Besluit van 10 maart 1998, houdende wijziging van het Warenwetbesluit verduurzaamde vruchtenprodukten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 december 1997, nr. GZB/VVB 977302 gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 1, vierde lid, artikel 4, eerste lid, onder a, artikel 6, onder a, artikel 8, onder a, b en c, artikel 12, artikel 13 en artikel 14, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 januari 1998, no. W13.97.0801);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 maart 1998 nr. GZB/VVB 98699, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt het volgende derde lid toegevoegd:

  • 3. Dit besluit is niet van toepassing op in dit besluit bedoelde waren die rechtmatig in het verkeer zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. .

B

Artikel 7, derde lid, vervalt.

C

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Bij vruchtenstroop moet in hetzelfde gezichtsveld als de aanduiding een vermelding zijn aangebracht inzake de in de waar aanwezige hoeveelheid suikers. Een verschil tussen de aldus vermelde hoeveelheid en de daadwerkelijk aanwezige hoeveelheid suikers wordt niet als afwijkend beschouwd indien dat verschil minder bedraagt dan 10% relatief.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het geplaatst wordt, met dien verstande dat een waar die is aangeduid op de voet van artikel 7, derde lid, zoals dat luidde tot de inwerkingtreding van dit besluit, nog verhandeld mag worden tot achttien maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 maart 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de zesentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft Nederland gewezen op het feit dat verduurzaamde vruchtenproducten die in een andere lid-staat van de Europese Unie rechtmatig in het verkeer zijn gebracht, ook in Nederland verhandeld moeten kunnen worden. In verband hiermede wordt bij artikel I, onder A, aan artikel 1 van het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten een derde lid toegevoegd.

Voorts heeft de Commissie de Europese Gemeenschappen Nederland geattendeerd op de strijdigheid van artikel 7, derde lid, en van artikel 16, eerste en derde lid, van het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten, met richtlijn nr. 79/693/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende vruchtenjam of -confituur, -gelei, en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PbEG L 205). In verband daarmee worden die bepalingen bij artikel I, onder B en C, van dit besluit ingetrokken.

In artikel II is de gebruikelijke overgangstermijn voorzien van achttien maanden voor het opgebruiken van oude verpakkingen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1992, 12, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven