Besluit van 20 april 1998, houdende vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301), en van twee daarmee samenhangende koninklijke besluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 april 1998, nr. DGG/J 98000731 Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel IV van de rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301), artikel XIX van het koninklijk besluit van 18 december 1997 tot wijziging van het Schepenbesluit 1965 en van het Vissersvaartuigenbesluit in verband met de rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301) en met de invoering van een geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificering (Stb. 745) en artikel II van het koninklijk besluit van 2 augustus 1997, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 (implementatie van richtlijn nr. 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden) (Stb. 381);

Artikel 10 van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301), treedt in werking met ingang van 1 mei 1998, met uitzondering van artikel I, de onderdelen C, L, M, O, R, onder 1, S, onder 1, Y, onder 2, 3, 4 en 5, PP, onder 1, voor zover het artikel 63, eerste lid betreft, en onder 2, SS, onder 4, en artikel V.

  • 2. Het koninklijk besluit van 18 december 1997 tot wijziging van het Schepenbesluit 1965 en van het Vissersvaartuigenbesluit in verband met de rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301), en met de invoering van een geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificering (Stb. 745) treedt in werking met ingang van 1 mei 1998, met uitzondering van artikel IV, onderdeel A.

  • 3. Het koninklijk besluit van 2 augustus 1997, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 (implementatie van richtlijn nr. 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden) (Stb. 381) treedt, uitsluitend voor Nederland, in werking met ingang van 1 mei 1998.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 april 1998

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de achtentwintigste april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet, is op 13 juni 1995 in het Staatsblad (301) gepubliceerd maar is mede in verband met de latere totstandkoming van een noodzakelijke uitvoeringsmaatregel (een algemene maatregel van rijksbestuur) nog niet in werking getreden.

De totstandkoming van deze uitvoeringsmaatregel, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 en van het Vissersvaartuigenbesluit in verband met de rijkswet van 12 april 1995, houdende wijziging van de Schepenwet (Stb. 301), en met de invoering van een geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificering, is onder meer vertraagd omdat deze technische voorschriften bevat die – ingevolge richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen – nog aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter kennis dienden te worden gebracht.

Inmiddels is dit in het kader van de Securitel-hersteloperatie gebeurd, zodat deze uitvoeringsmaatregel tezamen met de wijziging van de rijkswet van 12 april 1995, ter uitvoering waarvan deze strekt, per 1 mei 1998 in werking kan treden. In het tweede lid van het (enige) artikel van dit besluit is voorzien in de inwerkingtreding van deze algemene maatregel van rijksbestuur. Artikel IV, onderdeel A, is van inwerkingtreding uitgezonderd omdat de daar beoogde wijziging onlangs reeds is aangebracht bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 in verband met wijzigingen in het Internationaal verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, met bijlagen (Trb. 1977, 77), herijking van maritieme veiligheidsregelgeving en een aantal technische wijzigingen (Stb. 37).

In het derde lid is – uitsluitend voor Nederland – voorzien in de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 2 augustus 1997, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 (implementatie van richtlijn nr. 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden). Dat besluit is gebaseerd op de Schepenwet, zoals deze zal gelden na inwerkingtreding van de eerder genoemde wijziging van 1995 (Stb. 301). De inwerkingtreding van dat besluit voor de Nederlandse Antillen en voor Aruba zal kunnen geschieden wanneer de Scheepvaartinspectie aldaar zal zijn toegerust om zorg te dragen voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving van genoemd besluit.

Van de inwerkingtreding van de rijkswet zijn enkele artikelen uitgezonderd. Dit houdt op de eerste plaats verband met de indiening op korte termijn van een nieuw voorstel van rijkswet tot wijziging van de Schepenwet, dat tot strekking heeft om voor Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba elk een eigen Scheepvaartinspectie in te stellen.

