Besluit van 6 maart 1998 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering in verband met het regelen van de aanspraak op zorg door een sociaal pedagogische dienst

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 1997, VPZ/VU-974712, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 6, eerste lid, 8, tweede lid, en 45, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 3 februari 1998, no. W13.98.005);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 februari 1998, VPZ/VU-98687, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering1 wordt gewijzigd als volgt:

A. In artikel 20, derde lid, wordt «dertien» vervangen door: twaalf.

B. Na artikel 25 wordt een artikel 25a opgenomen, luidende als volgt:

Artikel 25a

  • 1. Zorg te verlenen door een sociaal pedagogische dienst omvat ambulante begeleiding van verstandelijk gehandicapten gericht op het ontwikkelen en behouden van vaardigheden, het bevorderen van de sociale redzaamheid en zelfstandigheid of het bevorderen van de maatschappelijke participatie en integratie.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de omvang van en de voorwaarden voor het tot gelding brengen van de aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid.

C. Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

  • 1. Voor de toepassing van de wet wordt een instelling die zorg verleent als bedoeld in de artikelen 20d en 26 als toegelaten aangemerkt.

  • 2. Ten aanzien van instellingen die zorg verlenen als bedoeld in artikel 20d is artikel 45, eerste lid, van de wet niet van toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 maart 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De nota «De perken te buiten» bevat een meerjarenprogramma intersectoraal gehandicaptenbeleid 1995–1998 (kamerstukken II 1994/95, 24 170, nrs. 1–2).

Een onderdeel van dat programma is het reduceren van het aantal op grond van artikel 39, derde lid, onder h, van de Wet financiering volksverzekeringen (Wfv) door de Ziekenfondsraad (Zfr) vastgestelde subsidieregelingen voor zogenoemde pseudoverstrekkingen alsmede het verder ordenen van de verstrekkingensystematiek. In dat kader is ook de zorg die verleend wordt door de sociaal pedagogische diensten (SPD'en) aan de orde gesteld. Deze zorg wordt sinds 1 januari 1989 gesubsidieerd uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. In de brief van 16 december 1996 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II 24 170, 1996/97, nr. 21) zijn in het kader van de actualisering van het hiervoor genoemde meerjarenprogramma de verdere voornemens met betrekking tot de SPD'en aangegeven. In die brief is het voornemen geuit om per 1 januari 1998, onder strikte voorwaarden van kostenbeheersing en budgettaire neutraliteit, een aantal taken van de SPD'en in het aansprakenpakket op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) onder te brengen. Bij brief van 3 april 1997, kenmerk: VPZ-971013, is over de uitvoeringsaspecten daarvan het oordeel van de Zfr gevraagd. Tevens is bij brief van 3 april 1997, kenmerk: VPZ/VU-971013, aan het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG) gevraagd om richtlijnen te ontwerpen voor de bekostiging van de onder de AWBZ-aanspraak brengen van taken van de SPD'en, zodanig dat er sprake zal zijn van budgettaire neutraliteit.

De Zfr heeft op 26 juni 1997 (uitgave Ziekenfondsraad 1997, nr. 752) gerapporteerd.

De Zfr geeft in zijn rapport aan dat de ten behoeve van verstandelijk gehandicapten verrichte werkzaamheden door de SPD'en kunnen worden onderscheiden in winkel- en in zorgtaken. Onder winkeltaken wordt verstaan het bieden van voorlichting en informatie, advisering en ondersteuning. Onder zorgtaken wordt verstaan ambulante begeleiding die op dit moment bestaat uit begeleid zelfstandig wonen, vroeghulp en praktische pedagogische gezinsbegeleiding.

Daarnaast bieden SPD'en nog de voorziening consulentschap gespecialiseerd jeugd- en volwassenenwerk en begeleiding bij arbeidsintegratie.

De Zfr komt in zijn rapport tot de conclusie dat het mogelijk is om per 1 januari 1998 de zorgtaken van SPD'en in het AWBZ-pakket onder te brengen. De Zfr is van mening dat de winkeltaken niet passen in de AWBZ-aanspraken, aangezien deze taken niet alleen worden uitgevoerd ten behoeve van verstandelijk gehandicapten, maar ook ten behoeve van personen bij wie een verstandelijke handicap wordt verondersteld. Bij deze taken hoeft vaststelling van de verstandelijke handicap dus nog niet plaats te hebben gevonden. Anders dan bij de zorgtaken, waarbij slechts zorg wordt verleend aan geïndiceerde personen, is indicatiestelling bij de winkeltaken dus niet aan de orde. De taken liggen voorts ook deels op het terrein van verwijzing naar speciaal onderwijs en begeleiding bij de sociale werkvoorziening. Deze taken en het genoemde consulentschap zullen gesubsidieerd blijven op grond van artikel 39, derde lid, onder h, van de Wfv.

De Zfr is van mening dat de splitsing van de SPD-functie in een verstrekkings- en een subsidiedeel op een budgettair neutrale wijze gestalte kan krijgen. De splitsing in een verstrekkings- en een subsidiedeel leidt immers niet tot nieuwe taken voor de SPD'en. Wel wijst de Zfr er op dat de gelden die worden besteed aan zorgtaken in verhouding tot de gelden die aan winkeltaken worden besteed, per SPD verschillen. Bij de ene SPD ligt het accent meer op de winkeltaken, bij de andere SPD op de zorgtaken. De Zfr acht het dan ook van belang dat 1998 een overgangsjaar wordt, waarin gekomen wordt tot een evenredige verdeling van de gelden over de taken. Gedurende dat overgangsjaar acht de Zfr het gewenst dat de subsidieregeling voor substitutie van kracht zal blijven. Op basis van substitutie kunnen in 1998 gelden voor de zorgtaken bestemd worden voor de winkeltaken. Ook moet het naar de mening van de Zfr in 1998 mogelijk zijn om op basis van subsidiegelden zorgtaken te verrichten.

Het COTG heeft bij brief van 16 mei 1997, kenmerk: GV/dvs/III/97/120, meegedeeld dat voor de voorbereiding van de uitwerking en vaststelling van de gevraagde richtlijnen nodig is dat aangegeven wordt wat het macrobudget is voor de zorgtaken die onder de AWBZ zullen worden gebracht. In verband hiermee heb ik mij gewend tot de Somma. De Somma is de landelijke vereniging van instellingen voor maatschappelijke dienstverlening aan mensen met een verstandelijke handicap.

De Somma heeft bij brief van 10 september 1997, kenmerk: GC/if/K.I.10/1105, meegedeeld dat de kosten, die met de gesubsidieerde zorg- en winkeltaken van de SPD'en gemoeid zijn, in 1997 ongeveer f 105 miljoen bedragen. De Somma schat dat bij de verdeling van de gelden over de nieuwe subsidieregeling en over de nieuwe wettelijke aanspraak uitgegaan moet worden van een verhouding van 60% van de gelden voor de subsidieregeling (winkeltaken) en 40% van de gelden voor de aanspraak (zorgtaken). Bij brief van 4 november 1997, kenmerk: DGB/OAG-975880, is deze verdeling door mij onderschreven en aan het COTG kenbaar gemaakt.

De Somma heeft in vorenvermelde brief, net als de Zfr, aangegeven dat in de huidige situatie de omvang van de winkeltaken, respectievelijk van de zorgtaken, per SPD kunnen verschillen. Omwille van de continuïteit van zorg wordt daarom wenselijk geacht dat SPD'en op een verantwoorde en evenwichtige wijze naar de landelijk geldende omvang van de aanspraak versus subsidie kunnen toegroeien. De Somma onderschrijft daarbij nadrukkelijk de door de Zfr gestelde voorwaarde dat splitsen in een aansprakendeel en een subsidiedeel alleen kan plaatsvinden als er in 1998 nog sprake is van een gesubsidieerde substitutieregeling binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg.

Met het onderhavige besluit wordt uitvoering gegeven aan het voornemen de zorgtaken die worden verleend door SPD'en in het AWBZ-pakket op te nemen. Afgezien is echter van het streven naar invoering per 1 januari 1998. In plaats daarvan wordt invoering per 1 januari 1999 voorgestaan. Dit uitstel heb ik in mijn brief van 9 september 1997, kenmerk: DGB/OAG-975234, aan de vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld. In die brief is voorts aangekondigd dat deze maatregel via een aparte algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld en dat er zorg voor zal worden gedragen dat publicatie daarvan in het Staatsblad in februari 1998 plaatsvindt.

Een effect van het uitstel is dat langs die weg 1998, net als door de Zfr voorgesteld en door de Somma onderschreven, een overgangsjaar kan worden, waarin wordt bereikt dat de omvang van de zorgtaken ten opzichte van de winkeltaken van de diverse SPD'en op een verantwoorde en evenwichtige wijze naar elkaar kunnen toegroeien.

SPD'en zijn regionaal werkende organisaties met, per SPD, een afzonderlijk regionaal werkgebied. De SPD'en liggen dusdanig gelijkmatig verspreid over Nederland dat er geen behoefte is aan nieuwe SPD'en. Met ingang van 1 januari 1999 zal er een regeling voor behoefte en spreiding op grond van artikel 8b, onder b, van de AWBZ getroffen worden. SPD'en zullen, bij hun verzoek om toelating, aan deze regeling worden getoetst.

De taken die gesubsidieerd blijven, zullen op de gebruikelijke wijze worden gecontinueerd op basis van een door de Zfr vast te stellen subsidieregeling.

2. Artikelen

Artikel I

A en C

Deze aanpassingen betreffen correcties van misslagen.

B

Met de toevoeging van een nieuw artikel 25a, eerste lid, aan het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering zijn de zorgtaken die verleend worden door SPD'en als aanspraak geregeld. De zorg betreft ambulante begeleiding van verstandelijk gehandicapten gericht op het ontwikkelen en behouden van vaardigheden, het bevorderen van de sociale redzaamheid en zelfstandigheid of het bevorderen van de maatschappelijke participatie en integratie.

De begeleiding zoals die thans door SPD'en wordt verleend, betreft begeleiding bij zelfstandig wonen, praktische pedagogische gezinsbegeleiding en vroeghulp. De verzekerde heeft alleen recht op deze zorg indien vastgesteld is dat hij daarvoor geïndiceerd is.

De begeleiding kan ook strekken tot het adviseren en ondersteunen van ouders of gezin bij problemen welke samenhangen met het hebben of verzorgen van een verstandelijk gehandicapt kind.

Onder de subsidieregeling waren er SPD'en die hun zorgtaken lieten uitvoeren door andere zorgaanbieders. Dit is op basis van de omschrijving in artikel 25a, eerste lid, nog steeds mogelijk. De toegelaten SPD'en kunnen onder hun verantwoordelijkheid zorgtaken voor rekening van de AWBZ-verzekering door een andere zorgaanbieder laten uitvoeren.

Omdat het hier gaat om een nieuwe aanspraak, is in het tweede lid van artikel 25a bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regelen kunnen worden gesteld met betrekking tot de omvang van en de voorwaarden voor het tot gelding van de aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid. Zonodig kan in de toekomst van deze bevoegdheid gebruik gemaakt worden.

Artikel II

Het streven is erop gericht de met dit besluit geregelde maatregel met ingang van 1 januari 1999 van kracht te laten worden. Ingevolge artikel 6, achtste lid, van de AWBZ moeten wijzigingen van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering aan de beide Kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd. Dergelijke wijzigingen treden in werking op een tijdstip dat, nadat dertig dagen na de overlegging zijn verstreken, bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in de algemene maatregel van bestuur geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. Gelet op de wettelijk bepaalde voorhangprocedure is de datum van 1 januari 1999 niet in deze bepaling geregeld, maar is bepaald dat het besluit in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1993, 26, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1997, Stb. 530.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 april 1998, nr. 70.

Naar boven