Besluit van 17 maart 1998, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de gezondheidszorgpsycholoog (Besluit gezondheidszorgpsycholoog)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 juni 1997, CSZ/BenO-979473;

Gelet op de artikelen 24 en 25 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien de adviezen van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg van september 1995 en van mei 1996;

De Raad van State gehoord (advies van 7 januari 1998, no. W13.97.0384);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 maart 1998, GVM/GGZ/981425;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

b. opleidingsinstelling: een rechtspersoon die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgt;

c. gezondheidszorgpsychologie: psychologie of pedagogiek voor zover het de individuele gezondheidszorg betreft;

d. cursorisch onderwijs: theoretisch en praktisch onderwijs dat aan de opleidingsinstelling wordt gevolgd;

e. supervisiesessie: contact tussen een aspirant-gezondheidszorgpsycholoog en een door de opleidingsinstelling aangewezen supervisor, over de door eerstbedoelde persoon verrichte diagnostiek, indicatiestelling en behandeling, alsmede over andere door die persoon verrichte taken op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie;

f. praktijkopdracht: binnen het cursorische onderwijs verstrekte opdracht die in de praktijk wordt uitgevoerd en tot doel heeft de afstemming tussen theorie en praktijk te bevorderen.

Artikel 2

Om in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen te kunnen worden ingeschreven, is vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het examen ter afsluiting van een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog heeft afgelegd, uitgereikt door een krachtens artikel 6, eerste lid, aangewezen opleidingsinstelling.

§ 2. Opleidingseisen

Artikel 3

  • 1. De opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog bestaat uit ten minste 3600 uren, die als volgt zijn verdeeld:

    a. 810 uren theoretisch en praktisch onderwijs op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie;

    b. 2790 uren werkervaring op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie.

  • 2. Het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onder a, omvat in elk geval psychodiagnostiek, indicatiestelling en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden ten aanzien van de volgende categorieën van personen:

    a. kinderen en jeugdigen;

    b. volwassenen en ouderen.

  • 3. De werkervaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gespreid over ten minste twee jaren en wordt in elk geval opgedaan met het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek, het stellen van indicaties en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden.

Artikel 4

  • 1. Het onderwijs, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, omvat ten minste:

    a. 480 uren cursorisch onderwijs;

    b. 90 uren supervisiesessies;

    c. 240 uren praktijkopdrachten;

  • 2. Het cursorische onderwijs omvat ten minste:

    a. 200 uren psychodiagnostiek, bestaande uit:

    1° psychopathologie, met inbegrip van psychologische aspecten van somatische stoornissen;

    2° methodologie van het diagnostisch redeneerproces;

    3° diagnostische modellen;

    4° meettheorie, psychometrie en testconstructie;

    5° vaardigheid in de toepassing van de belangrijkste diagnostische methoden;

    6° specifieke diagnostische vaardigheden ten behoeve van verschillende leeftijdsgroepen en maatschappelijke groeperingen, waaronder cultuurgebonden problematiek;

    7° reflectie op de diagnostische attitude, met inbegrip van beroepsethische aspecten.

    b. 40 uren indicatiestelling, bestaande uit:

    1° indicaties en contra-indicaties van de onderscheiden psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsvormen;

    2° organisatie van de hulpverlening en maatschappelijke voorzieningen;

    3° rapportage en dossiervorming.

    c. 200 uren behandelingsmethoden, bestaande uit:

    1° toepassing van psychologische en pedagogische technieken en psychotherapeutische deeltechnieken zowel individu- als systeemgericht;

    2° leer- en cognitieve theorieën, psychodynamische theorieën, experiëntiële theorieën, systeemtheorieën en groepsdynamica;

    3° behandelingsplanning;

    4° tot stand brengen en hantering van de behandelingsrelatie;

    5° omgaan met weerstanden;

    6° procesevaluatie;

    7° hanteren van groepsprocessen;

    8° effecten van farmacotherapie;

    9° specifieke therapeutische vaardigheden ten behoeve van verschillende leeftijdsgroepen en maatschappelijke groeperingen, waaronder cultuurgebonden problematiek;

    10° reflectie op de therapeutische attitude, met inbegrip van beroepsethische aspecten.

    d. 40 uren overige beroepsspecifieke vaardigheden, bestaande uit:

    1° methodologie van praktijkonderzoek;

    2° voorlichtingskunde;

    3° didactiek;

    4° werken in teamverband;

    5° interdisciplinaire samenwerking.

Artikel 5

  • 1. Tot de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog worden slechts toegelaten degenen die in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij het doctoraalexamen psychologie, pedagogische wetenschappen of gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde met goed gevolg hebben afgelegd.

  • 2. Voor zover opleidingsonderdelen als bedoeld in het derde lid geen deel uitmaakten van de opleiding die recht geeft op een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, is voor de toelating tot de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog vereist het bezit van een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat zij voor die onderdelen met goed gevolg een proeve van bekwaamheid op doctoraal niveau hebben afgelegd.

  • 3. De opleidingsonderdelen, bedoeld in het tweede lid zijn:

    a. klinische psychologie of orthopedagogiek;

    b. persoonlijkheidsleer;

    c. ontwikkelingspsychologie;

    d. psychopathologie;

    e. neuropsychologie;

    f. diagnostische modellen en processen;

    g. behandelingsmodellen en -strategieën;

    h. organisatie van de gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en jeugdhulpverlening;

    i. juridische aspecten van de hulpverlening;

    j. gespreksvoering, observatie en rapportage;

    k. het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek;

    l. stage van ten minste 520 uren, bestaande uit diagnostiek, indicatiestelling en behandeling.

§ 3. Aanwijzing opleidingsinstellingen

Artikel 6

  • 1. Onze Minister kan, op hun daartoe strekkende verzoek, opleidingsinstellingen aanwijzen die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgen die naar zijn oordeel voldoet aan de artikelen 3 en 4.

  • 2. De aanwijzing geschiedt niet dan nadat Onze Minister de Stichting Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg heeft uitgenodigd haar standpunt ter zake van de voorgenomen aanwijzing kenbaar te maken binnen een door Onze Minister aan te geven termijn en deze termijn is verstreken.

  • 3. Onze Minister kan een aanwijzing intrekken indien de opleidingsinstelling naar zijn oordeel niet meer voldoet aan artikel 7. Met betrekking tot de intrekking van een aanwijzing is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

Artikel 7

Voor aanwijzing komen in aanmerking opleidingsinstellingen waarvan in redelijkheid verwacht mag worden dat zij:

a. de artikelen 3, 4, 5, 8, 9 en 10 zullen naleven;

b. zorg dragen voor een evenwichtige verhouding tussen het theoretische en praktische gedeelte van de opleiding enerzijds en de werkervaring anderzijds;

c. zorg dragen voor het op systematische wijze bewaken en in stand houden van de kwaliteit van de opleiding.

Artikel 8

  • 1. De opleidingsinstelling stelt jaarlijks een plan vast waarin de in de artikelen 3 en 4 omschreven opleidingsonderdelen nader zijn uitgewerkt.

  • 2. Belanghebbenden kunnen het opleidingsplan, desgevraagd, inzien en daarvan afschrift verlangen.

Artikel 9

  • 1. Voor het afnemen van het examen stelt de opleidingsinstelling een examencommissie in.

  • 2. De opleidingsinstelling stelt een opleidings- en examenreglement vast dat in eik geval bepalingen bevat ter zake van:

    a. de onderdelen van het examen en de wijze waarop deze worden afgenomen en beoordeeld;

    b. een procedure bij verschil van mening in de examencommissie over de toe te kennen beoordeling;

    c. een procedure bij verschil van mening tussen de hoofdopleider en de aspirant-gezondheidszorgpsycholoog over de begeleiding tijdens de opleiding;

    d. de behandeling van klachten tegen beslissingen van de examencommissie;

    e. een regeling met betrekking tot het herexamen;

    f. het verlenen van ontheffing van onderdelen van de opleiding.

  • 3. De opleidingsinstelling draagt er zorg voor dat degenen die tot de opleiding zijn toegelaten tijdig kennis kunnen nemen van het reglement, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10

  • 1. De opleidingsinstelling wijst een hoofdopleider aan die verantwoordelijk is voor de opleiding van een persoon die tot de opleiding is toegelaten.

  • 2. De hoofdopleider is gezondheidszorgpsycholoog en heeft gedurende ten minste vijf jaren ingeschreven gestaan:

    a. in het register van klinisch psychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen dan wel in een beroepsbekwaamheidsregister van de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, of

    b. in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen, of

    c. in de onder a en b bedoelde registers gezamenlijk.

