Besluit van 22 april 1998, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Huursubsidiewet, voor het subsidiejaar 1998/1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 maart 1998, nr. MJZ 9808030456, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 27, tweede lid, van de Huursubsidiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 april 1998, nr. W08.98.0112);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 april 1998, nr. MJZ98040917, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In artikel 17, tweede lid, van de Huursubsidiewet, wordt «f 330» vervangen door: f 339.

Artikel 2

In artikel 18, tweede lid, van de Huursubsidiewet, wordt «f 671» vervangen door: f 689.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 april 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de achtentwintigste april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Doel en inhoud

Artikel 27 van de Huursubsidiewet bepaalt dat jaarlijks per 1 juli de normhuren worden aangepast die behoren bij het minimum-inkomensijkpunt en bij het referentie-inkomensijkpunt. De normhuur is het gedeelte van de huur dat tenminste voor rekening van de huurder blijft; de vaststelling van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten bepaalt in belangrijke mate de berekening van de huursubsidiebedragen.

De aanpassing van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten geschiedt, zo bepaalt artikel 27 van de Huursubsidiewet, bij algemene maatregel van bestuur. Daartoe strekt dit besluit.

Krachtens artikel 27 van de Huursubsidiewet vindt de aanpassing plaats:

* hetzij aan de hand van de huurontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het subsidiejaar zal plaatsvinden (artikel 27, eerste lid, onder a);

* hetzij met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder c, van de Algemene bijstandswet is aangepast. De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, tweede lid).

In mijn brief van 3 februari 1997 (kamerstukken II 1996/97, 25 090, nr. 42, blz. 1 en 2) heb ik aangegeven dat voor het subsidiejaar 1998/1999 de aanpassing zal geschieden aan de hand van het stijgingspercentage van de Algemene bijstandswet. Dat is gunstiger voor de huurders, omdat de stijging van de normhuren dan lager uitvalt dan wanneer de huurontwikkeling zou zijn gevolgd (zie ook hierna).

De berekening

De Huursubsidiewet bepaalt niet over welk tijdvak het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden wordt gemeten.

Gelet op de systematiek van de Huursubsidiewet (het huursubsidiejaar loopt van 1 juli tot 1 juli) zou het voor de hand liggen om het percentage te nemen over het voorgaande huursubsidietijdvak. Voor de normhuren per 1 juli 1998 dus de stijging over het subsidiejaar 1997/1998. Dit is echter niet mogelijk, omdat de stijging per 1 juli 1998 van het bedrag, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onder c, van de Algemene bijstandswet, te laat bekend is om in dit besluit mee te nemen. Dit geldt temeer daar artikel 27, zevende lid, van de Huursubsidiewet bepaalt dat de voor de verschillende inkomensklassen en typen huishouden geldende normhuren elk jaar uiterlijk op 1 mei in de Staatscourant worden bekendgemaakt. Bovendien dienen huurders en verhuurders jaarlijks ruim vóór 1 mei over de huursubsidiegegevens per 1 juli aanstaande te beschikken. Dit in verband met de huuraanzegging per 31 mei.

Bij de bepaling van het stijgingspercentage is daarom uitgegaan van de stijging per kalenderjaar. De netto-bijstandsnorm voor gehuwden per kalendermaand bedroeg op 1 januari 1997 f 1981,50. Per 1 januari 1998 is dit bedrag f 2033,34. Dat is een stijging over het kalenderjaar 1997 van 2,62 procent.

Als de huurprijsontwikkeling (inclusief harmonisatie ineens) was gevolgd, had dit geleid tot een percentage van 3,3 procent, hetgeen ongunstiger is voor de subsidiegerechtigden. De huurprijsontwikkeling exclusief harmonisatie ineens leidt overigens tot een stijging van 3,1 procent.

De normhuur van f 330 bij het minimum-inkomensijkpunt (artikel 17, eerste lid, van de Huursubsidiewet) wordt als gevolg van de aanpassing aan de bijstandsontwikkeling:

330 + (330 x 0,0262) = f 338,65 = f 339 (krachtens artikel 27, zesde lid, van de Huursubsidiewet wordt de normhuur naar boven afgerond op hele guldens).

De normhuur van f 671 bij het referentie-inkomensijkpunt (artikel 18, eerste lid, van de Huursubsidiewet) wordt als gevolg van de aanpassing aan de bijstandsontwikkeling:

671 + (671 x 0,0262) = f 688,58 = f 689.

Derhalve worden de normhuren behorende bij het minimum-inkomensijkpunt en het referentie-inkomensijkpunt per 1 juli 1998 gewijzigd in f 339 respectievelijk f 689.

Budgettaire gevolgen

In de ontwerp-begroting 1998 is rekening gehouden met de koppeling van de normhuuraanpassing aan een verwachte stijging van de netto-bijstandsuitkering van 1,8%. Op basis van de actuele inzichten wordt nu rekening gehouden met een verschil tussen de netto bijstandsuitkering (2,6%) en de verwachte huurprijsontwikkeling (3,1 à 3,3%) van 0,5 à 0,7%. De budgettaire gevolgen hiervan worden verwerkt in de eerste suppletoire begroting van 1998.

De procedure

Het ontwerp van dit besluit is gedurende acht weken aan de beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de Huursubsidiewet). Dat heeft niet geleid tot wijzigingen in het besluit.

Slotopmerking

Op grond van artikel 27, achtste lid, van de Huursubsidiewet kunnen ook andere bedragen in die wet bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast. Het betreft dan bijvoorbeeld de inkomens- en vermogensvrijlatingen. Deze bedragen worden thans niet aangepast, omdat daarvoor geen aanleiding bestaat.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven