Besluit van 7 februari 1998, houdende wijziging van het Formatiebesluit W.V.O. in verband met samenvoeging en verhoging van opslagpercentages arbeidsduurverkorting en wegens opneming opslagpercentage in verband met personeelsbeleid voor oudere personeelsleden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 22 december 1997, nr. 1997/40005 (3719), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 84, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 30 januari 1998, No. W05.98.0006);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 6 februari 1998, nr. 1998/5871 (3719), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING FORMATIEBESLUIT W.V.O.

In het Formatiebesluit W.V.O.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht;

1. De in het eerste lid, onder a, b en c, genoemde percentages worden vervangen door respectievelijk 6,76%, 7,81% en 4,97%.

2. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidend:

  • 4. Behalve de in artikel 84, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedoelde opslagen en die van het derde lid van dit artikel, wordt in verband met personeelsbeleid voor oudere personeelsleden de omvang van de formatie verhoogd met:

    a. voor de directie: 1,70 % van het met toepassing van artikel 3, eerste en tweede lid, berekende aantal formatieplaatsen,

    b. voor de leraren: 1,70 % van het met toepassing van artikel 2, artikel 3, eerste en derde lid, alsmede het derde lid van dit artikel, berekende aantal formatieplaatsen, en

    c. voor het onderwijsondersteunend personeel: 1,70 % van het met toepassing van artikel 3, eerste en vierde lid, berekende aantal formatieplaatsen.

B

Artikel 5 vervalt.

C

In artikel 7, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 4 en 5» vervangen door: artikel 4.

D

In de inhoudsopgave vervalt de aanduiding van artikel 5.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 februari 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit werkt in het Formatiebesluit W.V.O. een aantal maatregelen uit die voortvloeien uit de CAO sector O&W 1996/1998 en het akkoord inzake «De jaren tellen» dat in juni 1997 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Centrales voor Overheid- en Onderwijspersoneel en de Werkgeversorganisaties is gesloten over leeftijdsbewust personeelsbeleid en de vermindering van de regels voor wachtgelden in het onderwijs. Het is de bedoeling dat dit wijzigingsbesluit in werking treedt met ingang van 1 augustus 1998.

Een van de maatregelen is de vertaling van de arbeidsduurverkorting gedurende de loopbaan (tot uitdrukking gebracht door een verlaging van de normjaartaak van 1710 uur naar 1659 uur) in een verhoging van de formatieve herbezettingsruimte. Deze verhoging komt overeen met een opslagpercentage dat voor de directie en het onderwijsondersteunend personeel 1,5 is, en voor de leraren 2,55. Overleg op decentraal niveau moet ertoe leiden dat leraren de keuzemogelijkheid krijgen om deze formatieve herbezettingsruimte aan te wenden in de vorm van sabbats- dan wel seniorenverlof of arbeidsduurverkorting op jaarbasis.

Over de voormalige opslagen in het Formatiebesluit W.V.O. in verband met arbeidsduurverkorting voor de verschillende personeelscategorieën wordt het volgende opgemerkt. Deze opslagen werden deels onvoorwaardelijk toegekend (artikel 4, eerste lid, en artikel 5, tweede juncto derde lid van het Formatiebesluit) en deels voorwaardelijk (artikel 5, tweede juncto vijfde lid, van het Formatiebesluit). Om het voorwaardelijk deel toegekend te krijgen, golden voorwaarden ten aanzien van de benoeming of het voorkomen van wachtgelders. Met het oog op de vermindering van regels ten aanzien van wachtgelden zijn deze voorwaarden vervallen. De bestaande opslagen konden daardoor worden samengevoegd en worden vermeerderd met de nieuwe opslagpercentages, hetgeen resulteert in de nu in het eerste lid van artikel 4 van het Formatiebesluit onder a, b en c opgenomen percentages.

Een andere maatregel is de introductie van een opslag in verband met het voeren van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Deze opslag is voor alle personeelscategorieën gesteld op 1,70%. In het accoord met de personeels- en besturenorganisaties inzake «De jaren tellen» is afgesproken om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te verbeteren, opdat waardevolle kennis en ervaring blijvend ingezet kunnen worden. Om de scholen in de gelegenheid te stellen daarvoor maatwerk te verrichten, vervalt nu ook de centrale uitvoering van de Bapo-regeling en worden daarnaast extra middelen aan de scholen verstrekt.

2. Uitvoeringsgevolgen

Deze wijzigingen van het Formatiebesluit W.V.O. brengen voor de uitvoeringsorganisatie geen uitvoeringslasten met zich, behoudens een tijdelijke taakverzwaring in verband met de overgang van de voorheen bestaande individuele zo genaamde Bapo-toewijzingen naar de in het besluit geregelde algemene opslag seniorenbudget, welke overgang in bepaalde gevallen aanleiding zou kunnen geven tot toekenning van een aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a van de WVO.

3. Financiële gevolgen

Een van de maatregelen voortvloeiend uit de CAO sector O&W 1993–95 was de bevordering arbeidsparticipatie ouderen, de zo genaamde Bapo-regeling. In het kader van «De jaren tellen» is overeengekomen de uitvoering van deze regeling te decentraliseren. Tezamen met het budget schoolspecifiek lerarenbeleid uit de CAO 1993–95, het budget seniorenbeleid uit de CAO 1996–98 en een deel van de geraamde vrijval van middelen ten gevolge van de versobering van het bovenwettelijke traject van het BWOO, wordt de opslag «seniorenbudget» gevormd en normatief toegekend aan de scholen.

Het opslagpercentage seniorenbudget wordt net als de ADV berekend over de zo genaamde basisformatie van de onderscheiden personeelscategorieën en uitgedrukt in een percentage daarvan.

De financiële gevolgen van dit besluit omvatten voor het resterende deel van 1998 f 94,9 miljoen, voor 1999 f 299,5 miljoen, voor 2000 f 301 miljoen en vervolgens op jaarbasis f 303,2 miljoen.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 4)

De wijzigingen van het eerste lid voorzien in verhoging van de onder a, b en c, genoemde percentages.

Het nieuwe vierde lid regelt een extra opslag: die voor personeelsbeleid voor ouderen. Voor alle personeelscategorieën geldt eenzelfde percentage.

De verwijzing naar het derde lid geeft aan dat de opslag voor ouderenbeleid, evenals die voor ADV en fricties, wordt berekend over een formatie-omvang waarin het schoolprofielbudget is opgenomen wat de leraren betreft.

Artikel I, onderdeel B (artikel 5)

Artikel 5 kan vervallen nu de ADV-opslag is verwerkt in artikel 4.

Artikel II

Regeling van het tijdstip van inwerkingtreding bij koninklijk besluit houdt verband met de voorhangbepaling in artikel 84, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1993, 430, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 februari 1998, Stb. 117.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven