Wet van 12 maart 1998 tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 teneinde de effectiviteit van deze wet op enkele punten te verbeteren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet toezicht kredietwezen 1992 te wijzigen teneinde de effectiviteit van deze wet op enkele punten te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht kredietwezen 19921 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, onder c, wordt het zinsdeel «op de bijkantoren in Nederland van in een Staat, die niet een Lid-Staat is, gevestigde kredietinstellingen» vervangen door: op de bijkantoren in Nederland van niet in Nederland gevestigde kredietinstellingen.

B

In artikel 3 wordt voor de bestaande tekst het cijfer 1 geplaatst en wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze minister kan aan de Bank voorschriften geven ter implementatie van richtlijnen op het gebied van toezicht op kredietinstellingen van de Raad van de Europese Unie dan wel van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk.

C

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

  • 1. Bij koninklijk besluit kan, op advies van de Bank en nadat daarover het advies van de betrokken instantie is ingewonnen, worden bepaald, dat een bij een centrale kredietinstelling aangesloten groep van kredietinstellingen van het toezicht door de Bank, voorzover dit toezicht strekt in het belang van de solvabiliteit, liquiditeit en administratieve organisatie van die instellingen, is vrijgesteld, voorzover deze centrale kredietinstelling krachtens haar statuten en de statuten van de bij haar aangesloten kredietinstellingen of krachtens een overeenkomst met de bij haar aangesloten kredietinstellingen dit toezicht op voldoende wijze uitoefent op deze instellingen.

  • 2. De centrale kredietinstelling richt zich bij het toezicht naar de aanwijzingen van de Bank.

D

In artikel 6 wordt de zinsnede «tenzij zij daartoe van de Bank een vergunning heeft verkregen» vervangen door: behoudens voor zover zij daartoe van de Bank een vergunning heeft verkregen.

E

In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het tweede lid, onderdeel h, wordt na de zinsnede «de interne controle;» het woord «en» geschrapt.

b. In het tweede lid, onderdeel i, wordt de punt vervangen door: ; en.

c. In het tweede lid, wordt na onderdeel i een onderdeel ingevoegd, dat als volgt luidt:

j. indien de onderneming of instelling een dochtermaatschappij of bijkantoor van een niet in Nederland gevestigde kredietinstelling betreft: een verklaring van de toezichthoudende autoriteit van de Staat waar die kredietinstelling gevestigd is waaruit blijkt dat deze autoriteit de vestiging van een dochtermaatschappij of bijkantoor in Nederland heeft goedgekeurd.

F

In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door een nieuw onderdeel, dat luidt als volgt:

c. de Bank op grond van de voornemens of de antecedenten van oordeel is, dat, met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de betrouwbaarheid van één of meer personen, die het beleid van de onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, niet buiten twijfel staat.

b. In het eerste lid, wordt onderdeel e vervangen door een nieuw onderdeel, dat luidt als volgt:

e. de Bank op grond van de voornemens of de antecedenten van oordeel is, dat, met het oog op de belangen van de crediteuren of toekomstige crediteuren van de onderneming of instelling, de betrouwbaarheid van een of meer personen, die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de onderneming of instelling behoort, en tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming of instelling mede bepalen, niet buiten twijfel staat.

c. Na het vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Indien de onderneming of instelling een dochtermaatschappij of bijkantoor van een niet in Nederland gevestigde kredietinstelling is kan de Bank weigeren de vergunning te verlenen indien zij van oordeel is, dat de toezichthoudende autoriteit van de Staat waar de buitenlandse kredietinstelling gevestigd is geen of onvoldoende geconsolideerd toezicht uitoefent.

G

Artikel 13 komt als volgt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Een wijziging van de gegevens bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, b, c, of d, wordt, voor zover het aantal of de identiteit van de daar genoemde personen betreft, vooraf aan de Bank gemeld.

  • 2. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet doorgevoerd, indien de Bank het voornemen daartoe afwijst binnen 6 weken na ontvangst van de melding, bedoeld in het eerste lid, of, indien de Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen 6 weken na de ontvangst van die gegevens of inlichtingen.

  • 3. Indien zich een wijziging van de antecedenten bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, b, c, of d, voordoet, stelt de kredietinstelling de Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

H

In artikel 14 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Bank kan, indien zich bij een kredietinstelling een omstandigheid als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder d of e voordoet, aan de personen die via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur het beleid van de groep waartoe deze kredietinstelling behoort bepalen, de aanwijzing geven dat één of meer personen die het beleid of het dagelijks beleid van deze groep bepalen niet uit dien hoofde tevens het beleid of het dagelijks beleid van de kredietinstelling mogen mede bepalen, teneinde te bereiken dat, binnen een door de Bank te bepalen termijn, zich bij een kredietinstelling een omstandigheid als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder d of e niet meer voordoet.

I

In artikel 15, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel d wordt vervangen door een nieuw onderdeel, dat luidt als volgt:

d. zich bij de kredietinstelling een omstandigheid als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, c, d, e of f, derde, vierde of vijfde lid, voordoet;

b. In onderdeel g wordt de zinsnede «artikel 84, tweede of vierde lid» vervangen door: artikel 84, tweede tot en met vierde lid.

J

a. De titel van Afdeling 2 van Hoofdstuk II wordt vervangen door:

HET DOOR EEN KREDIETINSTELLING VERRICHTEN VAN ÉÉN OF MEERDERE VAN DE WERKZAAMHEDEN GENOEMD IN DE BIJLAGE VAN DE TWEEDE RICHTLIJN BUITEN NEDERLAND.

b. De titel van Paragraaf 1 wordt vervangen door:

Paragraaf 1. Bijkantoor in een andere Lid-Staat

c. In artikel 16, eerste lid, wordt de zinsnede «het bedrijf van kredietinstelling» vervangen door: «één of meerdere van de werkzaamheden genoemd in de bijlage van de Tweede Richtlijn».

d. Na Paragraaf 1 wordt, onder vernummering van Paragraaf 2 tot Paragraaf 3, een nieuwe paragraaf ingevoegd, die als volgt komt te luiden:

Paragraaf 2. Bijkantoor in een Staat, die niet een Lid-Staat is

Artikel 16a
  • 1. Een kredietinstelling, die een vergunning als bedoeld in artikel 6 heeft verkregen en die voornemens is één of meerdere van de werkzaamheden genoemd in de bijlage van de Tweede Richtlijn uit te oefenen door middel van een bijkantoor in een Staat, die niet een Lid-Staat is, geeft, alvorens daartoe over te gaan, de Bank van haar voornemen schriftelijk kennis. Het is de kredietinstelling verboden om aan haar voornemen gevolg te geven zolang de Bank niet van haar instemming blijk heeft gegeven.

  • 2. De kennisgeving als bedoeld in het eerste lid geschiedt onder opgave van:

    a. de Staat waarin de kredietinstelling voornemens is het bijkantoor te vestigen;

    b. een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen werkzaamheden van het bijkantoor en de voorziene administratieve organisatie – met inbegrip van de financiële administratie en de interne controle – ten behoeve van het bijkantoor zijn vermeld;

    c. het adres van het bijkantoor; en

    d. de identiteit van de personen, die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen.

  • 3. De Bank beslist binnen 6 weken na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid op het verzoek tot instemming.

K

Artikel 17, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Een kredietinstelling, die een vergunning als bedoeld in artikel 6 heeft verkregen en die voornemens is één van de werkzaamheden genoemd in de bijlage van de Tweede Richtlijn door middel van het verrichten van diensten in een andere Lid-Staat voor de eerste maal in die Lid-Staat uit te oefenen, geeft, alvorens daartoe over te gaan, de Bank steeds van haar voornemen schriftelijk kennis.

L

In artikel 18 wordt het zinsdeel «, met uitzondering van 25» vervangen door: , met uitzondering van 25 en 25a.

M

Artikel 23, eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door een onderdeel, luidende:

a. haar eigen vermogen door terugbetaling van kapitaal of uitkering van reserves te verminderen dan wel een uitkering te doen uit de post omvattende de dekking voor algemene bankrisico's bedoeld in artikel 424 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

N

In artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

In het eerste en tweede lid, wordt het zinsdeel «opvorderbare gelden ter beschikking te verkrijgen» vervangen door: opvorderbare gelden van het publiek ter beschikking te verkrijgen.

O

In artikel 37 wordt het zinsdeel «artikel 15b, derde lid» vervangen door: artikel 15b, vierde lid.

P

In artikel 38 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. In het eerste lid wordt de zinsnede «tenzij zij daartoe van de Bank een vergunning heeft verkregen» vervangen door: behoudens voor zover zij daartoe van de Bank een vergunning heeft verkregen.

c. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het is een kredietinstelling, die een vergunning als bedoeld in het eerste lid heeft verkregen, in verband met het ingevolge deze wet uitgeoefende toezicht toegestaan ten minste de werkzaamheden genoemd in de bijlage van de Tweede Richtlijn te verrichten, tenzij in de vergunning uitdrukkelijk anders is bepaald en onverminderd de toepasselijkheid van andere op deze werkzaamheden betrekking hebbende wettelijke voorschriften.

Q

In de artikelen 33, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 52, 71, 81, 112 worden de zinsneden «artikel 38» vervangen door: artikel 38, eerste lid.

R

In artikel 39 wordt het zinsdeel «De artikelen 8, eerste lid, tweede lid, onder a, b, e, f, g, en h, en derde lid, 9, eerste lid, onder a, b, c, f, g en h, tweede lid» vervangen door: De artikelen 8, eerste lid, tweede lid, onder a, b, e, f, g, h en j, derde lid, 9, eerste lid, onder a, b, c, f, g en h, tweede lid, vijfde lid.

S

In artikel 40 wordt de punt vervangen door een komma en wordt na de komma een zinsdeel toegevoegd, luidende: dan wel uit de overgelegde informatie blijkt dat deze onderneming of instelling, gelet op haar solvabiliteit, liquiditeit of haar organisatie en structuur, redelijkerwijs niet in staat is het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen of te controleren.

T

Artikel 43 komt als volgt te luiden:

Artikel 43

Een bijkantoor in Nederland van een in een Staat, die niet een Lid-Staat is, gevestigde kredietinstelling die een vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid, heeft verkregen, voert voor zijn bedrijf hier te lande een afzonderlijke boekhouding, die zodanig is dat de Bank de haar bij deze wet opgelegde taak kan uitoefenen.

U

In artikel 45, eerste lid, wordt het zinsdeel «een vergunning als bedoeld in artikel 5» vervangen door: een vergunning bedoeld in artikel 6.

V

In artikel 50, eerste lid onder b, wordt het zinsdeel «de kennisgeving als bedoeld onder b» vervangen door: de kennisgeving bedoeld onder a.

W

In artikel 52, tweede lid, onder d, en derde lid, onder d, wordt de zinsnede «opvorderbare gelden ter beschikking mag verkrijgen» vervangen door: haar werkzaamheden door middel van het verlenen van diensten mag verrichten.

X

Artikel 53 komt als volgt te luiden:

Artikel 53

De Bank is bevoegd bij iedere onderneming of instelling, van welke zij vermoedt, dat zij een kredietinstelling in de zin van artikel 1 is of dat zij handelt in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels, alle inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen, die redelijkerwijs geacht kunnen worden nodig te zijn om dit te beoordelen.

Y

Artikel 55, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Een kredietinstelling die ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a of b is geregistreerd, dient bij de Bank periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen staten, al dan niet tevens op geconsolideerde basis, inzake haar bedrijf in, die de Bank nodig heeft voor de juiste uitoefening van de taak, haar bij artikel 2 van deze wet opgelegd. Op verzoek van de Bank dient een kredietinstelling die ingevolge artikel 52, tweede lid, onder c is geregistreerd, deze staten, al dan niet periodiek, binnen de daartoe vastgestelde termijn bij de Bank in.

b. Na het achtste lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 9. De Bank kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichting als omschreven in het eerste lid en aan deze ontheffing voorschriften verbinden.

Z

In artikel 69 wordt het zinsdeel «artikel 23, vijfde lid, van Boek 2» vervangen door: artikel 23, tweede lid, van Boek 2 en het zinsdeel «23, eerste en vijfde lid,» vervangen door: 23, eerste en tweede lid,.

AA

In artikel 74, derde lid, wordt het zinsdeel «artikelen 234–241b» vervangen door: artikelen 234–241a.

BB

In artikel 76, zevende lid, komt het zinsdeel «behoudens de laatste zinsnede» te vervallen.

CC

In artikel 81 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het vierde en vijfde lid wordt het zinsdeel «een in een bepaalde Staat in een Staat, die niet een Lid-Staat is» vervangen door: een in een Staat, die niet een Lid-Staat is.

b. In het zesde lid wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

DD

Aan artikel 82, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Een ontheffing kan worden geweigerd, indien naar het oordeel van Onze Minister de betrouwbaarheid van één of meer personen die het beleid van de betrokken onderneming of instelling bepalen of mede bepalen, of die het beleid bepalen of mede bepalen van de groep waartoe de betrokken onderneming of instelling behoort en tevens uit dien hoofde het beleid van de onderneming of instelling mede bepalen, niet buiten twijfel staat.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten2, onder de Wet toezicht kredietwezen 1992, wordt «artikel 14» vervangen door: artikel 14, eerste en tweede lid, wordt na «16, eerste, zevende en achtste lid» ingevoegd: 16a, eerste lid, en wordt «84, tweede en vierde lid» vervangen door: 84, tweede tot en met vierde lid.

ARTIKEL III

De Bank kan, ten aanzien van een kredietinstelling die een dochtermaatschappij of bijkantoor van een niet in Nederland gevestigde kredietinstelling is en waaraan, op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, op grond van artikel 6 of 38, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 een vergunning is verleend, indien zij van oordeel is dat de toezichthoudende autoriteit van de Staat waar de buitenlandse kredietinstelling gevestigd is geen of onvoldoende geconsolideerd toezicht uitoefent, deze vergunning op grond van dit oordeel niet eerder dan een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet intrekken.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 maart 1998

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zestiende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1992, 722, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 200.

XNoot
2

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 201.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 1997/98, 25 406.

Handelingen II 1997/98, blz. 4071.

Kamerstukken I 1997/98, 25 406 (253, 253a).

Handelingen I 1997/98, blz. 1113–1114.

Naar boven