Besluit van 6 maart 1998, houdende wijziging van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart (technische wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 december 1997, nr DGG/J-97010430, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, gedaan na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 19, 22, tweede lid, 23, vierde lid, en 58, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 januari 1998, nr. W09.97.0778);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 maart 1998, nr. DGG/J-98002009, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit vaarbewijzen binnenvaart1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. onderdeel a vervalt;

2. de onderdelen b tot en met l worden verletterd tot a tot en met k.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De aanvrager die op grond van omstandigheden, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Binnenschepenwet, om afgifte van een vaarbewijs verzoekt, dient die omstandigheden aannemelijk te hebben gemaakt ter beoordeling van de Directeur-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en zijn aanvraag uiterlijk 1 oktober 1983 te hebben ingediend.

  • 2. Hij dient tevens de bescheiden te hebben overgelegd, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder c, d en e, en een eigen verklaring indien hij op het moment van de aanvraag 65 jaar of ouder was.

C

In artikel 7, eerste lid, onderdeel d, artikel 15, artikel 18, tweede lid, en artikel 19, eerste en tweede lid, wordt «de Directeur-Generaal» telkens vervangen door: Onze Minister.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 maart 1998

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

In verband met een reorganisatie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken met ingang van 1 mei 1997 opgegaan in het nieuwe Directoraat-Generaal Goederenvervoer.

In het Besluit vaarbewijzen binnenvaart wordt op een aantal plaatsen de Directeur-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken genoemd. Aangezien de functie van Directeur-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken is opgehouden te bestaan, dient de vermelding van deze functionaris te worden gewijzigd. Het is niet noodzakelijk of wenselijk deze vermelding te vervangen door die van Directeur-Generaal Goederenvervoer. Door deze taken formeel toe te kennen aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, kan de feitelijke uitoefening van deze taken worden geregeld in de desbetreffende mandaatregeling en is bij eventuele reorganisaties of wijziging van benamingen van departementsonderdelen in de toekomst geen wijziging noodzakelijk.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt bij de wijziging van artikel 5. Dit artikel betreft een situatie in het verleden, die nog steeds relevant is, aangezien nog met enige regelmaat een verzoek wordt gedaan tot toepassing van de overgangsregeling van artikel 55 van de Binnenschepenwet. Voor een succesvol beroep is een van de vereisten dat in het verleden is voldaan aan artikel 5 van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart. Destijds zijn de in die bepaling genoemde aanvragen beoordeeld door of namens de Directeur-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, zodat in het eerste lid van die bepaling – die uitsluitend op het verleden betrekking heeft – de vermelding van de destijds bestaande functie gehandhaafd is. Om duidelijk te maken dat artikel 5 een situatie in het verleden betreft, is de formulering van artikel 5 daarop afgestemd.

Het besluit heeft terugwerkende kracht tot en met de datum met ingang waarvan het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken is opgehouden te bestaan.

Ter uitvoering van artikel 58, tweede lid, van de Binnenschepenwet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de nota van toelichting) bekendgemaakt in de Staatscourant van 24 september 1997 (nr. 183). Van deze bekendmaking is mededeling gedaan aan de Staten-Generaal. Deze bekendmaking heeft niet geleid tot het maken van opmerkingen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Stb. 1982, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 oktober 1997, Stb. 512.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 april 1998, nr. 70.

Naar boven