§ 4. Behandelingsmethoden

Artikel 11

  • 1. De psychologische behandelingsmethoden, bedoeld in artikel 25 van de wet, houden in:

    a. het ten behoeve van de behandeling tot stand brengen van een relatie met de patiënt door de gezondheidszorgpsycholoog, alsmede het onderhouden van deze relatie;

    b. het bewerkstelligen van gedragsveranderingen die leiden tot vermindering van klachten;

    c. het in contact brengen van de patiënt met diens gevoelens en betekenisverlening;

    d. het beïnvloeden van de positie van de patiënt in de sociale omgeving waarbinnen de stoornis of klacht is ontstaan of die een rol speelt bij het in stand houden ervan;

    e. het met het oog op de klachten van de patiënt begeleiden van diens naaste betrekkingen.

  • 2. De methoden, bedoeld in het eerste lid, zijn gebaseerd op het wetenschapsgebied van de psychologie en de orthopedagogiek en worden steeds toegepast op basis van psychodiagnostiek en indicatiestelling.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gezondheidszorgpsycholoog.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 maart 1998

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, hierna te noemen «de wet», heeft onder meer tot doel het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Daartoe worden in het kader van deze wet onder meer eisen gesteld aan de opleidingen tot beroepen op dat gebied en worden de deskundigheidsgebieden van de betrokken beroepsbeoefenaren omschreven. Voor beoefenaren van een in artikel 3 van de wet genoemd beroep geldt dat het voldoen aan de gestelde opleidingseisen een voorwaarde is voor registratie.

De onderhavige algemene maatregel van bestuur behelst, ter uitvoering van artikel 24 van de wet, de opleidingseisen waaraan moet zijn voldaan om in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen te kunnen worden ingeschreven. Tevens behelst deze maatregel, ter uitvoering van artikel 25 van de wet, de behandelingsmethoden die tot het deskundigheidsgebied van de gezondheidszorgpsycholoog worden gerekend.

De opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog zal een postdoctorale opleiding worden, volgend op de universitaire opleiding in de psychologie, de pedagogische wetenschappen of de gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde. De opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog zal erop gericht zijn dat de betrokkene na voltooiing van de opleiding zelfstandig werkzaam kan zijn in alle sectoren van de individuele geestelijke gezondheidszorg, maar ook in andere sectoren van de individuele gezondheidszorg. Hij zal zich bezig houden met allerlei soorten gezondheidsproblemen, zoals psychische stoornissen, problemen in de levenssfeer en problemen als gevolg van lichamelijke ziekte of invaliditeit. Het gaat daarbij om het leren toepassen van psychologische en pedagogische kennis en vaardigheden bij het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek, waaronder het classificeren van stoornissen, het stellen van indicaties en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden.

Leidraad bij het formuleren van de in dit besluit opgenomen opleidingseisen was de nota «Deskundigheidsomschrijving en opleidingsvereisten gezondheidszorgpsycholoog» van het Coördinerend Orgaan Nascholing en Opleiding in de geestelijke gezondheidszorg (CONO). Die nota is opgesteld door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) gezamenlijk.

De opleidingseisen die in dit besluit zijn vastgelegd, vormen een minimum waaraan beroepsbeoefenaren moeten voldoen om voor registratie als gezondheidszorgpsycholoog in aanmerking te komen. Alleen instellingen die een opleiding bieden die voldoet aan de eisen die ter zake worden gesteld in het onderhavige besluit, komen in aanmerking voor aanwijzing door de minister als opleidingsinstelling die een diploma uitreikt dat aanspraak geeft op inschrijving in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen.

Alvorens een beslissing over een aanwijzing van een opleidingsinstelling te nemen, wordt het CONO gehoord. In de praktijk zal het zo gaan dat het CONO de CONO-kamer Gezondheidszorgpsycholoog zal vragen een verslag hierover op te stellen, welk verslag door het CONO aan de minister wordt aangeboden. Deze opzet garandeert een betrokkenheid van alle bij de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog betrokken partijen (overige beroepsgroepen, instellingen, verzekeraars).

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1

Met betrekking tot het begrip supervisiesessie wordt opgemerkt dat zo'n sessie in de praktijk gemiddeld 45 minuten duurt.

Artikel 2

Dit artikel stelt dat personen slechts in het register van gezondheidszorgpsychologen kunnen worden ingeschreven als zij in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij met goed gevolg het examen ter afsluiting van de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog hebben afgelegd. Om een adequaat niveau van functioneren van een beginnend gezondheidszorgpsycholoog te garanderen, is noodzakelijk dat toetsing van de kennis en vaardigheden door middel van een examen plaatsvindt.

