Wet van 12 maart 1998 tot wijziging van de wet van 12 maart 1998, Stb. 187, houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (implementatie Barber-richtlijn)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op richtlijn nr. 96/97/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 tot wijziging van richtlijn nr. 86/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1986 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid alsmede met het oog op inmiddels in werking getreden wijzigingen in de wetgeving een wijziging noodzakelijk is van wetsvoorstel 20 890, houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 oktober 1988 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (gelijke behandeling op het terrein van de bovenwettelijke sociale zekerheid) (20 890) tot wet wordt verheven, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

a

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

In artikel II, onderdeel b, van de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (Arbeidsovereenkomst) wordt «de leden 2, 3, 4 en 6» vervangen door: de leden 2, 3, 4 en 7.

b

In de aanhef van artikel II vervalt de zinsnede: «(Stb. 1980, 86), zoals die wet komt te luiden indien het bij koninklijke boodschap van 18 maart 1987 ingediende voorstel van Wet tot herziening van de wetgeving inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, nr. 19 908 tot wet wordt verheven,».

c

In artikel II, onderdeel A, wordt in het tweede lid van de voorgestelde wijziging van artikel 1a «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

d

In artikel II komt onderdeel C te vervallen en worden de onderdelen D en E geletterd C en D.

e

In artikel II, nieuw onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 12a de zinsnede «of tak van beroep» vervangen door: , tak van beroep of openbare dienst.

f

In artikel II, nieuw onderdeel D, wordt in het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel 12b en in de aanhef van het voorgestelde artikel 12c, de aanduiding «artikel 1637ij» telkens vervangen door: artikel 646 van Boek 7.

g

In artikel II, nieuw onderdeel D, komt het derde lid van het voorgestelde artikel 12b te vervallen.

h

In artikel II, nieuw onderdeel D, wordt aan het voorgestelde artikel 12c, onder b, na «de omvang van het pensioen» toegevoegd: , dan wel de omvang van die geldelijke bijdrage voorzover daarmee wordt beoogd de omvang van de pensioenen voor mannen en vrouwen gelijk te trekken of meer met elkaar in overeenstemming te brengen.

i

In artikel II, nieuw onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 12f de aanduiding «artikel 1637ij, zesde lid,» vervangen door: artikel 647 van Boek 7.

j

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt met betrekking tot werknemers wat betreft de opbouw van pensioenaanspraken terug tot en met 17 mei 1990 en met betrekking tot beroepsgenoten tot en met 1 januari 1993.

k

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

De tekst van de artikelen 646 en 647 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag waarop de in artikel I bedoelde wet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 maart 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de negende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1991/92, 1992/93, 1993/94, 1995/96, 1996/97, 1997/98, 22 695.

Handelingen II 1997/98, blz. 2049–2050.

Kamerstukken I 1997/98, 22 695 (131, 131a, 131b, 131c).

Handelingen I 1997/98, blz. 1113–1114.

Naar boven