Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet toezicht effectenverkeer 1995 te wijzigen teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht effectenverkeer 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 40, eerste lid, wordt de zinsnede «en 45» vervangen door: , 45, 46b, derde lid, onder c, en vijfde lid, en 46d.

B. In artikel 42 wordt de zinsnede «bij houders van effectenbeurzen» vervangen door: bij houders van effectenbeurzen, bij instellingen te wier laste effecten zijn uitgegeven die zijn toegelaten tot de notering aan een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs.

C. Het opschrift van Hoofdstuk XII wordt vervangen door: Gebruik van voorwetenschap en publieksmisleiding.

D. Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

  • 1. Het is een ieder verboden om, beschikkende over voorwetenschap, in of vanuit Nederland een transactie te verrichten of te bewerkstelligen in:

    a. effecten die zijn genoteerd aan een op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs dan wel aan een buiten Nederland gevestigde en van overheidswege toegelaten effectenbeurs of effecten waarvan aannemelijk is dat deze spoedig aan een zodanige beurs zullen worden genoteerd; of

    b. effecten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van onder a bedoelde effecten.

  • 2. Voorwetenschap is bekendheid met een bijzonderheid omtrent de rechtspersoon, vennootschap of instelling, waarop de effecten betrekking hebben of omtrent de handel in de effecten:

    a. die niet openbaar is gemaakt; en

    b. waarvan openbaarmaking, naar redelijkerwijs is te verwachten, invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten, ongeacht de richting van die koers.

  • 3. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:

    a. op de tussenpersoon die, slechts beschikkend over voorwetenschap met betrekking tot de handel, volgens de regels van de goede trouw handelt ter bediening van opdrachtgevers;

    b. op de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarvan de werknemers die zijn betrokken bij het verrichten of bewerkstelligen van de transactie slechts beschikken over voorwetenschap met betrekking tot de handel; en

    c. op degene die een transactie verricht of bewerkstelligt ter nakoming van een opeisbare verbintenis die reeds bestond op het tijdstip waarop hij kennis kreeg van de in het tweede lid bedoelde bijzonderheid.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van transacties worden aangewezen, waarop het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is. Daarbij kan binnen een aan te wijzen categorie onderscheid worden gemaakt naar de personen door wie en de omstandigheden waaronder de transacties worden verricht of bewerkstelligd.

  • 5. Ten aanzien van strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid is de rechtbank van Amsterdam in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd.

E. Na artikel 46 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 46a

  • 1. Het is een ieder die beschikt over voorwetenschap omtrent een rechtspersoon, vennootschap of instelling als bedoeld in artikel 46, tweede lid, of omtrent de handel in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, die op die rechtspersoon, vennootschap of instelling betrekking hebben, verboden om, anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie:

    a. deze voorwetenschap aan een derde mee te delen, of

    b. een derde aan te bevelen transacties te verrichten of te bewerkstelligen in die effecten.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op de rechtspersoon, vennootschap of instelling, waarvan de werknemers die zijn betrokken bij het aanbevelen niet over voorwetenschap beschikken.

  • 3. Ten aanzien van strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid is de rechtbank van Amsterdam in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd.

Artikel 46b

  • 1. Een instelling die effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a, heeft uitgegeven of zal uitgeven, doet onverwijld melding van door haar, anders dan ter bediening van derden, verrichte of bewerkstelligde transacties in op haar betrekking hebbende effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, aan Onze Minister dan wel, indien ingevolge artikel 40 taken en bevoegdheden zijn overgedragen aan een rechtspersoon, aan die rechtspersoon.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een vennootschap als bedoeld in artikel 76a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Het eerste lid is, met betrekking tot door de betrokkene verrichte of bewerkstelligde transacties in de in dat lid bedoelde effecten, van overeenkomstige toepassing op:

    a. een ieder die het dagelijks beleid van de instelling bepaalt of mede bepaalt;

    b. een ieder die toezicht houdt op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming; en

    c. een ieder die behoort tot een bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, aan te wijzen andere categorie van personen.

  • 4. De in het derde lid, onder c, bedoelde aanwijzing vervalt na verloop van zes maanden na inwerkingtreding van de regeling waarbij zij tot stand is gekomen, tenzij de aanwijzing binnen deze termijn wordt goedgekeurd bij algemene maatregel van bestuur. De algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers van de Staten-Generaal.

  • 5. De melding, bedoeld in het eerste en derde lid, voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels. Hierbij kan ten aanzien van bepaalde categorieën van personen worden bepaald dat de melding kan worden gedaan door tussenkomst van een door de instelling waarop de effecten betrekking hebben aan te wijzen persoon. Tevens kan hierbij ten aanzien van de personen, bedoeld in het derde lid, onder c, worden afgeweken van de verplichting om de melding onverwijld te doen plaatsvinden.

  • 6. De instelling waarop de effecten betrekking hebben, stelt de personen bedoeld in het derde lid, onder c, voor zover bij de instelling bekend, ervan in kennis dat het eerste lid op hen van toepassing is.

Artikel 46c

  • 1. Een melding als bedoeld in artikel 46b, eerste of derde lid, wordt door Onze Minister opgenomen in een register. Onze Minister houdt het register voor een ieder ter inzage.

  • 2. Indien Onze Minister vermoedt dat een melding is gedaan die onjuist is, kan hij terzake een onderzoek instellen of doen instellen.

  • 3. Onze Minister kan opneming van de melding in het register voor de duur van het onderzoek opschorten. Hij stelt degene die de melding heeft gedaan van de opschorting in kennis.

  • 4. Degene die de melding heeft gedaan, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister, binnen een door de Minister te stellen termijn, de gegevens op grond waarvan de melding is gedaan.

  • 5. Onze Minister kan een ieder die een melding heeft gedaan in de gelegenheid stellen de melding te herstellen.

  • 6. Indien een melding naar het oordeel van Onze Minister onjuist is en de melding niet is hersteld, kan hij in plaats van de gemelde gegevens de juiste gegevens in het register opnemen.

Artikel 46d

Een instelling die effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a, heeft uitgegeven of zal uitgeven, stelt een reglement vast waarin regels worden gesteld ten aanzien van het bezit van en transacties in op haar betrekking hebbende effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid, door haar werknemers en de personen, bedoeld in artikel 46b, derde lid onder a en b. Het reglement voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht effectenverkeer 1995 «en 45, vierde lid» vervangen door: , 45, vierde lid, 46a, eerste lid, 46b, eerste, derde en vijfde lid, eerste volzin, en 46d.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 maart 1998

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de negende juni 1998

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1995, 574, laatstelijk gewijzigd bij wet van 26 maart 1998, Stb. 201.

XNoot
2

K. 258, 1958, laatstelijk gewijzigd bij wet van 14 mei 1998, Stb. 319.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 1997/98, 25 095.

Handelingen II 1997/98, blz. 1965–1981; 2156–2157.

Kamerstukken I 1997/98, 25 095 (163, 163a, 163b).

Handelingen I 1997/98, blz. 1225.

Naar boven