De onderdelen die worden getoetst en de wijze waarop dit geschiedt, worden in dit besluit niet nader gespecificeerd. Binnen het wettelijke kader mag een opleidingsinstelling zelf bepalen hoe het examen wordt ingevuld. Ook de vorm van het examen wordt niet voorgeschreven. Een examen kan dus een eenmalige toetsing aan het einde van de opleiding zijn, maar kan ook bestaan uit meerdere toetsmomenten in de loop der jaren.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog bestaat uit ten minste 810 uren theoretisch en praktisch onderwijs en ten minste 2790 uren werkervaring op het gebied van de gezonheidszorgpsychologie. Bij de formulering van deze opleidingseisen is ervan uitgegaan dat de opleiding voltijds zal zijn en in een periode van twee jaren voltooid zal kunnen worden.

Artikel 4

De opsomming in artikel 4 van de onderwerpen die in het cursorische onderwijs aan de orde moeten komen, is goeddeels overgenomen uit de nota «Deskundigheidsomschrijving en opleidingsvereisten gezondheidszorgpsycholoog» van het CONO. Enkele onderwerpen zijn samengenomen om onnodige overlap tussen onderdelen weg te nemen. Toegevoegd zijn twee onderdelen inzake specifieke diagnostische (tweede lid, onder a) en therapeutische (tweede lid, onder c) vaardigheden ten behoeve van problemen van verschillende leeftijdsgroepen en maatschappelijke groeperingen, waaronder cultuurgebonden problematiek. De reden daarvoor is dat de gezondheidszorgpsycholoog in de beroepsuitoefening te maken krijgt met patiënten die niet alleen een verschillend klachtenpatroon hebben, maar ook verschillen in leeftijd en maatschappelijk of culturele achtergrond. Uitgangspunt daarbij is dat de aspirant-gezondheidszorgpsycholoog leert de patiënt als een uniek individu te beschouwen en onbevooroordeeld en begrijpend om te gaan met alle individuele kenmerken van de patiënt.

Gedurende de supervisiesessies wordt door de supervisor nadrukkelijk aandacht besteed aan technische en theoretische kennis en vaardigheden van de betrokken kandidaat, diens professionele houding jegens de patiënt en zijn naaste betrekkingen, alsmede aan vraagstukken van beroepsethische aard.

Artikel 5

De in het eerste lid vastgelegde voorwaarde dat de vooropleiding van universitair niveau is, heeft te maken met het postdoctorale karakter van de opleiding. In aanmerking komen de diploma's van het doctoraal examen psychologie, pedagogische wetenschappen of gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde.

Voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog is het van belang dat de betrokkene voldoende kennis heeft van een aantal basisvakken. Deze vakken zijn evenwel niet altijd opgenomen in de betrokken doctoraalopleidingen. Het tweede lid van dit artikel houdt in dat, indien een of meer van deze vakken in de doctoraalopleiding ontbreken, de betrokkene een bewijs dient te overleggen dat hij inzake de desbetreffende vakken niettemin de vereiste kennis heeft vergaard.

Artikel 6

Opleidingsinstellingen die gezondheidszorgpsychologen willen afleveren die in aanmerking komen voor inschrijving in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen, kunnen dat doel alleen bereiken indien zij door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn aangewezen. Zij dienen zich daarvoor bij de minister te melden. De minister toetst of de geboden opleiding voldoet aan de eisen die zijn neergelegd in de artikelen 3 en 4 van het onderhavige besluit. Aangezien het ministerie van VWS niet de kennis in huis heeft die nodig is om een afgerond beeld van de desbetreffende opleidingsinstelling te verkrijgen, is in het onderhavige artikel bepaald dat de minister, alvorens te beslissen, de organisatie hoort die de desbetreffende kennis wel bezit, te weten het CONO. Zodra een opleidingsinstelling in het bezit is van een aanwijzing, valt zij ingevolge artikel 86 van de wet onder het toezicht van de inspectie voor de volksgezondheid.

Artikel 7

In dit artikel zijn de criteria neergelegd voor de aanwijzing van opleidingsinstellingen. In aanmerking voor aanwijzing komen instellingen waarvan naar het oordeel van de minister verwacht mag worden dat zij aspirant-gezondheidszorgpsychologen afleveren die voldoen aan de in dit besluit geformuleerde vereisten, maar ook dat zij aan de eisen voldoen die met de organisatorische kant van de opleiding te maken hebben.

Artikel 8

Dit artikel bepaalt dat een opleidingsinstelling, om in aanmerking te komen voor een aanwijzing krachtens artikel 6, een opleidingsplan moet vaststellen. Het opleidingsplan biedt zowel de opleidingsinstelling als de gezondheidszorgpsycholoog-in-opleiding duidelijkheid omtrent structuur, vorm en inhoud van het onderwijs.

Artikel 9

Dit artikel houdt in dat een opleidingsinstelling die in aanmerking wenst te komen voor een aanwijzing krachtens artikel 6, moet beschikken over een examencommissie en een opleidings- en examenreglement. De bepalingen in dit artikel zijn van procedurele aard.

Artikel 10

De gezondheidszorgpsycholoog-in-opleiding heeft in de hoofdopleider gedurende de hele opleiding een direct aanspreekbare en verantwoordelijkheid voor de opleiding dragende persoon.

Ingevolge het tweede lid van dit artikel dient de hoofdopleider gezondheidszorgpsycholoog te zijn, dat wil zeggen dat hij ingeschreven moet zijn in het BIG-register van gezondheidszorgpsychologen. Voorts wordt de eis gesteld dat hij ten minste vijf jaar geregistreerd moet zijn geweest. Daarvoor zijn drie modaliteiten opgenomen: hetzij ten minste vijf jaar in het register van klinisch psychologen van het NIP of een beroepsbekwaamheidsregister van de NVO, hetzij ten minste vijf jaar in het krachtens de Wet BIG ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen, hetzij ten minste in totaal vijf jaar in meer dan één van de hierbedoelde registers.

Artikel 11

In dit artikel wordt het deskundigheidsgebied van de gezondheidszorgpsycholoog, zoals dat in artikel 25 van de wet is omschreven, nader ingevuld. De behandelingsmethoden, bedoeld in artikel 25 van de wet, bestaan uit psychologische, orthopedagogische en deels ook psychotherapeutische behandelingsvormen bij somatische en psychische stoornissen en problemen, bij somatisch lijden en verstandelijke handicaps en bij problematische interacties. In het advies van de Raad BIG van mei 1996, nr. B6/'96, «Psychotherapeut, advies over de te stellen opleidingseisen en de deskundigheid van de psychotherapeut ex Wet BIG», gaat de Raad in op het deskundigheidsgebied van de gezondheidszorgpsycholoog in relatie tot de psychotherapeut. De Raad concludeert dat er verschillen en overlappingen bestaan tussen het deskundigheidsgebied van de gezondheidszorgpsycholoog en van de psychotherapeut.

Zij hebben gemeenschappelijk dat het gaat om enigerlei vorm van methodisch toegepaste, op het wetenschapsgebied van de psychologie, gebaseerde hulp van professionele aard aan personen met psychische problemen.

Waar het gaat om verschillen in deskundigheidsgebied moet, aldus de Raad, een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds diagnostiek, anderzijds behandeling:

* de gezondheidszorgpsycholoog is geschoold met betrekking tot de diagnostiek van het gehele psychologische domein. Hij gebruikt daarvoor onder andere de methoden van tests, observatie en interview. De diagnostische scholing van de psychotherapeut is gericht op intake en indicatiestelling ten behoeve van het toepassen van psychotherapeutische behandelingsmethoden.

* Het repertoire van de behandelingsmethoden van de gezondheidszorgpsycholoog is breed en divers. Hiertoe worden gerekend: advisering, begeleiding, directieve therapie, gesprekstherapie en spelbegeleiding, systeembegeleiding, mediatie-therapie, vaardigheidstrainingen, begeleiding van andere beroepsbeoefenaren, methodisch groepswerk, bevordering van het leefklimaat en casemanagement. Een onderdeel daarvan is bovendien de toepassing van psychotherapeutische behandelingsmethoden.

* De psychotherapeut heeft zich primair verdiept in de psychotherapie en hanteert daarbij een of meerdere theoretisch-wetenschappelijk gefundeerde psychotherapeutische behandelingsmethoden.

De hierboven genoemde verschillen hangen samen met verschillen in de opleiding. Zo verschillen bijvoorbeeld de aantallen uren en de inhoud van de supervisie en zijn er verschillen in vereiste praktijkervaring en praktijkduur. Voorst verschilt de totale opleidingsduur: deze is voor gezondheidszorgpsychologen twee jaar op full-time basis en ten minste vier jaar (part-time) voor de psychotherapeut.

Het onderscheid tussen het deskundigheidsgebied van de twee beroepen is weergegeven door in het tweede lid van het onderhavige artikel te stellen dat de methoden, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd zijn op het wetenschapsgebied van de psychologie en de orthopedagogiek en steeds toegepast worden op basis van psychodiagnostiek en indicatiestelling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 april 1998, nr. 70.

Naar boven