Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging (verruiming mogelijkheden asbestemming)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de lijkbezorging te wijzigen met name in verband met het verruimen van de mogelijkheden van asbestemming;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de lijkbezorging1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Op de kist of op het andere omhulsel van het lijk wordt een registratienummer vermeld.

2. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

B

Artikel 27, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De houder van een begraafplaats houdt een register van alle daar begraven lijken, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn.

C

In artikel 46, tweede lid, wordt «65» vervangen door: 66.

D

In hoofdstuk IV wordt de indeling in paragrafen vervangen door een overeenkomstige indeling in afdelingen.

E

Artikel 50, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De houder van een crematorium houdt een register van alle daar verbrande lijken en van de bestemming die aan de as is gegeven. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de gegevens die in het register worden vastgelegd.

F

Hoofdstuk IV, afdeling 3 (oud paragraaf 3) komt te luiden:

AFDELING 3. BERGING, BESTEMMING EN BEWARING VAN AS

§ 1. Algemeen
Artikel 58
  • 1. Na de verbranding bergt de houder van het crematorium de as.

  • 2. De as wordt geborgen in één of meer asbussen. Een asbus wordt gesloten en op de bus worden de naam en de voorletters van de overledene, alsmede een registratienummer, in onuitwisbare letters en cijfers vermeld. Binnen twintig jaren na het plaatsen van dit opschrift mag het niet van een ongeopende asbus worden verwijderd of daarop onleesbaar worden gemaakt.

  • 3. Een deel van de as kan op verzoek van een nabestaande op een andere wijze worden geborgen en aan de nabestaande ter beschikking worden gesteld.

Artikel 59
  • 1. De houder van het crematorium draagt zorg voor de bewaring van een asbus gedurende minimaal een maand na het bergen van de as in de bus.

  • 2. De houder van het crematorium draagt er vervolgens zorg voor dat:

    a. de asbus wordt bijgezet,

    b. de in de asbus geborgen as wordt verstrooid,

    c. de asbus ter beschikking wordt gesteld aan een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt, of

    d. de asbus wordt verzonden naar het buitenland.

  • 3. De houder van het crematorium kan ter uitvoering van het tweede lid, onder a of b, de asbus ter bijzetting, onderscheidenlijk verstrooiing, overdragen aan een houder van een ander crematorium of van een plaats van bijzetting.

  • 4. Op verzoek van de in artikel 18 bedoelde personen kan de officier van justitie, bedoeld in artikel 14, in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

Artikel 60
  • 1. Uit het buitenland afkomstige as wordt zo nodig, in opdracht van een nabestaande, geborgen in één of meer asbussen. Het bergen geschiedt door de houder van een crematorium. Artikel 58, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De nabestaande draagt de zorg voor een asbus. Hij draagt zorg voor de bewaring van een asbus gedurende minimaal een maand na de invoer van de as. Artikel 59, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 61

Omtrent de berging, de bestemming en de bewaring van de as kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

§ 2. Het bijzetten van de asbus
Artikel 62
  • 1. Een asbus kan worden bijgezet:

    a. in een in het bijzonder daarvoor bestemd gedeelte van het crematorium,

    b. in of op een graf of op een afzonderlijke plaats op een begraafplaats, of

    c. in een buiten een crematorium of begraafplaats gelegen bewaarplaats.

  • 2. Het bijzetten geschiedt ter uitvoering van artikel 59, tweede lid, onder a, of in opdracht van de nabestaande die de zorg voor de asbus heeft.

  • 3. De bijzetting van een asbus in of op een graf waarop een uitsluitend recht berust, kan slechts geschieden met toestemming van de rechthebbende op het graf.

Artikel 63
  • 1. Een asbus die is bijgezet kan op verzoek van een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt, door de houder van de plaats van bijzetting aan de nabestaande ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Verwijdering van de asbus kan slechts geschieden met toestemming van de rechthebbende op de ruimte waar de asbus is bijgezet.

  • 3. Verwijdering kan geschieden zonder toestemming van de rechthebbende, ingevolge een bevel van een gerechtelijke autoriteit met het oog op een strafrechtelijk onderzoek.

Artikel 64
  • 1. Een bewaarplaats als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onder c, wordt niet in gebruik genomen dan met vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij gedeputeerde staten.

Artikel 65
  • 1. De houder van een plaats van bijzetting houdt een register van alle daar bijgezette asbussen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de gegevens die in het register worden vastgelegd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde register is openbaar.

  • 3. Het register wordt bij opheffing van de plaats van bijzetting overgebracht naar het archief van de gemeente waarin die plaats was gelegen.

Artikel 66
  • 1. Het ruimen van een asbus geschiedt door of in opdracht van de houder van de plaats van bijzetting en vindt niet plaats dan:

    a. na verloop van twintig jaren nadat de as in de bus is geborgen, en

    b. met toestemming van de rechthebbende op de ruimte waar de asbus is bijgezet.

  • 2. Het ruimen geschiedt door verstrooiing van de as.

§ 3. Het verstrooien van de as
Artikel 66a
  • 1. De as in een asbus kan worden verstrooid.

  • 2. Het verstrooien geschiedt:

    a. ter uitvoering van artikel 59, tweede lid, onder b,

    b. door of in opdracht van de nabestaande die de zorg voor de asbus heeft, of

    c. in verband met het ruimen van de asbus.

  • 3. Het verstrooien van de as door of in opdracht van de houder van een crematorium of de houder van een plaats van bijzetting is slechts toegestaan:

    a. op een terrein dat bestemd is om permanent as op te verstrooien;

    b. in open zee.

Artikel 66b
  • 1. De bestemming van een terrein om permanent as op te verstrooien door de houder van een crematorium en de houder van een plaats van bijzetting vindt niet plaats dan met vergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het terrein is gelegen.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen omtrent het verlenen van de vergunning horen zij de regionale inspecteur van de volksgezondheid.

G

Artikel 76, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien de officier van justitie een geval als bedoeld in het eerste lid aanwezig acht kan hij verbieden dat de as wordt verstrooid, ter beschikking wordt gesteld aan een nabestaande of naar het buitenland wordt verzonden.

H

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en het vijfde onderdeel komen te luiden:

4°. overtreding van artikel 58, 59 of 60;

5°. het verwijderen of ruimen van een asbus in strijd met de artikelen 63 of 66;

2. Onder vernummering van het zesde en zevende onderdeel tot zevende en achtste onderdeel, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd dat luidt:

6°. overtreding van een verbod als bedoeld in artikel 76, vierde lid;

I

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste onderdeel komt te luiden:

1°. overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 6, 7, eerste lid, 8, tweede lid, 10, 20, 27, 50, 51, tweede lid, en 53;

2. Het zesde en zevende onderdeel worden vervangen door:

6°. het bijzetten van een asbus in strijd met of anders dan met inachtneming van hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 62, 64 en 65;

7°. het verstrooien van de as in strijd met artikel 66a;

8°. overtreding van het bepaalde krachtens de artikelen 32, 57 en 61, voorzover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van het onderhavige artikel aangeduid.

ARTIKEL II

In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Landinrichtingswet2 wordt «60» vervangen door: 62.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 maart 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1991, 133, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
2

Stb. 1985, 299, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 710.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 272.

Handelingen II 1996/97, blz. 7454–7460.

Kamerstukken I 1996/97, 25 272 (351); 1997/98, 25 272 (98, 98a, 98b, 98c, 98d).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 24 maart 1998.

Naar boven