Besluit van 11 maart 1998, houdende wijziging van
het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met de Wet boeten, maatregelen
en terug- en invordering sociale zekerheid
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 16 januari 1998, VPZ/V-97.4673, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b, 5, derde lid, en
18, eerste lid, van de Ziekenfondswet;
De Raad van State gehoord (advies van 11 februari 1998, nummer W13.98.0020);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 27 februari 1998, VPZ/V 98.662, gedaan in overeenstemming met
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel I
Het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw1 wordt gewijzigd
als volgt:
A
Na artikel 1, onderdeel x, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
y. degene aan wie bijstand door burgemeester en wethouders op grond van
artikel 14, eerste lid, van de Algemene bijstandswet geheel is geweigerd,
gedurende de periode van weigering;
B
Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Degene die aan de persoon, bedoeld in artikel 1, onder y, een uitkering
weigert, wordt voor de toepassing van artikel 5 van de Ziekenfondswet als
diens werkgever beschouwd.
C
Na artikel 13a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13b
Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder y,
wordt geen premie geheven.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
juli 1997.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 11 maart 1998
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de veertiende april 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de Wet van 25 april 1996 tot wijziging van de sociale verzekeringswetten
in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve
sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering
van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten,
maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) Stb. 248 zijn onder
meer in de Algemene bijstandswet (Abw) sanctiebepalingen opgenomen. Ingevolge
artikel 14 van de Abw en artikel 5 van het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en
Ioaz is bepaald dat een bijstandsuitkering gedurende een maand geheel wordt
geweigerd, indien betrokkene in de periode direct voorafgaand aan de bijstandsaanvraag
of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van
arbeid in dienstbetrekking. De weigering van de bijstandsuitkering heeft voor
een betrokkene veelal tot gevolg dat er gedurende de periode van weigering
geen rechtstitel voor ziekenfondsverzekering is. Het ontbreken van ziekenfondsverzekering
voor deze categorie van personen wordt maatschappelijk ongewenst geacht. In
verband hiermee wordt een regeling getroffen waarbij een betrokkene in de
periode van een dergelijke tijdelijke weigering van de Abw-uitkering onder
de ziekenfondsverzekering wordt gehouden dan wel gebracht. De onderhavige
maatregel in artikel I, onderdeel A, strekt daartoe.
Hoewel door de Dienst sociale zaken en werkgelegenheid van een gemeente
geen uitkering wordt gedaan, zal de betreffende instantie wel de procedures
vervullen die bij verzekering ingevolge de Ziekenfondswet te doen gebruikelijk
zijn zoals het zenden van een verzekeringsverklaring aan het ziekenfonds.
Daartoe wordt het college van burgemeester en wethouders expliciet als werkgever
aangemerkt (Artikel I, onderdeel B).
Het college van burgemeester en wethouders, in de hoedanigheid van werkgever,
meldt de verzekerden door middel van de toezending van de verzekeringsverklaring
alleen aan bij het ziekenfonds. Ingevolge artikel I, onderdeel C, wordt voor
de verzekering geen premie geheven. De kosten voor de ziekenfondsverzekering
van de betreffende categorie van verzekerden worden in plaats hiervan door
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vergoed aan het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het betreft hier een structurele vergoeding
van f 0,75 mln per jaar. Dit bedrag zal door middel van een verhoging
van de rijksbijdrage ziekenfondsverzekering jaarlijks in de Algemene Kas van
de Ziekenfondswet worden gestort.
De bedoelde maatregel in het kader van de Algemene bijstandswet is per
1 juli 1997 ingevoerd. Daarom wordt aan dit besluit terugwerkende kracht verleend
tot en met 1 juli 1997 (Artikel II).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1996, 66, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1997,
Stb. 806.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.