bevat of indien dat rijbewijs in Nederland niet meer geldig is.

Ook in het tweede lid van de artikelen 47 en 48 is een onderscheid aangebracht tussen rijbewijzen, afgegeven in zgn. derde landen, en rijbewijzen, afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Ingevolge het aangebrachte onderscheid dienen rijbewijzen die zijn afgegeven in zgn. derde landen, op het tijdstip van de aanvraag van een Nederlands rijbewijs nog geldig te zijn en dienen rijbewijzen die zijn afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op dat tijdstip hetzij nog geldig te zijn hetzij in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd.

De in artikel 185 getroffen overgangsvoorziening is aan de in de artikelen 47 en 48 aangebrachte wijzigingen aangepast.

Artikel I, onderdeel D

Rijbewijzen die geldig zijn voor de categorie E bij B behoren ingevolge richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), anders dan ingevolge richtlijn 80/1263/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 december 1980 betreffende de invoering van een Europees rijbewijs (PbEG L 375), tot de categorie 1 (personenauto's). Aangezien voor categorie 1 ingevolge Bijlage III van richtlijn 91/439/EEG geen medische keuring is vereist, is de Nederlandse regelgeving op dit punt niet in overeenstemming met de richtlijn. Door de eis dat bij de eerste aanvraag van een rijbewijs E een geneeskundig verslag dient te worden overgelegd, te beperken tot de categorieën E bij C en E bij D wordt de Nederlandse wetgeving alsnog in overeenstemming met de richtlijn gebracht.

Artikel II

Ingevolge artikel 2 van richtlijn 97/26/EG van de Raad van de Europese Unie van 2 juni 1997 (PbEG L 150) houdende wijziging van richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) zijn de lidstaten verplicht de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om vóór 1 januari 1998 aan die richtlijn te voldoen. In verband daarmee dient de in Artikel I, onderdeel A, van dit besluit voorziene wijziging ter aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan meergenoemde richtlijn in werking te treden met ingang van 1 januari 1998.

Aangezien het gewenst is de Nederlandse wetgeving zo spoedig mogelijk alsnog in overeenstemming te doen zijn met richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), is ook ten aanzien van de wijzigingen die strekken tot nadere afstemming van de Nederlandse wetgeving op richtlijn 91/439/EEG, voorzien in inwerkingtreding op zo kort mogelijke termijn en in terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1998.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Transponeringstabel implementatie Richtlijn 97/26/EG in Reglement rijbewijzen

Richtlijn 97/26/EGReglement rijbewijzen
  
Artikel 1 punt 1 (wijziging artikel 3 lid 3 van Richtlijn 91/439/EEG) Artikel 15 lid 1 onderdeel a

Transponeringstabel implementatie Richtlijn 91/439/EEG in Reglement rijbewijzen

Richtlijn 91/439/EEGReglement rijbewijzen
  
Artikelen 1 lid 3, 7 lid 1 onderdeel a, 8 lid 1 en bijlage III, punten 3, 4 en 5Artikelen 45, 47, 48 en 185
  
Bijlage III punt 1 j° punt 3Artikel 100 lid 3 onderdeel c

XNoot
1

Stb. 1996, 277, gewijzigd bij besluit van 18 juni 1996, Stb. 326.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 juli 1998, nr. 130.

Naar boven