Besluit van 27 april 1998, tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 mei 1997, Directie Wetgeving Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/W1/97/0567;

Gelet op artikel 3, vierde en zesde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 3, vierde en zesde lid, van de Ziektewet en artikel 3, vierde en zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 1997, nr. W12.97.0309);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 april 1998, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/W1/98/0477;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 19901 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt «degene» vervangen door: de Nederlander en de vreemdeling, bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt beschouwd de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 2, 3, 4 of 5, van de Vreemdelingenwet, indien hij in overeenstemming met de Wet arbeid vreemdelingen arbeid in dienstbetrekking verricht.

C

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

Als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen wordt niet beschouwd de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet, indien hij arbeid in dienstbetrekking verricht zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit Besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 april 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de vierde juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

In de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (Kamerstukken 24 233), wordt uitwerking gegeven aan het uitgangspunt dat vreemdelingen die niet onvoorwaardelijk tot Nederland zijn toegelaten in beginsel geen toegang hebben tot de sociale verzekeringen en voorzieningen (het koppelingsbeginsel). Op grond van de bij voornoemde wet gewijzigde artikelen 3 van respectievelijk de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is – indachtig dit koppelingsbeginsel – de verzekeringsplicht beperkt tot vreemdelingen die hier verblijven op grond van een besluit tot toelating of op grond van toelating als EG-onderdaan (de vreemdeling bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1 van de Vreemdelingenwet).

Tijdens de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel heeft het kabinet aangegeven van mening te zijn, dat in het kader van de werknemersverzekeringen in een aantal situaties van deze hoofdregel afgeweken dient te worden. In vergelijking met het eigenlijke koppelingsbeginsel betreft dit enerzijds een verruiming, anderzijds een verdere beperking. Het onderhavige besluit strekt hiertoe.

In het in Artikel I, onderdeel B, toegevoegde artikel 4a wordt de groep van vreemdelingen die verzekerd kunnen zijn voor de werknemersverzekeringen uitgebreid met personen die weliswaar niet onvoorwaardelijk zijn toegelaten, doch aan wie het is toegestaan in Nederland arbeid te verrichten. Het betreft hier personen die voorwaardelijk zijn toegelaten (artikel 1b, aanhef en onder 2 van de Vreemdelingenwet), vreemdelingen die een aanvraag tot (voortgezet) verblijf hebben ingediend en aan wie het in afwachting daarvan is toegestaan in Nederland arbeid te verrichten (artikel 1b, aanhef en onder 3 van de Vreemdelingenwet), vreemdelingen die arbeid verrichten gedurende de zgn. «vrije termijn», zoals werknemers in het internationale vervoer (artikel 1b, aanhef en onder 4 van de Vreemdelingenwet) en vreemdelingen aan wie het in afwachting van hun uitzetting (artikel 1b, aanhef en onder 5) is toegestaan in Nederland te blijven werken.

Het nieuwe artikel 4a laat onverlet dat een vreemdeling onder omstandigheden ook in andere gevallen als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen dient te worden beschouwd, nl. voor zover dit voortvloeit uit de artikelen 7, 8 of 8a Ziektewet, de artikelen 7, 7a of 7b Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 8 Werkloosheidswet, of de artikelen 3 of 4 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990. In de in artikel I, onderdeel A, vervatte wijziging van laatstgenoemd besluitsartikel is in verband hiermee gepreciseerd dat vreemdelingen op grond van dat artikel slechts verzekerd zijn indien hun verblijf in Nederland rechtmatig is in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet.

Na toevoeging van het nieuwe artikel 4a aan het Besluit is er geen aanleiding meer om gebruik te maken van de in de verschillende werknemersverzekeringen neergelegde bevoegdheid om de verzekering bij algemene maatregel van bestuur uit te breiden tot vreemdelingen die, na rechtmatig in Nederland verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 1, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet, tijdig toelating in aansluiting op dit verblijf hebben aangevraagd dan wel beroep of bezwaar hebben ingesteld tegen de intrekking van het besluit om toelating. Het nieuwe artikel 4a regelt de verzekering van de in de vorige volzin omschreven groep afdoende.

De verdere beperking is neergelegd in Artikel I, onderdeel C van het onderhavige besluit en betreft de categorie van personen aan wie het op grond van een vergunning ex artikel 9 van de Vreemdelingenwet is toegestaan in Nederland te verblijven, doch aan wie het niet is toegestaan in Nederland arbeid te verrichten. Als voorbeeld kan worden genoemd, de vreemdeling aan wie het uitsluitend is toegestaan om redenen van studie tijdelijk in Nederland te verblijven. Het is hen in beginsel niet toegestaan in Nederland arbeid te verrichten, tenzij ten behoeve van die arbeid een tewerkstellingsvergunning is verleend. Consistentie in het overheidsbeleid vergt, dat in die gevallen waarin desondanks toch zonder tewerkstellingsvergunning arbeid wordt verricht, uit dien hoofde geen aanspraak op de toekenning van een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen kan worden ontleend.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave


XNoot
1

Stb. 1989, 402, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 januari 1998, Stb. 47.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven