Besluit van 26 maart 1998 tot wijziging van het Besluit op de lijkbezorging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 oktober 1997, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, nr. BW97/U1638;

Gelet op de artikelen 50, eerste lid, 65, eerste lid, en 81, onderdeel 8°, van de Wet op de lijkbezorging;

De Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 1997, Nr. W04.97.0658);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van 17 maart 1998, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur, nr. BW97/1781;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit op de lijkbezorging1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 5 komt te luiden: De wijze van verbranding en de wijze van de registratie van verbranding en van bestemming van de as.

B

In artikel 9 vervalt de zinsnede «en het identiteitssteentje, bedoeld in artikel 8 van de wet en in artikel 15, tweede lid, in de as blijft».

C

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Het register, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet vermeldt:

    a. de naam en voornamen van de overledene, datum en plaats van geboorte, datum en plaats van overlijden, alsmede het registratienummer van de asbus, dan wel, in het geval van een doodgeborene, de naam, datum en plaats van geboorte, alsmede het registratienummer van de asbus;

    b. de bestemming die aan de as is gegeven;

    e. in het voorkomende geval, de naam en het adres van de persoon aan wie de asbus ter beschikking is gesteld;

    f. in het voorkomende geval, de naam en het adres van de houder van het crematorium of van de houder van de plaats van bijzetting waar de asbestemming zal plaatsvinden.

  • 2. Het register, bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de wet vermeldt:

    a. de naam en voornamen van de overledene, onderscheidelijk de naam van de doodgeborene, alsmede het registratienummer van de asbus;

    b. de naam en het adres van de houder van het crematorium waar de verbranding heeft plaatsgevonden;

    c. de plaats van bijzetting van de asbus;

    d. in het voorkomende geval, de plaats van bestemming van de as;

    e. in het voorkomende geval, de naam en het adres van de persoon aan wie de asbus ter beschikking is gesteld.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid alsmede de aanduiding van het eerste lid vervallen.

E

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

Overtreding van artikel 3, 4, of 8 van dit besluit is een strafbaar feit in de zin van artikel 81, onderdeel 8°, van de wet.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op de lijkbezorging (verruiming mogelijkheden asbestemming) (Stb. 1998, 198) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 maart 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wijzigingen die ingevolge dit besluit in het Besluit op de lijkbezorging worden aangebracht, vloeien voort uit de Wet op de lijkbezorging (verruiming mogelijkheden asbestemming) (Stb. 1998, 198) waarbij de mogelijkheden ter zake van de bestemmingen die aan de as van een overledene na crematie kunnen worden gegeven, zijn verruimd.

Allereerst wordt in het besluit geregeld welke gegevens in de wettelijk voorgeschreven registraties moeten worden bewaard.

In artikel 10, eerste lid, van het besluit wordt geregeld welke gegevens de houder van het crematorium in het in artikel 50 van de wet voorgeschreven register moet vastleggen omtrent de aldaar verbrande overledene, alsmede omtrent de bestemming die aan de as is gegeven. In het tweede lid van artikel 10 wordt geregeld welke gegevens de houder van een plaats van bijzetting in het in artikel 65 van de wet voorgeschreven register moet vastleggen omtrent de aldaar bijgezette asbussen.

Het doel van deze registraties is dat voor derden kenbaar is wat er aansluitend op de crematie met de as van een overledene is gebeurd. In verband met de wens van nabestaanden een overledene te gedenken, is het voor hen van belang te weten waar diens stoffelijke resten zich bevinden.

In de tweede plaats zijn de bepalingen met betrekking tot het verstrooien van de as, alsmede de bestemming van een terrein tot een permanent strooiveld vervallen omdat zij bij voormelde wetswijziging in de wet zijn opgenomen.

Tenslotte zijn er enkele kleinere wijzigingen als gevolg van de wijziging van de wet. Zo is de verplichte toevoeging van het identiteitssteentje vervallen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Omdat paragraaf 5 geen nadere regeling meer bevat ten aanzien van de bestemming van de as, kan dit laatste deel van het opschrift komen te vervallen. In de plaats daarvan wordt in het opschrift verwezen naar de regeling voor de registratie, zoals thans opgenomen in artikel 10 van dit Besluit.

B

Deze bepaling is aangepast aan de ter zake gewijzigde Wet op de lijkbezorging.

C

Artikel 10, eerste lid, is gebaseerd op artikel 50, eerste lid, van de wet.

Laatstgenoemd artikellid verplicht de houder van een crematorium een register te houden van alle daar verbrande lijken en van de bestemming die aan de as is gegeven.

Het eerste lid, bevat, onder a, de regeling voor de te registreren persoonsgegevens van de overledene, resp. van de doodgeborene. Ook het nummer van de asbus waarin de as na crematie wordt geborgen, dient geregistreerd te worden.

Het register vermeldt voorts de bestemming die onder de verantwoordelijkheid van het crematorium aan de asbus wordt gegeven. De volgens het eerste lid, onder b, in het register te vermelden (mogelijke) asbestemmingen bestaan uit: bijzetting van de asbus, verstrooiing van de in de asbus geborgen as en verzending van de asbus naar het buitenland. Ook is het mogelijk dat de asbus ter beschikking wordt gesteld aan een nabestaande die de zorg daarvoor op zich neemt.

Overeenkomstig het eerste lid, onder d, dient in het register vermeld te worden de plaats van bestemming van de as ingeval de houder van het crematorium verantwoordelijk is voor de bestemming van de as. Dit betreft dan zowel de plaats van verstrooiing van de as als de plaats van bijzetting van de asbus. Dit kan ook de plaats in het buitenland zijn waar de asbus is heengezonden. In het geval dat uitvoering van de verstrooiing of bijzetting door de houder van een ander crematorium of van een plaats van bijzetting heeft plaatsgevonden, kan worden volstaan met vermelding van de naam en het adres van het betrokken crematorium of van de plaats van bijzetting. Dit is bepaald in het eerste lid, onder f. Zij zullen in hun register vervolgens de nadere aanduidingen van de plaats van bijzetting of van verstrooiing vermelden, overeenkomstig artikel 10, tweede lid, onder c of d.

Voorts dienen, volgens het eerste lid, onder c, in het register vermeld te worden de naam en het adres van de persoon die de bestemming van de as heeft aangegeven, zoals dat in de oude Wet op de lijkbezorging was voorgeschreven in artikel 50, eerste lid. Deze persoon kan dienen als contactpersoon zowel voor de houder van het crematorium als voor (andere) nabestaanden. Indien de asbus door een nabestaande is meegenomen, dient in het register de naam en het adres van de betrokken nabestaande opgenomen te worden. Dit is bepaald in het eerste lid, onder e. Nadat de asbus door de houder van het crematorium aan de nabestaande ter beschikking is gesteld, is de bestemming die aan de as wordt gegeven de verantwoordelijkheid van de betrokken nabestaande.

In het register van de houder van een plaats van bijzetting – dit kunnen zijn de houder van een begraafplaats, crematorium of bewaarplaats – dient op grond van artikel 65, eerste lid, van de wet alle daar bijgezette asbussen geregistreerd te worden. Artikel 10, tweede lid, noemt, onder a, de in dit verband te vermelden gegevens. Dit betreft enkele persoonsgegevens, alsmede het registratienummer van de asbus. Als relevante gegevens moeten tevens worden beschouwd de naam en het adres van het crematorium waar de verbranding heeft plaatsgevonden (het tweede lid, onder b).

Het tweede lid regelt, onder c, de registratie van de plaats van bijzetting van de asbus. Deze bepaling was eerder opgenomen in de artikelen 27, eerste lid, en 62, derde lid, van de oude Wet op de lijkbezorging.

Onder d wordt geregeld dat in het voorkomende geval – bijvoorbeeld bij wijziging van de bestemming van de as – in het register wordt vermeld de (nieuwe) plaats van bestemming van de as, zoals de plaats van verstrooiing, voor zover dit gebeurt onder de zorg van de houder van de plaats van bijzetting. Indien de wijziging van de bestemming eruit bestaat dat de asbus ter beschikking wordt gesteld aan een nabestaande, worden de naam en het adres van deze nabestaande geregistreerd. Dit is bepaald in het tweede lid, onder e. Ook hier is van toepassing dat de bestemming die vervolgens aan de as wordt gegeven behoort tot de verantwoordelijkheid van de betrokken nabestaande.

D

Deze bepaling is aangepast aan de ter zake gewijzigde Wet op de lijkbezorging.

E

De verwijzing is aangepast aan de ter zake gewijzigde Wet op de lijkbezorging.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1997, 647, gewijzigd bij besluit van 29 januari 1998, Stb. 89.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven