Besluit van 7 april 1998, houdende het Warenwetbesluit Specerijen en kruiden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 september 1997, nr. GZB/VVB/975145, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 4, eerste lid, onder b, artikel 8, onder b, en artikel 12 van de Warenwet, alsmede op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 november 1997, no. W13.97.0623);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 maart 1998 met nummer GZB/VVB/981404, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder specerijen en kruiden: eetwaren, zijnde delen van planten die aromatisch smaken of ruiken dan wel een scherpe smaak bezitten, en die bestemd zijn om aan eet- en drinkwaren te worden toegevoegd.

    2. Dit besluit is niet van toepassing op een eet- of drinkwaar die met een in dit besluit bedoelde aanduiding rechtmatig in het verkeer is gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, voor zover die aanduiding vergezeld gaat van beschrijvende vermeldingen die dicht bij die aanduiding staan, zodat de koper in staat is de aldus geëtiketteerde waar te onderscheiden van in Nederland in het verkeer gebrachte waren waarvoor die aanduiding gebezigd mag worden.

Artikel 2

Het is verboden met gebruikmaking van de bij dit besluit aangegeven aanduidingen andere specerijen en kruiden te verhandelen dan die waaraan die aanduidingen bij dit besluit zijn voorbehouden.

Artikel 3

Specerijen en kruiden mogen worden aangeduid met een in onderstaande tabel bedoelde aanduiding, voor zover de desbetreffende waar voldoet aan de daarbij opgenomen eisen inzake achtereenvolgens de ten hoogste toegelaten gehaltes aan as en zand, uitgedrukt in gewichtsprocenten (%w/w), en het ten minste vereiste gehalte aan vluchtige olie, uitgedrukt in volumeprocenten (%v/w), steeds berekend op de droge stof.

aanduidingbotanische naamaszandvluchtige olie
anijs(zaad)Pimpinella anisum 92,51
basilicumOcimum basilicum163,50,3
bieslookAllium schoenoprasum132
bonenkruidSatureja horensis/montana1210,5
chillies, cayenne of Spaanse PeperCapsicum101,6
foelieMyristica fragrans/argentea 40,55
gember(wortel)Zingiber officinale 821,5
kaneelCinnamomum (div. soorten)720,4
kardamomElettaria cardamomum 92,54
karwij of kummelCarum carvi 81,52,5
kervelAnthriscus cerefolium172
knoflookpoederAllium sativum60,5
komijn(zaad)Cuminum cyminum1431,5
koriander(zaad)Coriandrum sativum 71,50,3
kruidnagelenEugenia caryophyllus 70,514
kurkumaCurcuma longa822,5
gemalen kurkumaCurcuma longa 92,51,5
laurierLaurus nobilis 721
marjoraan of marjoleinMajorana hortensis1021
mosterdzaadSinapis alba/Brassica junc./Brassica nigra 6,51
nootmuskaatMyristica fragrans/argentea 30,56,5
oreganoOriganum vulgare102,50,5
paprikapoederCapsicum annuum102
witte peperPiper nigrum 3,50,31,5
zwarte peperPiper nigrum 71,52
peterseliePetroselinum (div. soorten)141,5
pimentPimenta dioica (Jamaica) 50,43,5
pimentPimenta dioica (andere) 512
rozemarijnRosmarinus oficinalis811
saffraanCrocus sativus 81
salieSalvia (div. soorten)1221,5
selderie(zaad)Apium graveolens1231,5
tijmThymus vulgaris1441
vanilleVanilla fragrans
venkel(zaad)Foeniculum vulgare 921,5

Artikel 4

Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of al dan niet is voldaan aan de bij dit besluit gestelde regels, worden aangewezen chromatografische en andere scheidingsmethoden, organoleptische bepalingsmethoden en detectiemethoden, alsmede de daartoe door een andere lid-staat van de Europese Unie aangewezen methode.

Artikel 5

Het Specerijenbesluit (Warenwet) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 1998.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit Specerijen en kruiden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 april 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de eerste mei 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Op advies van de in het kader van het project Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit ingestelde werkgroep en met instemming van de Tweede Kamer heeft de regering besloten de levensmiddelenwetgeving te vereenvoudigen (Kamerstukken II 1996–1997, 24 036, nrs. 24, 31 en 38). Daarbij is gebleken dat de wettelijke regels inzake specerijen vereenvoudigd kunnen worden. Bij dit besluit wordt het Specerijenbesluit (Warenwet) ingetrokken, en worden de ter zake noodzakelijk geachte bepalingen in al dan niet gewijzigde vorm opnieuw vastgesteld.

Specerijen zijn relatief kostbare, in brede kring geconsumeerde producten waarbij sprake is van een bestaande sterke verwachting van de consument. In het Specerijenbesluit (Warenwet) wordt voorgeschreven welke aanduidingen uitsluitend mogen en moeten worden gebruikt voor bepaalde specerijen (verplichte aanduidingen). In dit besluit is geen sprake meer van deze verplichte aanduidingen, maar wordt in artikel 3 slechts geregeld onder welke voorwaarden desgewenst bepaalde aanduidingen gebruikt mogen worden (gereserveerde aanduidingen). Deze gemoderniseerde voorwaarden zijn in overeenstemming met de productspecificaties die worden gehanteerd door de European Spice Association, en wijken in enkele gevallen iets af van de overeenkomende voorwaarden in artikel 6 van het Specerijenbesluit (Warenwet) jo. de Vrijstellingsregeling Komijnzaad (Warenwet).

De voorschriften van artikel 3 zijn noodzakelijk met het oog op de eerlijkheid in de handel en een goede voorlichting omtrent waren. Bij de verhandeling van specerijen als zodanig is immers geen ingrediëntendeclaratie beschikbaar, zodat uitsluitend de voorschriften van artikel 3 de consument de ter zake vereiste bescherming tegen misleiding en vergaande onzuiverheid van de desbetreffende waar kunnen bieden.

Nieuw in dit besluit is, ten opzichte van het Specerijenbesluit (Warenwet), dat ook voor enkele kruiden beschermde aanduidingen zijn opgenomen. Daartoe is besloten aangezien hetgeen hierboven betoogd is ten aanzien van specerijen, ook op die kruiden van toepassing is.

Artikel 5, onder e, van het Specerijenbesluit (Warenwet) bepaalde dat in specerijen ten hoogste 50 mg/kg ethyleenoxide aanwezig mag zijn. Deze bepaling is niet overgenomen, aangezien de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen ter zake een norm bevat van 0,1* mg etheenoxide per kg, waarbij * aangeeft dat dit tevens de aantoonbaarheidsgrens is.

Het ontwerp-besluit is op 11 september 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (verder: de Commissie), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109). Deze notificatie is noodzakelijk, aangezien het ontwerp-besluit vermoedelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 83/189/EEG, zoals gewijzigd.

Indicatief kan artikel 3 als technisch voorschrift worden aangewezen. Voor zover het ontwerp-besluit kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de consument.

Naar aanleiding van deze notificatie is een uitvoerig gemotiveerde mening zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 83/189/EEG, uitgebracht door de Commissie. De Commissie drong aan op een clausule van wederzijdse erkenning. Dit verzoek is gehonoreerd; de bedoelde clausule is opgenomen in artikel 1, eerste lid.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 juni 1998, nr. 105.

Naar boven