Besluit van 6 april 1998 tot wijziging van het Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 februari 1998, nr. MJZ 98006234, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 16 maart 1998, nr. W08.98.0040);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 maart 1998, nr. MJZ 98031532, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Dit besluit is niet van toepassing:

a. op PAK-houdende coatings, voor zover daaromtrent regelen zijn gesteld bij of krachtens het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998;

b. op PAK-houdende coatings die zijn bestemd voor toepassing op start-, landings- of rolbanen van een luchtvaartterrein.

B

Onder vernummering van artikel 11 tot artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11

Onze Minister zendt voor 1 januari 2005 aan de Staten-Generaal een verslag over de noodzaak van artikel 2, onder b, in verband met de ontwikkeling van een alternatief voor PAK-houdende coatings die zijn bestemd voor toepassing op start-, landings- of rolbanen van luchtvaartterreinen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 april 1998

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de achtentwintigste april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige besluit strekt tot beperking van de reikwijdte van het in artikel 3 van het vigerende besluit opgenomen verbod tot toepassing van PAK-houdende coatings. Daartoe is aan artikel 2 van het huidige besluit een onderdeel toegevoegd.

Het huidige Besluit PAK-houdende coatings Wet milieugevaarlijke stoffen bevatte tijdens de ontwerp-fase in artikel 2, onder b, een bepaling ertoe strekkende dat het besluit niet van toepassing was op coatings die worden toegepast op start-, landings-, en rolbanen op militaire vliegvelden. Nadat de Raad van State advies had uitgebracht over het ontwerp-besluit, leek een goed alternatief te zijn ontwikkeld om het gebruik van PAK-houdende coatings in bovenstaande zin te kunnen beëindigen. Het huidige besluit werd dan ook aangepast. Inmiddels is gebleken dat het thans beschikbare alternatief in de praktijk niet voldoet aan de verwachtingen. Voorts blijken PAK-houdende coatings ook te worden gebruikt op burgerluchtvaartterreinen, hetgeen eerder niet is onderkend. Uit overleg met vertegenwoordigers van exploitanten van luchtvaartterreinen is gebleken dat het alternatieve produkt op klimatologische, toepassings- en veiligheidsaspecten niet voldoet. Op die aspecten wordt hierna ingegaan.

De klimatologische omstandigheden (waaronder temperatuur van de buitenlucht, windsnelheid en luchtvochtigheid) hebben in de praktijk bij de uitvoering van renovaties en reparaties aan start-, landings- en rolbanen van luchtvaartterreinen te grote nadelige invloed op de droogtijd en de kwaliteit van alternatieve produkten voor PAK-houdende coatings. De droogtijd van de alternatieve coating bedraagt namelijk zelfs bij gunstige weersomstandigheden al meer dan 24 uren en is dus aanmerkelijk langer dan de droogtijd van de tot op heden gebruikte PAK-houdende coatings, tengevolge waarvan een ontoelaatbare gebruiksbeperking van het luchtvaartterrein optreedt.

Bij de toepassing van de alternatieve coating blijkt voorts dat deze onvoldoende bestendig is tegen de inwerking van vliegtuigbrandstof. Wanneer het bindmiddel van de coating wordt aangetast door vliegtuigbrandstof, laten de vaste materialen van de afdeklaag (steentjes) los. Wanneer deze steentjes in de motoren van vliegtuigen komen kan dit leiden tot uitval van de motoren (Foreign Object Damage). De mate van slijtage van de alternatieve coating is zo hoog ten opzichte van de PAK-houdende coatings, dat door de fabrikant geen garanties worden gegeven voor de noodzakelijke slijtvastheid om Foreign Object Damage te voorkomen, mede gelet op de intensiteit van het baangebruik.

Naast de veiligheidsaspecten van de alternatieve coating, die samenhangen met Foreign Object Damage speelt de stroefheid van het baanoppervlak een belangrijke rol. De stroefheid van de baan hangt samen met de slijtvastheid van de aangebrachte coating. De alternatieve coating heeft een dusdanig lagere slijtvastheid ten opzichte van de PAK-houdende coatings, dat het effectief gebruik van start-, landings- en rolbanen te zeer onder druk komt te staan. Dit aspect weegt des te zwaarder in het licht van de klimatologische bezwaren bij het aanbrengen van de alternatieve coating.

In afwachting van de verdere ontwikkeling van het alternatief is het thans onontkoombaar om de reikwijdte van het besluit in die zin te beperken, dat PAK-houdende coatings aangebracht kunnen worden op start-, landings- en rolbanen van luchtvaartterreinen.

De bereidheid bij de betrokken partijen om het bestaande alternatief verder of zonodig een geheel nieuw alternatief te ontwikkelen wordt tot uitdrukking gebracht door in het onderhavige besluit een evaluatiebepaling (nieuw artikel 11) op te nemen betreffende de noodzaak van artikel 2, onder b, in relatie tot de verdere ontwikkelingen ter vervanging van PAK-houdende coatings voor de toepassing op start-, landings- en rolbanen van luchtvaartterreinen.

Voor 1 januari 2005 zend ik de Staten-Generaal een verslag dienaangaande.

Het ontwerp-besluit is op 15 oktober 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109). Deze aanmelding is geregistreerd onder nummer 97/0761/NL. Van de zijde van de Europese Commissie noch van enige lidstaat zijn ten aanzien van het onderhavige besluit opmerkingen gemaakt gedurende de standstill-periode van drie maanden, die op 16 januari 1997 eindigde.

Verder is het ontwerp-besluit op 15 oktober 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Van de zijde van de Wereld Handelsorganisatie zijn evenmin opmerkingen over het onderhavige besluit ontvangen gedurende de standstill-periode die op 16 januari 1998 eindigde.

Een aankondiging van het ontwerp-besluit is overeenkomstig artikel 61, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gepubliceerd in de Staatscourant 1997, 179. Naar aanleiding van de voorpublicatie zijn geen zienswijzen van derden ontvangen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1996, 304.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven