Besluit van 3 april 1998, houdende wijziging van het Besluit locatiegebonden subsidies (technische aanpassingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 november 1997, nr. MJZ 97569637, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 81 van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 27 januari 1998, nr. W08.97.0726);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 maart 1998, nr. MJZ 98032935, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit locatiegebonden subsidies1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6a:

a. wordt in onderdeel b «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid» vervangen door «op grond van het ontwikkelingscontract»;

b. vervalt onderdeel d;

c. wordt onderdeel e geletterd d, in welk onderdeel «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid» wordt vervangen door: op grond van het ontwikkelingscontract;

d. worden de onderdelen f, g en h geletterd e, f en g.

B

In artikel 9, onderdeel a, wordt «onder verstrekking van subsidie ten behoeve daarvan ingevolge dit besluit» vervangen door: op grond van het ontwikkelingscontract.

C

Artikel 18, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. De nog uit te betalen jaarbedragen worden jaarlijks verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer «Bruto investeringen door bedrijven in woningen (a)», of bij vervanging van dit prijsindexcijfer, het prijsindexcijfer dat hiervoor in de plaats treedt, blijkens de gegevens in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau over het volgende jaar stijgt respectievelijk daalt. De verhogingen of verlagingen vinden steeds op 31 december plaats.

D

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel b te luiden:

b. ten hoogste 30 procent van het aantal woningen waarmee de woningvoorraad, conform het ontwikkelingscontract, wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties buiten de bebouwde kom, behoort tot de woningen in de sociale-bouwsector, en.

2. In het tweede lid wordt «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid» vervangen door: op grond van het ontwikkelingscontract.

E

In de eerste volzin van artikel 19 wordt «waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verstrekt» vervangen door: , genoemd in dan wel ter uitvoering van het ontwikkelingscontract.

F

1. In artikel 22, eerste lid, wordt «waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verstrekt» vervangen door: genoemd in dan wel ter uitvoering van het ontwikkelingscontract.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «6a, onderdeel g» vervangen door: 6a, onderdeel f.

G

In artikel 25, eerste lid, eerste volzin, wordt «6a, onderdeel g» vervangen door: 6a, onderdeel f.

H

In artikel 27, eerste lid, wordt:

a. in onderdeel b «6a, onderdeel d» vervangen door «6a, onderdeel e»;

b. in onderdeel c «aan artikel 6a, onderdeel d» vervangen door «aan artikel 6a, onderdeel e» en «ingevolge artikel 6a, onderdeel e» vervangen door: ingevolge artikel 6a, onderdeel d.

I

Artikel 27a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, aanhef, wordt «artikel 6a, onderdeel d,» vervangen door: artikel 6a, onderdeel e.

2. In het derde lid:

a. vervalt in de omschrijvingen van de onderdelen p en q telkens «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid,» en wordt «onder verstrekking van zodanige subsidie» telkens vervangen door «op grond van dat ontwikkelingscontract»;

b. wordt in de omschrijving van onderdeel q «artikel 6a, onderdeel d,» vervangen door «artikel 6a, onderdeel e,»;

c. vervalt in de omschrijving van onderdeel r «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid»;

d. wordt in de omschrijving van onderdeel s «onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid,» vervangen door «op grond van het ontwikkelingscontract»;

e. vervalt in de omschrijving van onderdeel pg: onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid,.

J

In bijlage I wordt het onderdeel «PROVINCIE NOORD-BRABANT» vervangen door:

PROVINCIE NOORD-BRABANT
   
Stadsgewest Breda  
* Binnenstedelijke locaties:Breda
 Etten-Leur
 Oosterhout
* Uitleglocaties:Breda (Haagse Beemden, Westerpark), Nieuw-Ginneken (Ypelaar N.O., Bavel), Prinsenbeek, Teteringen
 Etten-Leur (Hoge Neerstraat, Brandseweg, Schoenmakershoek)
 Oosterhout (Vrachelen)
   
Stadsgewest Tilburg  
* Binnenstedelijke locaties:Tilburg
 Goirle
 Waalwijk (niet gelegen in Vinex-stadsgewest)
* Uitleglocaties:Tilburg (Reeshof, Drijflanen, Tilburg Noord-Oost), Udenhout (de Mortel)
 Goirle (Bakertand)
 Waalwijk (niet gelegen in Vinex-stadsgewest) (Waalwijk-West)
   
Stadsgewest 's-Hertogenbosch  
* Binnenstedelijke locaties:'s-Hertogenbosch
 Heusden
 Vught
* Uitleglocaties:'s-Hertogenbosch (HoogveldII/Engelen), Empel (Empel-Noord, Empel-Zuid), Rosmalen (Rosmalen-Noord, Elsstraat)
 Vught (Frederik Hendrik Kazerne, Hoevensestraat)

K

In de bijlagen II, III A en III B worden in de onderdelen, getiteld «te verstrekken door de budgetbeherende provincies», de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de tekst na het eerste en het tweede gedachtenstreepje wordt

«, onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van» telkens vervangen door: op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in;

2. In de tekst na het derde en het vierde gedachtenstreepje wordt

«, onder verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van» telkens vervangen door «op grond van het ontwikkelingscontract, bedoeld in» en wordt «, onder verstrekking van zodanige subsidie,» telkens vervangen door: op grond van dat ontwikkelingscontract.

ARTIKEL II

Voor uitvoerings- en ontwikkelingscontracten in de zin van het Besluit locatiegebonden subsidies waarvan de contractperiode uiterlijk 31 december 1995 is aangevangen, geldt, voorzover nodig in afwijking van artikel 18, eerste lid, van genoemd besluit, dat op 31 december 1995 voor de eerste maal verhoging of verlaging van de nog uit te betalen jaarbedragen plaatsvindt met toepassing van het in dat artikel genoemde prijsindexcijfer.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 april 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de drieëntwintigste april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met ingang van januari 1996 is het tot dan gehanteerde systeem binnen het Besluit locatiegebonden subsidies inhoudelijk gewijzigd. De opzet van die wijziging van de tekst van het besluit was om de werking van het besluit, dat tot dan toe uitsluitend betrekking had op de in de Kaderwet bestuur in verandering onderscheiden zeven regionale openbare lichamen, uit te breiden. Hierdoor werd er ook voor de gebieden buiten de regionale openbare lichamen een nieuw budgethouderschap ingevoerd voor het verlenen van geldelijke steun voor (het volkshuisvestingsaandeel in) de ontwikkeling van bouwlocaties. De provincies kregen daardoor een eigen positie binnen het locatiegebonden subsidiebeleid.

De ervaring heeft echter geleerd dat de tekst van het besluit op een aantal onderdelen vragen opriep aan de kant van de provincies. Deze bleken het gevolg te zijn van de letter van de tekst van het besluit. Om deze problemen te ondervangen is er van rijkszijde actieve ondersteuning geboden om de provincies te helpen bij hun vragen. Deze ontwikkeling is aanleiding geweest om de tekst van het besluit daar waar nodig aan te passen.

Het onderhavige wijzigingsbesluit voorziet in de uitwerking van die bijstelling. Tevens is er van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal wijzigingen die samenhangen met gemeentelijke herindelingen in het besluit aan te passen. Aangezien het uitsluitend technische wijzigingen van het Besluit locatiegebonden subsidies betreft, wordt voor het vervolg volstaan met een artikelsgewijze toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B, D, E, F, G, H, I en K

Op basis van de oude tekst van het besluit is er een groep te realiseren woningen binnen de locatie die niet meetelt onder de formulering van het besluit. Het betreft hier locaties die worden gerealiseerd met een positief saldo. Dit houdt in dat de opbrengsten van de grondtransactie groter zijn dan de kosten die met die grondtransactie gepaard zijn gegaan, of op zijn minst niet kleiner zijn. In dat geval krijgt de locatie vanwege de budgethouder (provincie) voor de ontwikkeling geen locatiesubsidie. Doordat er geen locatiesubsidie wordt verstrekt, tellen de te realiseren woningen niet mee voor het saldo van het totale aantal woningen dat in het kader van een ontwikkelingscontract aan de woningvoorraad wordt toegevoegd. Het is echter de bedoeling dat de woningen die worden gerealiseerd binnen een locatie met een positief saldo wel meetellen voor het saldo van het totale aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen.

De oorzaak voor dit probleem zit in de formulering «onder verlening van subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid» en soortgelijke formuleringen. Om dit probleem op te lossen, vervallen middels dit wijzigingsbesluit de hiervoor genoemde formulering en alle soortgelijke formuleringen in het Besluit locatiegebonden subsidies. Om daarbij aan te geven dat er wel een directe verbinding blijft bestaan tussen het Besluit locatiegebonden subsidies en de ontwikkelingscontracten is in de nieuwe bepalingen verwezen naar de afspraken, zoals die zijn vastgelegd in de ontwikkelingscontracten. Dit heeft mede tot gevolg dat in een aantal artikelen de zinsconstructie moest worden aangepast.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 18, eerste lid, van het Besluit locatiegebonden subsidies, zoals dat bij de vaststelling van dat besluit luidde, had een tweetal ongewenste gevolgen. In de eerste plaats is er bij het ontwerp van het Besluit locatiegebonden subsidies vanuit gegaan, dat alle regionale openbare lichamen en provincies in 1994 de uitvoerings- en ontwikkelingscontracten zouden tekenen. De praktijk wees echter anders uit. In 1994 werd er alleen een uitvoeringscontract getekend door het Bestuur Regio Utrecht (BRU). Alle overige uitvoerings- en ontwikkelingscontracten zijn pas in 1995 getekend. Gelet op de toenmalige formulering van artikel 18 betekende dit dat het BRU vanaf 31 december 1995 recht zou hebben op prijscompensatie en dat de overige ondertekenaars van de uitvoerings- en ontwikkelingscontracten pas vanaf 31 december 1996 recht zouden hebben op prijscompensatie. Bij het ontwerp van het besluit heeft echter voor ogen gestaan om vanaf 31 december 1995 voor alle uitvoerings- en ontwikkelingscontracten een prijscompensatie door te voeren.

Indien er in artikel 18 geen wijziging zou zijn aangebracht zou dit tot gevolg hebben gehad dat de ondertekenaars van de uitvoerings- en ontwikkelingscontracten door het structureel mislopen van één prijscompensatie ongeveer 35,6 miljoen gulden niet zouden ontvangen. In afwijking van de toenmalige regelgeving is daartoe voor alle budgethouders per 31 december 1995 de prijscompensatie berekend. Bij brief van 13 mei 1996, kenmerk DBD 18496010, is de voorzitter van de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen om tot betaling van het bedrag in verband met de «misgelopen» prijscompensatie over te gaan. Thans is door de bepaling die in artikel II van dit besluit is opgenomen, deze situatie ook formeel vastgelegd. Op deze manier wordt de afwijking ongedaan gemaakt.

In de tweede plaats is er een wijziging aangebracht met betrekking tot de bepaling van het prijsindexcijfer.

De tot de inwerkingtreding van dit besluit geldende formulering in het Besluit locatiegebonden subsidies gaf geen juiste verwijzing naar de bron van het voorgestane prijsindexcijfer dat op 31 december van enig jaar moet worden bepaald. Om reden van duidelijkheid is de bron van het te hanteren prijsindexcijfer dan ook nader gespecificeerd.

Het prijsindexcijfer van de «Bruto investeringen door bedrijven in woningen (a)» kan worden gevonden in bijlage A1.3, middelen en bestedingen, van het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau. In deze bijlage wordt het voorcalculatorische indexcijfer gegeven voor het te indexeren jaar. In het huidige Besluit locatiegebonden subsidies wordt verwezen naar het voorcalculatorische indexcijfer van het afgelopen reeds geïndexeerde jaar. Door het voorcalculatorisch prijsindexcijfer te hanteren dat is gegeven voor het te indexeren jaar wordt beter aangesloten bij de meest actuele verwachtingen.

Verder wordt erop gewezen dat indien het Centraal Planbureau zou besluiten om het betreffende indexcijfer te vervangen, dat dan het vervangende indexcijfer hiervoor in de plaats treedt.

Artikel I, onderdeel J

Gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben erop geattendeerd dat er een tweetal onjuiste aanduidingen in het Besluit locatiegebonden subsidies stonden met betrekking tot de provincie Noord-Brabant. Het betreft hier de volgende twee punten:

1. bij het Stadsgewest Breda dient de locatie «Lage Banken» als binnenstedelijke locatie van de gemeente Etten-Leur te worden opgevoerd;

2. bij het Stadsgewest 's-Hertogenbosch dient de uitleglocatie «Frederik Hendrik kazerne» te worden opgenomen bij de gemeente Vught.

Deze opmerkingen zijn in de gewijzigde tekst verwerkt, waarbij nog het volgende moet worden opgemerkt. Omdat binnenstedelijke locaties niet nader worden gespecificeerd binnen het systeem van het besluit, vervalt de locatie «Lage Banken» onder de noemer van de uitleglocaties en wordt deze vervolgens bij de binnenstedelijke locaties niet meer expliciet vermeld.

Daarnaast zijn er binnen de provincie Noord-Brabant een aantal uitgebreide herindelingen geweest. Deze herindelingen hebben tot gevolg dat diverse locaties binnen de provincie nu onder een andere gemeente zijn komen te vallen dan voorheen.

Door middel van deze wijziging is het betreffende artikel hiertoe aangepast. Het gevolg daarvan is, dat onder de binnenstedelijke locaties van het Stadsgewest Breda bij de gemeente Breda thans ook de voormalige gemeenten Prinsenbeek en Teteringen zijn opgenomen. Bij de binnenstedelijke locaties van het Stadsgewest Tilburg is dit het geval voor de voormalige gemeenten Berkel-Enschot en Udenhout, die thans onder de gemeente Tilburg vallen. Voor het stadsgewest 's-Hertogenbosch is dit het geval voor de voormalige gemeenten Rosmalen en Vlijmen, die thans respectievelijk onder de gemeenten 's-Hertogenbosch en Heusden vallen.

Artikel II

Voor de toelichting bij dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdeel C, van dit besluit.

Artikel III

Er is voor een inwerkingtreding bij koninklijk besluit gekozen in verband met de zogenaamde voorhangprocedure, vastgelegd in artikel 83 van de Woningwet en de daaraan in de toelichting op aanwijzing 37 van de Aanwijzingen voor de regelgeving als wenselijk verbonden consequentie voor de tekst van de inwerkingtredingsbepaling.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel


XNoot
1

Stb. 1995, 628, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 oktober 1997, Stb. 482.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 mei 1998, nr. 80.

Naar boven