In dit nieuwe voorstel van rijkswet vervallen van artikel I van de rijkswet van 12 april 1995 de onderdelen L (wijziging van artikel 10 Schepenwet), M (wijziging van artikel 11 Schepenwet), S, onder 1 (wijziging van het opschrift boven artikel 18 Schepenwet), Y, onder 2, 3, 4 en 5 (wijziging van artikel 26 bis Schepenwet) en SS, onder 4 (verwijzing naar het gewijzigde opschrift boven artikel 18 Schepenwet). Deze onderdelen worden in dit koninklijk besluit uitgezonderd van de inwerkingtreding van de rijkswet van 12 april 1995, mede teneinde frequente wijziging van de genoemde artikelen van de Schepenwet te voorkomen.

Totdat het nieuwe voorstel van rijkswet tot wijziging van de Schepenwet in verband met de instelling van drie aparte Scheepvaartinspecties van de landen tot rijkswet zal zijn verheven en in werking treedt, blijven derhalve de huidige artikelen 10 en 11 van de Schepenwet van kracht.

Datzelfde geldt ook voor artikel 26 bis van de Schepenwet. Van de mogelijkheid tot het instellen van een Commissie van Onderzoek in Aruba, zoals mogelijk gemaakt door de rijkswet van 12 april 1995, zal vooralsnog geen gebruik worden gemaakt. Het ligt in het voornemen om deze Commissie in te stellen tegelijk met een eigen Scheepvaartinspectie in Aruba, die dan het voorbereidend onderzoek voor de Commissie van Onderzoek in Aruba kan verrichten. Aangezien het doen van onderzoek naar scheepvaartongevallen ingevolge artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk geen aangelegenheid van het Koninkrijk is, behoeft het instellen van een Commissie van Onderzoek in Aruba niet bij rijkswet te worden geregeld, maar kan dit eenvoudiger bij landsverordening van Aruba geschieden.

Totdat Aruba een eigen Commissie van Onderzoek heeft ingesteld fungeert de Commissie van Onderzoek in de Nederlandse Antillen tevens als Commissie van Onderzoek ten aanzien van schepen die varen met een zeebrief van Aruba. Dit is geregeld in artikel 3 van het Protocol inzake scheepvaart, behorende bij de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba.

Op de tweede plaats is van de inwerkingtreding van de rijkswet van 12 april 1995 uitgezonderd artikel I, voor wat betreft de onderdelen C (vervanging van artikel 2bis), O (wijziging van artikel 13), R, onder 1 (vervanging van artikel 17, eerste lid), en PP, onder 1, voor zover het artikel 63, eerste lid, betreft, en onder 2. Dit houdt verband met het feit dat op 1 januari 1998 in werking is getreden de rijkswet van 6 november 1997 tot aanpassing van enkele rijkswetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1997, 511). In deze rijkswet is onder meer de Schepenwet gewijzigd. Bij de formulering van deze rijkswet is uitgegaan van de tekst van de Schepenwet zoals deze zou luiden na inwerkingtreding van de rijkswet van 12 april 1995. Nu deze inwerkingtreding niet voor 1 januari 1998 heeft plaatsgevonden, maar eerst met ingang van 1 mei 1998 zal plaatsvinden, zijn sommige onderdelen van de rijkswet van 12 april 1995 achterhaald. Inwerkingtreding zou de wijzigingen die in de Schepenwet zijn aangebracht bij de wet van 6 november 1997 weer ongedaan maken.

Eveneens is van inwerkingtreding uitgezonderd artikel V van de wet van 12 april 1995. Dat artikel bevat een opdracht tot publicatie van de tekst van de Schepenwet. Abusievelijk is daarbij echter nagelaten te bepalen dat de tekst voor de plaatsing in de geldende spelling zal worden overgebracht. Gelet bovendien op het feit dat de Schepenwet naar verwachting op vrij korte termijn wederom zal worden gewijzigd ligt het voor de hand dat een tekstplaatsing thans achterwege blijft.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven