Besluit van 19 maart 1998 tot intrekking van het
Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 19 januari 1998, No. J. 98454, gedaan mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet;
De Raad van State gehoord (advies van 24 februari 1998, nr. W11.98.0036);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij van 11 maart 1998, No. J. 982306, Directie Juridische Zaken, uitgebracht
mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze
Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon1 wordt ingetrokken.
ARTIKEL II
Onder vervanging van de puntkomma in artikel 6, eerste lid, onderdeel
c, in een punt, vervalt artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van het Landbouwkwaliteitsbesluit
geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificering2.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 19 maart 1998
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
Uitgegeven de zestiende april 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Met het project Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (hierna:
MDW) wordt beoogd om een nieuwe, krachtige impuls te geven aan een moderne
samenleving en een economische structuur waarin inventiviteit en creativiteit
beter worden benut. In het plan van aanpak (kamerstukken II 1994/95, 24 036,
nr. 1) is onder meer aangegeven dat regels die de ontplooiing van burgers
belemmeren en het bedrijfsleven onnodig belasten, zullen worden verminderd
en vereenvoudigd, waarbij de kwaliteit van wetgeving verder zal worden verbeterd.
In dit kader heeft het kabinet met instemming van de Tweede Kamer besloten
de levensmiddelenwetgeving te vereenvoudigen. Verwezen zij hierbij naar het
kabinetsstandpunt inzake MDW-levensmiddelen (kamerstukken II 1995/96, 24 036,
nr. 24). De intentie van het kabinet is te komen tot een vergaande deregulering
van de meer economische aspecten van de levensmiddelenwetgeving, zoals de
op de Landbouwkwaliteitswet gebaseerde regels met betrekking tot «extra
kwaliteit». Deze regels dienen immers in de eerste plaats een sector-
en ondernemersbelang.
Als één van de randvoorwaarden heeft het kabinet hierbij
bepaald dat aan het proces naar deregulering samen met het bedrijfsleven vorm
moet worden gegeven.
Het onderhavige besluit vloeit voort uit het bovengenoemde kabinetsstandpunt.
Hierin wordt onder meer het uitgangspunt gekozen dat de regels op basis van
de Landbouwkwaliteitswet voor extra kwaliteit in principe kunnen worden ingetrokken.
Het voornemen om het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon in te trekken is voorgelegd
aan de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten. Deze heeft te kennen gegeven
in te kunnen stemmen met dit voornemen.
Het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon geeft producenten van bacon de mogelijkheid
om, na aansluiting bij de Stichting Nederlandse Vleeswarencontrole, een krachtens
het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon vastgesteld merk te voeren. Dit merk heeft
lange tijd, met name in de export van bacon naar het Verenigd Koninkrijk,
een belangrijke rol gespeeld.
Onlangs is door de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten het initiatief
genomen een privaatrechtelijk merk voor bacon ter beschikking te stellen,
mits de bacon aan een aantal door deze Vereniging geformuleerde eisen voldoet.
Inmiddels is uit informatie van de Vereniging van Nederlandse Baconfabrikanten
gebleken dat het nieuwe, privaatrechtelijke merk op de markt van het Verenigd
Koninkrijk geaccepteerd wordt. De noodzaak het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon
te handhaven, is hiermee vanuit het oogpunt van exportbevordering komen te
vervallen.
Met het intrekken van het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon vervalt de aanwijzing
van de Stichting Nederlandse Vleeswarencontrole. Omdat deze Stichting na de
intrekking van het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon op basis van de Landbouwkwaliteitswet
geen andere taken meer heeft dan de taken in het kader van het Landbouwkwaliteitsbesluit
geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificering,
is het wenselijk ook in dit besluit de aanwijzing van de Stichting Nederlandse
Vleeswarencontrole te laten vervallen. Bedoeling van de controlestructuur
van het Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen
en specificiteitscertificering is immers aan te sluiten bij een bestaande
controlestructuur en geen aparte controle-instellingen enkel voor de controle
op geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificering
aan te wijzen. Door de Stichting Nederlandse Vleeswarencontrole worden op
dit moment geen controle-activiteiten verricht in het kader van het Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en
specificiteitscertificering.
De werkzaamheden van de Stichting Nederlandse Vleeswarencontrole zullen
worden voortgezet in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomsten met
baconproducenten. Intrekking van het Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon heeft
hierdoor naar verwachting geen personele gevolgen voor de werknemers van deze
stichting.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
XNoot
2Stb. 1994, 37, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 december 1997,
Stb. 1998, 142.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.