Rijkswet van 26 februari 1998, houdende goedkeuring van het op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 16 januari 1992 te Valletta tot standgekomen, herziene Verdrag tussen de lidstaten van de Raad van Europa, betreffende de bescherming van het archeologisch erfgoed ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut van het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 16 januari 1992 te Valletta tussen de lid-staten van de Raad van Europa tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, waarvan de Engelse en Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1992, 32, en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1992, 97, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 februari 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uitgegeven de negende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 1996/97, 1997/98, 23 821 (R 1509).

Handelingen II 1997/98, blz. 3707.

Kamerstukken I 1997/98, 23 821 (R 1509) (235, 235a (herdr.)).

Handelingen I 1997/98, blz. 990.

Naar boven